Beantwoording kamervragen over clustermunitie
KAMERVRAGEN EN ANTWOORDEN
16-10-2007
Beantwoording kamervragen over clustermunitie
Vraagsteller: Lid Van Velzen (SP)
Hierbij stuur ik u, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de
antwoorden op vragen van het Kamerlid Van Velzen inzake clustermunitie
(ingezonden op 1oktober 2007 met kenmerk 2070800970).
DE MINISTER VAN DEFENSIE,
E. van Middelkoop
Vragen van het lid Van Velzen (SP) aan de ministers van Defensie en
van Buitenlandse Zaken over clustermunitie (ingezonden 1 oktober
2007).
1. Kent u de artikelen âNederland gooide ook clusterbommen op Serviëâ
en âNAVO geeft Servië lijst met clusterbommenâ? 1) Klopt het dat de
NAVO Belgrado op dinsdag 24 september 2007 een lijst heeft overhandigd
met de coördinaten van locaties die bij de NAVO bombardementen werden
getroffen met clusterbommen?
Ja.
2. Is deze lijst het resultaat van recent onderzoek? Zo ja, waarom is
dit onderzoek pas zo laat gestart? Zo neen, waarom is deze lijst nu
pas overhandigd?
De Servische autoriteiten hebben op 13 februari 2007 de NAVO om de
desbetreffende gegevens gevraagd. De afgelopen maanden zijn besteed
aan een inventarisatie en catalogisering van deze gegevens en aan
coördinatie tussen de betrokken NAVO-lidstaten. Het is niet bekend
waarom Servië ca. 8 jaar heeft gewacht alvorens de gegevens op te
vragen.
3. Boven welke delen van het voormalige Joegoslavië zijn de in
antwoord op feitelijke vragen genoemde 173 Nederlandse CBU-87 bommen
afgeworpen? 2)
De 173 CBU-87 bommen zijn alle boven Servië afgeworpen.
4. Indien deze CBU-87 bommen boven Servië zijn afgeworpen is de
Nederlandse regering dan betrokken bij de ruiming onontplofte resten
van deze clustermunitie? Zo ja, hoe? Hoe is deze ruimoperatie
afgerond? Zo neen, waarom niet?
5. Heeft de Nederlandse regering steun aangeboden bij het ruimen van
de resten van de clustermunitie in Servië? Zo ja, wat is de reden dat
deze steun geweigerd werd? Zo neen, waarom niet?
Nederland draagt bij aan de ruiming van onontplofte oorlogsresten,
waaronder clustermunitie, in Kosovo. Nederland heeft in Kosovo
bijgedragen aan mijnenruiming via HALO Trust, waarbij ook onontplofte
clustermunitie is verwijderd. Daarmee zijn de volgende bedragen
gemoeid geweest: 1999: ⬠656,245; 2000: ⬠350,398; 2001: ⬠324,015;
2004: ⬠697,072; 2005: ⬠766,108; 2006: ⬠780,331. Totaal â¬
3,574,169. Deze bijdragen hebben geresulteerd in de verwijdering van
tenminste 4 256 landmijnen en 32 917 stuks submunitie en andere
explosieve oorlogsresten. Nederland was daarmee verreweg de grootste
donor op dit gebied in Kosovo. In 2006 heeft UNMIK Nederland verzocht
de financiering van internationale NGOâs te staken, omdat de lokale
capaciteit voor de opruiming van mijnen en andere onontplofte
oorlogsresten inmiddels voldoende werd geacht. Latere steunaanvragen
zijn daarop afgewezen. Ook is geen enkele donor nog substantieel bij
deze activiteiten in Kosovo betrokken. Nederland ontving geen
steunverzoeken vanuit Servië voor het ruimen van onontplofte
oorlogsresten aldaar. Ruiming vond echter wel plaats. Hier waren de
laatste jaren vooral Duitsland en de VS de grotere donoren.
6. Wat is de instructie die de Nederlandse delegatie meekrijgt bij de
volgende internationale bijeenkomst over clustermunitie die van 5 tot
7 december 2007 in Wenen zal plaatsvinden?
De Nederlandse regering is van mening dat de inzet van clustermunitie
onder bepaalde omstandigheden en na zorgvuldige afweging verantwoord
en legitiem is. De regering streeft naar een juridisch bindend
instrument dat het gebruik, de productie, de overdracht en de opslag
verbiedt van clustermunitie die onaanvaardbaar humanitair leed
veroorzaakt. De inspanningen in Wenen zullen gericht zijn op het
verbieden van minder betrouwbare en verouderde typen. De Oostenrijkse
autoriteiten hebben aangekondigd eind oktober of begin november 2007
met een eerste concept te komen voor een juridisch bindend instrument.
7. Bent u bereid deze vragen ruim voor het geplande overleg met de
Kamer op 17 oktober 2007 te beantwoorden?
Ja.
1) Trouw en ANP, 19 en 25 september 2007
2) Kamerstuk 21 501-02, nr. 760, vergaderjaar 2006-2007
Ministerie van Defensie