Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Overheidslagen controleren elkaar te veel
10 oktober 2007
Het specifieke toezicht dat het rijk op provincies en gemeenten
uitoefent kan aanmerkelijk worden verminderd. Door te volstaan met
generiek toezicht worden de decentrale overheden minder belast en komt
er een eind aan de lappendeken van toezichtvormen. Dat staat in het
advies van de commissie Doorlichting Interbestuurlijke
Toezichtarrangementen (DIT). De voorzitter van de commissie, mr. dr.
M. Oosting, heeft het advies vandaag aangeboden aan minister Ter Horst
(Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties).
De commissie DIT is in augustus 2006 ingesteld. Aanleiding was de
constatering van het kabinet dat er regelmatig onduidelijkheid is over
taken en bevoegdheden tussen overheden onderling. Het toezicht dat het
rijk uitoefent blijkt sterk verkokerd en er is sprake van een
opeenstapeling van toezicht in het interbestuurlijke verkeer. (Met
stapeling wordt bedoeld dat zowel het rijk als de provincie op
hetzelfde domein toezicht houden op de gemeente. Een voorbeeld is het
toezicht op de uitvoering van de natuurbeschermingswet door zowel rijk
als provincie.) De commissie DIT werd gevraagd advies uit te brengen
over zowel de vereenvoudiging van als de vergroting van de
effectiviteit van het toezicht.
De commissie constateert dat voor het interbestuurlijk toezicht in
principe volstaan kan worden met de bestaande generieke instrumenten:
de bevoegdheid tot schorsing en vernietiging (door de Kroon) en de
bevoegdheid tot ingrijpen bij taakverwaarlozing (door de meest nabije
bestuurslaag). Deze instrumenten zijn ten onrechte in de taboesfeer
terecht gekomen, aldus de commissie. Om gebruikt te kunnen worden,
moeten ze worden herijkt en gerevitaliseerd. Daarnaast moeten
horizontale vormen van verantwoording en kwaliteitsborging worden
versterkt. De commissie noemt in dit verband de mogelijkheden tot
samenwerking op lokaal niveau en het inrichten van gezamenlijke
servicecentra.
Het advies van de commissie betekent een forse verandering. Het
specifieke toezicht wordt verminderd en voor gemeenten zal de rol van
toezichthouder in de regel bij de provincie komen te liggen. Dit
proces is niet van de ene op de andere dag te realiseren. Daarom
adviseert de commissie een overgangsperiode van maximaal twee jaar
voor de nodige uitwerking. Het ministerie van BZK zou de regie moeten
voeren over dit proces.
Minister Ter Horst zei in haar reactie dat het advies past in haar
streven naar vernieuwing van de rijksdienst en de weg van
decentralisatie. Zij zal het rapport aan de Tweede Kamer aanbieden en
zegde toe dat in december het kabinetsstandpunt over het rapport zal
worden uitgebracht.
Zie ook
* Commissie Oosting: `minder last, meer effect'
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties