Onvolledig beeld van de vraag naar zorg voor jeugd met kopzorgen

16/10/2007 16:31



Algemene Rekenkamer



Veel jeugdigen die speciale zorg nodig hebben, krijgen deze niet op tijd in de juiste vorm. Dit komt doordat het zorgaanbod, ingekocht door zorgkantoren en provincies, onvoldoende aansluit op de zorgvraag van de jeugdigen en ontwikkelingen daarin. De Algemene Rekenkamer vindt dat de jeugdige daarbij centraal moet staan.

Dat concludeert de Algemene Rekenkamer in het op 16 oktober gepubliceerde onderzoek Kopzorgen, een onderzoek naar jeugdigen met een lichte verstandelijke handicap en/of psychi(atr)ische problemen. De ministers voor Jeugd en Gezin en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zouden betere voorwaarden moeten scheppen om jeugdigen de zorg te laten krijgen waar ze recht op hebben. Volgens de Algemene Rekenkamer moeten de zorgkantoren en provincies over gefundeerde en actuele informatie beschikken, zodat duidelijk wordt wat écht nodig is voor deze jeugdigen. Zonder passende en tijdige zorg is het risico namelijk groot dat de problemen escaleren.

De Algemene Rekenkamer heeft de jeugdzorg voor jeugdigen met een lichte verstandelijke handicap en/of met psychi(atri)sche problemen onderzocht. Het is door afbakeningsproblemen onduidelijk hoe groot de groepen zijn en wat hun zorgvragen zijn. Een greep uit beschikbare cijfers: van de 4 miljoen jeugdigen in 2006 heeft naar schatting 6% (200.000) tussen 0 en 23 jaar psychische problemen. Van deze groep zijn 80.000 in zorg en 18.600 wachten op zorg (op 31-12-2006). Ongeveer 9% van de jeugd heeft een lichte verstandelijke handicap en is beperkt sociaal redzaam (350.000). Van deze groep zitten 6.000 in zorg (0-20 jaar, 2003) , terwijl 1500 van hen wachten (5-18 jaar, april 2006). In hoeverre deze groepen samenvallen is onbekend. De zorgkosten voor deze groepen zijn niet volledig duidelijk, maar bedragen minimaal 677 miljoen euro per jaar in 2006. Zorg voor jeugdigen met een lichte verstandelijke handicap en geestelijke gezondheidszorg wordt geregeld door de Algemene Wet Bijzondere Zieketekosten (AWBZ). Zorg voor jeugdigen met opgroei- en opvoedproblemen valt onder de Wet op de jeugdzorg (Wjz). In de AWBZ en de Wjz is bepaald dat voldoende zorg moet worden ingekocht door de zorgkantoren (AWBZ) en de provincies (Wjz).

De Algemene Rekenkamer heeft drie belangrijke verklaringen gevonden voor de gebrekkige aansluiting van het zorgaanbod op de vraag: een onvolledig beeld van de vraag, er is geen structurele afstemming tussen zorgsectoren en er is een gebrek aan doorstroming en aan vervolgzorg.

Onvolledig beeld van de vraag
Het is onvoldoende bekend hoe de behoefte aan jeugdzorg (voor lichte verstandelijke handicap en/of psychi(atri)sche problemen) zich ontwikkelt; de zorgkantoren en provincies hebben geen volledige informatie ter beschikking en analyseren de zorgvraag niet objectief, integraal en onafhankelijk in hun regio om prognoses te maken. Inkoop gebeurt meestal uitsluitend op basis van informatie van zorgaanbieders. De Algemene Rekenkamer beveelt aan dat de ministers onderzoek doen naar de maatschappelijke, demografische en epidemiologische ontwikkelingen in de vraag naar zorg van de jeugdigen, om zo de zorgkantoren en provincies te stimuleren.

Geen structurele afstemming tussen zorgsectoren
Jeugdigen met complexe problematiek die behoefte hebben aan zorg vanuit verschillende disciplines vallen vaak buiten de boot of moeten te lang wachten. Deze jeugdigen zijn gebaat bij multidisciplinaire aanpak van problemen, waarin elementen van orthopedagogische hulp, geestelijke gezondheidszorg en opgroei- en opvoedhulp zijn opgenomen. In de praktijk is het combineren van deze elementen moeizaam, omdat de wetten (AWBZ en Wjz) verschillen op punten zoals indicatie, aanvaardbare wachttijden, zorgbemiddeling en financiering. De benodigde samenwerking tussen de betrokken partijen is ingewikkeld door de verschillende wetten en er is op regionaal niveau gebrek aan overkoepelende regie. De Algemene Rekenkamer vindt dat de jeugdige echt centraal moet staan en beveelt op dit punt consistentere regelgeving aan. De ministers moeten daarnaast bepalen wie de regie moet voeren.

Gebrek aan doorstroming en aan vervolgzorg
De noodzaak van geschikt zorgaanbod geldt niet alleen voor nieuwe cliënten, maar ook voor jeugdigen die al hulp krijgen. De zorgbehoefte verandert bijvoorbeeld wanneer een jeugdige een ander type zorg nodig heeft, maar ook wanneer de jeugdige, doordat hij ouder wordt, in aanmerking komt voor zorg voor volwassenen. Voor de nodige doorstroming moet er dus voldoende zorg als vervolg beschikbaar zijn. Deze goede vervolgzorg voor jeugdigen ontbreekt op veel plaatsen en daardoor stokt de doorstroming zowel binnen de jeugdzorg als naar de zorg voor volwassenen.

Reactie van bewindspersonen en nawoord van de Algemene Rekenkamer De minister voor Jeugd en Gezin heeft mede namens de minister van VWS gereageerd. De minister deelt onze conclusie dat aan de aansluiting tussen vraag en aanbod nog veel te verbeteren valt. De bewindspersoon reageert daarbij positief op een deel van de aanbevelingen, maar gaat voorbij aan andere aanbevelingen. De bewindspersoon reageert bijvoorbeeld niet op de aanbeveling om vervolgzorg en doorstroming te bevorderen. Door gebrek aan doorstroming komen er geen plaatsen vrij voor andere jeugdigen, waardoor de wachttijden weer toenemen en de problematiek kan verergeren. De Algemene Rekenkamer wijst er nogmaals op dat jeugdigen met een indicatie wettelijk recht hebben op deze zorg om zo escalatie van problemen te voorkomen.








Algemene Rekenkamer