KNMG

Het tweestromenland van de nascholing

Het Accreditatie Overleg is een landelijk overleg over de accreditatie van nascholing dat bestaat uit vertegenwoordigers van de verenigingen van de 35 erkende artsenspecialismen en de KNMG Colleges en Registratiecommissies. Als secretaris van het Accreditatie Overleg zie ik twee verschillende stromingen in het denken over de nascholing van artsen. Deze stromingen lopen tussen de artsenverenigingen, maar soms ook door de artsenverenigingen heen.

De eerste stroming bestaat uit deelnemers aan het overleg die de functie van de accreditatiecommissie primair zien als dienstverlener aan de arts. In hun visie is het de taak van de accreditatiecommissie om te borgen dat er kwalitatief hoogwaardige nascholing in alle onderdelen van het vakgebied beschikbaar is. Zij zien het niet als taak van de accreditatiecommissie om voor het vakgebied een verplicht nascholingspakket te bedenken. Volgens hen kan de individuele arts beter zelf beoordelen welke nascholing voor hem persoonlijk relevant is. Zij zien nascholing voornamelijk als instrument om de kwaliteit van de beroepsuitoefening te bevorderen. Voor het borgen van de kwaliteit achten zij de visitatie en evaluatiegesprekken geschikter.

De tweede stroming bestaat uit de deelnemers aan het overleg die de functie van de accreditatiecommissie primair zien als controleur van de aanbieders van nascholing (met name gerelateerd aan de farmaceutische industrie). In hun visie is het de taak van de accreditatiecommissie om te borgen dat artsen kwalitatief hoogwaardige en voor hun vakgebied de juiste nascholing volgen. Zij zien het in principe wel als taak van de accreditatiecommissie om voor het vakgebied een verplicht nascholingspakket samen te stellen, om daarmee de kwaliteit van de beroepsuitoefening te borgen. Zij zijn kritisch over de huidige nascholing, omdat sommige artsen een suboptimaal nascholingspakket kiezen en niet wordt gemeten of de nascholing wel beklijft en het geleerde wordt toegepast.

De algemene trend binnen de maatschappij is om alles meetbaar en toetsbaar te maken. Wat dat betreft heeft de tweede stroming, die een verplicht nascholingspakket wil samenstellen en de effectiviteit van de nascholing wil toetsen, de tijdgeest mee. Daarmee is het pleit tussen de twee genoemde stromingen echter nog niet beslecht. Het is onduidelijk of verplichte nascholingspakketten en toetsen per vakgebied wel geschikt zijn om de kwaliteit van de beroepsuitoefening te verbeteren en te borgen.

Afhankelijk van de persoonlijke werksituatie (kan het werk bijvoorbeeld worden verdeeld over één, twee of drie huisartsen of internisten?) en de samenstelling van de patiëntenpopulatie is een verschillende mate van specialisatie binnen het eigen vakgebied mogelijk en wenselijk. Hoe verhoudt zo'n specialisatie zich tot een verplicht algemeen nascholingspakket? Voor iemand die zich binnen zijn vakgebied kan specialiseren, is het vast eenvoudiger om bepaalde nascholingstoetsen te halen, dan voor iemand die noodgedwongen het hele vakgebied moet bestrijken? Leidt dat wel tot gelijke kansen bij de herregistratie?

De eerste stroming heeft als voordeel dat iedere arts kan kiezen voor de nascholing die voor hem relevant is, maar als nadeel dat sommige artsen een suboptimaal nascholingspakket kiezen. De tweede stroming heeft als voordeel dat voor het merendeel van de artsen een acceptabel nascholingspakket wordt samengesteld, maar als nadeel dat geen maatwerk wordt geleverd en dat een verplicht nascholingspakket als betuttelend kan worden ervaren. In theorie kan 'competentiegerichte nascholing' de voordelen van beide benaderingen combineren. In dat geval wordt per individuele arts zijn nascholingsbehoefte vastgesteld in een nascholingspakket op maat. De afstand tussen de huidige situatie en competentiegerichte nascholing is echter groot. Vormt competentiegerichte nascholing de toekomst? Is dit praktisch wel uitvoerbaar? Is hier wel draagvlak voor?

Wie wil meedenken en discussiëren over de toekomstige inrichting van de (accreditatie) van nascholing voor artsen in Nederland, kan daarvoor terecht op het KNMG-congres op 11 oktober 2007. Onder voorzitterschap van prof. dr. Ernest Briët, voormalig voorzitter van het Accreditatie Overleg, zal een sessie aan dit onderwerp worden besteed (deze sessie wordt 's middags herhaald).

Michiel Wesseling, beleidsmedewerker KNMG
Correspondentieadres: m.wesseling@fed.knmg.nl