Kamerleden ontbijten met Europarlementariërs
dinsdag 9 oktober 2007
Op dinsdag 9 oktober hebben Eerste en Tweede Kamerleden in de Eerste
Kamer een werkontbijt gehad met drie Europarlementariërs, te weten de
heren Elmar Brok (Duitsland, EPP-ED), Enrique Barón Crespo (Spanje,
PES) en Andrew Duff (Verenigd Koninkrijk, ALDE). Deze drie
Europarlementariërs nemen deel aan de Intergouvernementele Conferentie
(IGC) 2007, en zijn door de commissie Europese
Samenwerkingsorganisaties (ESO) van de Eerste Kamer uitgenodigd om
verslag te doen over de IGC.
De drie Europarlementariërs zeiden de tekst van de juridische experts
die nu wordt voorgelegd aan de Europese Raad te steunen, maar
benadrukten het resultaat op een aantal punten te betreuren. Expliciet
stelden de drie heren dat (te)veel wensen van Nederland zijn
ingewilligd.
Zo werd door de Europarlementariërs bezorgdheid uitgesproken over
artikel 24, waarin de Raad besluiten vaststelt betreffende de
bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van
persoonsgegevens. Het precieze mandaat van de Raad op dit punt zou
verduidelijking behoeven. Bovendien zouden Europees Parlement en
nationale parlementen op dit terrein meer invloed moeten krijgen en
zou ook het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen de
bevoegdheid moeten krijgen controle uit te oefenen. De heer Duff
verzocht tijdens het ontbijt expliciet om steun van Nederland op dit
punt. Hij verzocht de bij het ontbijt aanwezige Eerste en Tweede
Kamerleden, druk uit te oefenen op de Nederlandse regering om tijdens
de Europese Raad in Luxemburg (komende week), te benadrukken dat de
parlementaire en juridische controle op dit punt versterkt dient te
worden.
De leden van het Europees Parlement pleitten verder voor intensievere
en creatieve samenwerking tussen Europees Parlement en de nationale
parlementen. Zij concludeerden dat het uiteindelijk de kwaliteit van
Europese wetgeving is die telt, en dat tijdens het traject van
totstandkoming het Europees Parlement, de nationale parlementen, ngo's
en andere maatschappelijke groeperingen allen een belangrijke rol
hebben. Het Europees Parlement zou juist tijdens dit traject graag een
actievere rol van nationale parlementen zien. Invoering van de 'oranje
kaart'-procedure bij het Hervormingsverdrag, werd door de
Europarlementariërs gesteund. Wel benadrukten zij dat deze niet te
vaak zou moeten worden gebruikt.
Voorts werd gesproken over de toetreding van de Europese Unie tot het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De heer Van der Linden,
commissievoorzitter ESO, benadrukte het risico dat double standards
worden gehanteerd als twee Europese hoven (Hof van Justitie van de EG
en Europees Hof voor de Rechten van de Mens) in de toekomst uitspraken
kunnen doen over mensenrechten. De leden van het Europees Parlement
deelden die opvatting niet en meenden dat het Hof van Justitie van de
EG nu al een progressieve houding aanneemt ten aanzien van rechten van
burgers en dat dit zou leiden tot ruimte voor positieve samenwerking
tussen de verschillende gerechtshoven. De Eerste Kamer heeft zich de
afgelopen maanden sterk gemaakt voor een zo spoedig mogelijke
toetreding van de EU tot het EVRM.
Zorgen werden geuit over de onverzettelijkheid van Polen inzake
mogelijke territoriale claims ten opzichte van Duitsland en de Poolse
positie ten opzichte van de doodstraf. Beide Poolse opvattingen vinden
hun weerslag in de Poolse opstelling een opt-out te willen voor het
Handvest van de Grondrechten. Ook eist Polen dat het Ioannina-systeem,
waarmee een lidstaat besluitvorming kan ophouden, in het Verdrag wordt
opgenomen. Tijdens het ontbijt werd algemeen geoordeeld dat het zeer
wenselijk zou zijn dat de houding van Polen op deze terreinen
verandert, daarbij aantekenend dat de nationale verkiezingen in Polen
24 uur na afronding van de IGC plaatsvinden.
Verder werd nog gesproken over de opt-out regeling voor het Verenigd
Koninkrijk op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken en de
implementatie van het Schengen-acquis, en zijn zorgen geuit over de
huidige voorstellen met betrekking tot het gemeenschappelijk
buitenlands- en veiligheidsbeleid.
Aan de informatie op deze site kunnen geen rechten worden ontleend.
Eerste Kamer der Staten Generaal