Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MC-U-2806146
16 oktober 2007
Tijdens het Algemeen Overleg op 11 oktober 2007 over `Integrale en
transparante tarieven/bouwbeleid' heb ik toegezegd vóór dinsdag 16
oktober 2007 een brief aan uw Kamer te sturen over de invulling van
het toezicht op behoud van vermogen voor de zorg.
Dit naar aanleiding van de wens om `toezicht vooraf' bij de verkoop
van onroerende zaken.
In deze wens kwamen twee onderdelen naar voren:
1. een organisatie die beziet of ziekenhuizen die door de wijziging
in kapitaallastenbekostiging in onoverkomelijke financiële
problemen komen (causale relatie) recht hebben op transitiesteun;
2. een organisatie die structureel toezicht houdt op het behoud van
vermogen voor de zorg en de waarde van transacties met onroerende
zaken die onder de werkingsfeer van de WTZi vallen, waarbij
`toezicht vooraf' uitgangspunt zou moeten zijn.
Zoals ik ook tijdens het Algemeen Overleg van 11 oktober 2007 heb
aangegeven wil ik voor het eerstgenoemde punt een tijdelijke commissie
van onafhankelijke deskundigen instellen (ook wel de `commissie van
wijzen' genoemd). Ik heb daarbij toegezegd dat de Tweede Kamer op
korte termijn wordt geïnformeerd over de samenstelling van deze
commissie, de werkwijze, het tijdpad en de wijze waarop uw Kamer op de
hoogte wordt gehouden over de bevindingen van deze commissie. De
commissie zal op een verantwoorde manier met de overgangsperiode
omgaan. Ik kom op dit onderdeel dus nog terug in een nadere brief.
In deze brief geef ik aan hoe ik het structurele toezicht op behoud
van vermogen voor de zorg ga invullen.
Ik ben het met uw Kamer eens dat er een voldoende robuust toezicht
moet komen op het behoud van vermogen voor de zorg en de waarde van
transacties met onroerende zaken. Ook in het licht van eventuele
toekomstige discussies over financiering van de zorg door participatie
van andere partijen, acht ik het noodzakelijk geen twijfel te laten
bestaan over het blijvend voor de zorg behouden van met collectieve
middelen, onder een regime van gegarandeerde vergoeding van rente en
aflossing, opgebouwd vermogen dat betrekking heeft op onroerende
zaken.
Met het oog op de overtuigende argumentatie van uw Kamer tijdens het
Algemeen Overleg van 11 oktober 2007 zal ik hiertoe het toezicht
vooraf door het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) in stand
houden.
Daarmee blijft de wettelijke regeling van het toezicht vooraf (melding
maken bij het CSZ), de eventuele onderworpenheid aan goedkeuring van
het CSZ en de handhaving achteraf (mogelijke vernietiging door het
CSZ) van kracht. Op deze wijze heeft het CSZ als toezichthouder de
mogelijkheid om vooraf stevig de vinger aan de pols te houden.
Instellingen moeten zich houden aan de voorschriften inzake behoud van
waarde van onroerende zaken voor de zorg. De hoofdregel van deze
voorschriften is, dat instellingen de waarde van onroerende zaken die
de instelling in deze periode in eigendom heeft, voor de zorg dienen
te bestemmen. De waarde is de marktwaarde ten tijde van de transactie,
waarbij eventuele alternatieve aanwendbaarheid van de onroerende zaken
in de waarde moet zijn verdisconteerd. Verkoop dient in beginsel tegen
marktwaarde plaats te vinden, tenzij de instelling kan aantonen dat
dit niet mogelijk is.
Eventuele boekwinsten worden niet afgeroomd en niet betrokken bij de
vaststelling van tarieven.
Het CSZ stelt de voor de zorg te behouden waarde vast.
De voorschriften gelden niet alleen voor de situatie waarin een
instelling voornemens is onroerende zaken blijvend niet meer voor de
instelling te gebruiken (de artikel 18 WTZi-situatie), maar voor alle
vastgoed transacties (dus bijvoorbeeld ook voor een
sale-and-lease-back constructie of voor het inbrengen van onroerende
zaken in een andere rechtspersoon bij bijvoorbeeld een fusie of de
oprichting van een vastgoed-BV).
Medio 2008 zal ik het voorstel van Wet cliënt en kwaliteit van zorg
(WCKZ, zoals de voorlopige werktitel luidt) aan uw Kamer doen
toekomen. Het toezicht op het behoud van vermogen voor de zorg zal in
dit wetsvoorstel worden gecontinueerd. In dat kader zal ik bezien waar
het toezicht op behoud van vermogen voor de zorg gepositioneerd moet
worden. Ik zal daarbij de optie onderzoeken van een Kamer bij de IGZ.
Ik ben voornemens dit wetsvoorstel per 1 januari 2010 in werking te
laten treden.
Ik meen dat ik met de bovenstaande invulling van het toezicht op
behoud van vermogen voor de zorg voldoende gevolg heb gegeven aan de
wens van uw Kamer zoals deze tijdens het Algemeen Overleg van 11
oktober jl. is geuit.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink