Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Speech tijdens het congres Future Foods Wageningen
Toespraak | 11-10-2007
Speech namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mw. Gerda Verburg, tijdens het congres Future Foods, Wageningen, 11 oktober 2007 (uitgesproken door Directeur-Generaal ir. Anita Wouters)
Dames en heren,
Allereerst wil ik u de groeten overbrengen van minister Verburg. Het spijt haar buitengewoon dat zij vanwege verplichtingen in het buitenland niet aanwezig kan zijn bij dit congres. Ze heeft mij gevraagd haar te vertegenwoordigen en u toe te spreken over het onderwerp van deze bijeenkomst, een onderwerp dat haar zeer na aan het hart ligt: gezond voedsel, voedselkwaliteit, voedselveiligheid, voedselzekerheid - nu en in de toekomst.
Minister Verburg beschouwt deze issues als absolute prioriteiten in haar beleid, zozeer zelfs dat ze aan het begin van haar ambtsperiode heeft gesuggereerd de naam van haar ministerie om te draaien: Voedselkwaliteit, Natuur en Landbouw. Schertsenderwijs, wellicht, maar het geeft wel aan hoeveel belang ze aan het onderwerp hecht en welke maatschappelijke omslag ze van haar departement verwacht.
Het is goed, dames en heren, dat u zich bezig houdt met een breed maatschappelijk thema als voeding. Want de technologie is niet meer weg te denken uit de voedselketen, van de ontwikkeling van nieuwe rassen tot de introductie van Radio Frequency Identification (RFID) in de supermarkt.
In de aankondiging van uw jaarcongres schetst u een aantal terreinen in de voedingssector waar technologie een belangrijke rol speelt: de biologische voedselproductie, voedsel en gezondheid, voedselveiligheid, maar ook de kwaliteitseisen die de consument aan zijn voedsel stelt. Dat één en ander grote gevolgen heeft voor de hele productieketen staat buiten kijf: u noemt nieuwe verpakkingen, nieuwe verwerkende machines, procestechnologie en een andere logistieke organisatie.
Iedereen zal bevestigen dat techniek en technologie een blijvend stempel hebben gedrukt op de voedselproductieketen. Ze zijn in vele opzichten een zegen geweest voor de sector, en ik denk dat we ons er geen voorstelling van kunnen maken hoe onze voedselvoorziening er uit zou hebben gezien zonder techniek en technologie.
Ook voor de toekomst lijkt een hoofdrol weggelegd voor technici en technologen. Denk bijvoorbeeld aan de nanotechnologie. Die staat nu nog in de kinderschoenen. Maar ze kan grote betekenis krijgen voor de voedselproductie, met name vanwege de bijdragen aan de veiligheid en de kwaliteit van voedsel, en, via superslimme gewasbeschermingsmiddelen, aan de verduurzaming van de landbouw.
Het kabinet heeft eind vorig jaar zijn visie gegeven op de nanotechnologie. Ik vat het kort voor u samen: nanotechnologieën bieden kansen voor veilig en duurzaam geproduceerde voedingsmiddelen. Nederland wil die kansen benutten, maar wel met oog voor mogelijke risico's voor voedselveiligheid en milieu: we moeten daar zorgvuldig mee omgaan.
Voortbouwend op die kabinetsvisie wordt nu gewerkt aan concrete activiteiten zoals het opstellen van een onderzoeksagenda en het organiseren van een breed debat over het onderwerp. Want maatschappelijk draagvlak voor nieuwe technologieën begint met openheid en transparantie - daarmee vertel ik u niets nieuws.
Dames en heren!
Ik zou vandaag met u de lof kunnen blijven zingen over de zegeningen van techniek en technologie. Maar op het ministerie van LNV spelen ook andere belangen. En vanuit die positie wil ik reageren op een zin in de aankondigingsfolder voor dit congres: "De toepassing van steeds verder ontwikkelde technologieën in de voedingsmiddelenindustrie is de enige manier om te voldoen" aan de eisen die we aan ons voedsel stellen.
Dat gaat mij veel te ver, dames en heren; in de mij resterende tijd zal ik u proberen duidelijk te maken waarom.
Mijn stelling luidt als volgt: "Technologie alléén is niet doorslaggevend voor de productie, distributie en consumptie van duurzaam, gezond, veilig en kwalitatief hoogstaand voedsel."
Er zijn al heel wat duurzame en gezonde producten op de markt, al zou hun aandeel nog veel groter kunnen. De echte uitdaging - voor de sector, voor de overheid - is om consumenten te verleiden die producten ook te kopen en op tafel te zetten.
Daarvoor zijn slimme en innovatieve strategieën nodig die rekening houden met de sociale en psychologische achtergronden van koop- en eetgedrag. In dit krachtenveld spelen technische disciplines geen rol van betekenis.
Waar ze wel weer een rol spelen - onbedoeld, zoveel is zeker - is in de emoties en angsten van de consument rond de combinatie techniek en voedsel - zie de discussies een paar jaar geleden over genetisch gemodificeerd - of, zo u wil, gemanipuleerd - voedsel: Frankenstein Food.
Mensen houden er kennelijk niet van als ingenieurs aan hun piepers gaan zitten prutsen, zeker niet als de maatschappelijke meerwaarde daarvan niet duidelijk is. In elk geval moeten we met z'n allen lering trekken uit het debat over de biotechnologie.
Een andere ontwikkeling is dat steeds meer consumenten zich laten leiden door niet-technologische keuzes. Neem de toenemende populariteit van ambachtelijk bereide producten en streekproducten, die op geen enkele manier in verband gebracht worden met technologische vernieuwing. Dat beeld klopt niet helemaal, maar de perceptie bestaat.
Ze passen helemaal in het postmoderne, nostalgische beeld dat vooral stadsmensen van het platteland hebben, een wereld van Swiebertje en Saartje, van krakende winkeldeuren en rammelende melkbussen. Daar zijn techniek en technologie ver te zoeken!
Wat is nodig om consumenten te overtuigen van nut en noodzaak van bewust eten en hun weerstand tegen technologische vernieuwing te overwinnen?
Ik denk in de eerste plaats aan marketing, aan beïnvloeding van het consumptiegedrag - dus niet alleen van het aankoopgedrag, maar zeker ook van het voedingspatroon. Dat wordt nog een hele klus, want als er iets bij de mensen zit ingeslepen is het wel hun eetgedrag.
Een tweede spoor is dat van voorlichting en transparantie. Consumenten hebben er recht op te weten waar hun voedsel vandaan komt, hoe het is geproduceerd en welke (nieuwe) technologieën er aan te pas zijn gekomen. Ook moet er meer dan voorheen duidelijkheid zijn over de kwaliteit, inclusief de voedingswaarde van een product.
Dames en heren!
Eén en ander betekent beslist niet dat het ministerie van LNV techniek en technologie kritisch zou bejegenen. Integendeel. Ik wijs u er op dat 40 procent van de begroting van het departement gaat naar zaken die verband houden met technologie, kennis en innovatie: onderwijs, onderzoek, voorlichting en het stimuleren van innovatie. Dat is een goede zaak, maar ik blijf er bij dat we meer aandacht moeten hebben, meer kennis moeten verwerven en ontwikkelen over effectieve strategieën om met consumentengedrag om te gaan.
LNV werkt hard aan de bewustwording van de consument, en dan vooral de jeugd: ik wijs op de lopende campagne van het Voedingscentrum ("Als een kip kon kiezen..."), op de recente Week van de Smaak, op smaaklessen op school, en op onze bemoeienissen op het gebied van etikettering en keurmerken.
Bewustwording, voorlichting, verleiding... stuk voor stuk "softe" begrippen. Maar ik zeg u: we kunnen niet zonder. Zoals we het ook niet zonder de het werk van ingenieurs kunnen stellen, want ook zij hebben, nu en in de toekomst, een stevige vinger in de pap waar het gaat om gezond, veilig en - vooral - lekker eten.
Ik dank u voor uw aandacht.