Raad van State


200704280/2.
Datum uitspraak: 9 oktober 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

, wonend te ,

tegen de uitspraak in de zaken nos. 06/2116, 06/2017 en 07/204 van de rechtbank Roermond van 22 mei 2007 in het geding tussen:

verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Gennep.


1. Procesverloop

Bij besluit van 22 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gennep (hierna: het college) aan vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het uitbreiden van een woning en het plaatsen van een carport op het perceel te .

Bij besluit van 12 december 2006 heeft het college het daartegen door onder meer verzoeker ingestelde bezwaar, met overneming van het advies van de commissie van advies voor bezwaar- en beroepschriften, ongegrond verklaard en het besluit van 22 mei 2006 in stand gelaten.

Bij uitspraak van 22 mei 2007, verzonden op 29 mei 2007, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door verzoeker daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 21 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden van beroep zijn aangevuld bij brieven van 3 en 25 juli 2007.
Bij brief van 20 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2007, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 oktober 2007, waar verzoeker en het college, vertegenwoordigd door mr. S.P. Ligthart, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.


2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het bouwplan voorziet in het vergroten van de woning met een verdieping en het plaatsen van een carport op het perceel. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Milsbeek 2002", vanwege de overschrijding van de voorgevelrooilijn en de maximaal toegestane goothoogte. Om medewerking aan het bouwplan te kunnen verlenen heeft het college krachtens de artikelen 2.01, vijfde lid, aanhef en onder c, en 3.05, aanhef en onder a, van de planvoorschriften vrijstelling verleend.

2.3. Verzocht wordt om schorsing van de bouwvergunning omdat verzoeker vreest voor zijn veiligheid vanwege het gebruik van open vuur in een houten skeletbouw in de werkplaats van de woning en de omstandigheid dat gasflessen onbeheerd buiten staan op het perceel.

2.4. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd bestaat op dit moment geen aanleiding voor het oordeel om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure, voor zover deze betrekking heeft op de gehandhaafde vrijstelling en bouwvergunning van 22 mei 2006, niet in stand zal blijven, althans dat geconcludeerd zal worden dat de vrijstelling en bouwvergunning niet mochten worden verleend.

Verzoeker heeft, zo heeft hij ter zitting bevestigd, geen bezwaar tegen de gehandhaafde vrijstelling. Voorts heeft hij geen gronden aangevoerd in die zin dat de rechtbank heeft miskend dat het college de bouwvergunning niet mocht verlenen in verband met de overige weigeringsgronden als bedoeld in artikel van de 44 Woningwet. Voor zover verzoeker beoogt te betogen dat de voorwaarden verbonden aan de vrijstelling voor het gebruik van het perceel voor een dakdekkers- en loodgietersbedrijf niet naleeft, kan hij het college zonodig verzoeken daartegen handhavend op te treden.

Gelet hierop, en nog daargelaten dat de bouw nagenoeg is voltooid, wordt geen aanleiding gezien tot het treffen van een voorlopige voorziening.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Driel
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2007

414.