Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Toespraak staatssecretaris Bijleveld op CDA-bestuurdersdag
8 oktober 2007
Dank voor de uitnodiging om een inleiding te verzorgen op deze
Bestuurdersdag van de Bestuurdersvereniging van het CDA. Zoals u
waarschijnlijk kunt raden, voor mij geen onbekende club. Het is leuk
om hier nu als verantwoordelijk bewindspersoon te spreken over het
openbaar bestuur en meer in het bijzonder over het geloof in gemeenten
en provincies.
Er is de laatste tijd veel ontwikkeling in de bestuurlijke
verhoudingen tussen Rijk en medeoverheden. Met het aantreden van dit
kabinet is er op het punt van deze verhoudingen een nieuwe wind gaan
waaien. Wie het interview met mij in het laatste nummer van
Bestuursforum heeft gelezen, zal niet zijn ontgaan dat ik zelf als
burgemeester niet erg gelukkig was met bepaalde besluiten van het
vorige kabinet.
Dit kabinet wil problemen van mensen oplossen in samenwerking met de
medeoverheden. Het openbaar bestuur ten dienste van de mensen waar het
om gaat, of beter gezegd, waar het om zou moeten gaan. Als ik zeg
openbaar bestuur, bedoel ik eigenlijk de overheid. En bij de overheid
zit een groot probleem. Er is namelijk niet één overheid, hoewel veel
mensen dat begrijpelijkerwijs wel zo zien. We hebben natuurlijk het
Rijk, de provincies, gemeenten, waterschappen, maar ook nog een hele
trits van zelfstandige bestuursorganen die allemaal overheidstaken
uitvoeren. Het is een lappendeken en de burger moet zelf zijn weg zien
te vinden tussen alle instanties en overheidslagen. Iedereen hier
heeft vast wel eens het gevoel gehad van het kastje naar de muur
gestuurd te worden.
En dat is natuurlijk raar. Het lijkt een beetje alsof de mensen er
zijn voor de overheid en niet andersom. Dit leidt tot verlies van
vertrouwen in de overheid. Zij kan niet waarmaken wat de burger van
haar verlangt. Eén van mijn prioriteiten is dan ook om de mens weer
centraal te stellen en niet de toevallige overheidsinstantie waar die
persoon mee te maken krijgt.
Dat betekent niet dat ik vind dat er maar één overheid moet zijn, maar
wel dat ik vind dat de verschillende overheidslagen als één moeten
opereren. Verantwoordelijkheden moeten helder zijn, elkaar niet
overlappen en gericht zijn op zo goed mogelijke dienstverlening aan de
mensen.
Dit kabinet wil daarom investeren in goede relaties met de
medeoverheden. Het zal u niet ontgaan zijn dat we een veelomvattend
bestuursakkoord met de VNG hebben gesloten.
Het zal u niet verbazen dat ik, als oud-burgemeester, grote waardering
heb voor de bestuurslaag, waarvan men in het algemeen zegt dat deze
het dichtst bij de burger staat: de gemeente. Het rapport-Van Aartsen
spreekt in dit verband zelfs over de gemeente als "Eerste overheid".
Zonder daar nu verder op in te gaan, wil ik hier wel zeggen dat ik
geloof in sterke gemeenten die die taken toebedeeld krijgen die zij
redelijkerwijs aankunnen. In die zin geloof ik dat er met dit
coalitieakkoord en bestuursakkoord sprake is van een herontdekking van
de gemeente, door veel meer taken gedecentraliseerd daar neer te
leggen.
In het bestuursakkoord wordt per vakgebied aangegeven welke taken en
bevoegdheden binnen welke termijn worden gedecentraliseerd. Dit
betreft onder meer taken op het gebied van:
veiligheid
jeugd en gezin
wonen, wijken en integratie
participatie, armoedebestrijding en schuldhulpverlening
maatschappelijke ondersteuning
Gisteren hebben we met de VNG ter uitvoering van het bestuursakkoord
afspraken gemaakt over de verbetering van de dienstverlening voor
burgers en bedrijven en de vermindering van het aantal regels. Deze
afspraken zijn vastgelegd in de uitvoeringsagenda. Doel is de
dienstverlening merkbaar te verbeteren, knelpunten op te lossen en de
regeldruk met 25% te verminderen.
De VNG heeft daarom een lijst van blokkades opgesteld die met voorrang
zullen worden aangepakt. Zo kunnen Rijk en gemeenten samen de wet- en
regelgeving merkbaar verbeteren, ook al omdat Rijksregelgeving de
aanpak van lokale regels bemoeilijkt. De uitvoeringsagenda pakt verder
de belangrijkste knelpunten voor burgers en bedrijven aan door te
werken aan begrijpelijke taal en snelle dienstverlening van niveau.
Bij de verstrekking van vergunningen wordt meer uitgegaan van het
vertrouwen in burgers en bedrijven, maar bij overtreding van de regels
wordt ook strenger gestraft. Verder gaan gemeenten onverkort door met
het doorlichten van alle modelverordeningen om zo overbodige regels te
schrappen of anders regels waar mogelijk te vereenvoudigen.
Verder gaan gemeenten en het Rijk werken met een volgsysteem (tracking
en tracing systeem) om burgers en bedrijven inzicht te geven in de
afhandeling van hun aanvraag. Hierdoor ontstaat meer inzicht in de
wacht- en doorlooptijden, zodat de dienstverlening kan worden
verbeterd en de wacht- en doorlooptijden kunnen worden verkort. Ook
zullen de wettelijke termijnen van de meest aangevraagde producten
inzichtelijk worden gemaakt. Verder wordt de dienstverlening verbeterd
doordat burgers slechts één keer hun gegevens hoeven aan te leveren
bij een klantcontactcentrum van de overheid.
De decentralisatie en verdere uitvoering van het bestuursakkoord
vereist veel van de gemeenten en de vraag moet dan ook gesteld worden
of alle gemeenten daar wel in voldoende mate zijn voor toegerust. De
bestuurskracht van gemeenten moet zodanig zijn dat zij de taken die
zij toebedeeld krijgen goed kan uitvoeren. Geen enkele burger zit erop
te wachten dat hij niet goed geholpen wordt, al is het dan bij het
gemeentelijke loket.
Niet alleen ik moet die vraag stellen, dat geldt ook voor de gemeenten
zelf. Zij moeten hier ook niet te lang mee wachten. Los van de
decentralisatie zien verschillende colleges van B & W dat hun
takenpakket uitbreidt en dat de aard van de maatschappelijke
vraagstukken steeds complexer wordt. Gemeenten moeten welbewust aan de
slag om te bekijken of zij wel klaar zijn om dergelijke taken te
verrichten.
Er is nu een interbestuurlijke Taskforce - zo heet dat nu eenmaal - om
het vergroten van de bestuurskracht verder uit te werken. Dat hangt
overigens ook samen met het verminderen van bestuurlijke drukte, maar
dat terzijde.
Jammer genoeg wordt het begrip bestuurskracht door veel bestuurders en
lokale politici alleen verbonden met herindeling. Dat is op zich
begrijpelijk, maar niet nodig. Gemeenten staan terughoudend tegenover
schaalvergroting uit onzekerheid over de nieuwe financiële positie. De
tijd van grootschalige herindelingen, opgelegd door het Rijk, ligt
echter achter ons.
Wat dit betreft is het regeerakkoord zeer strikt: "Herindeling van
gemeenten vindt plaats indien daarvoor voldoende lokaal draagvlak
bestaat." Dit neemt niet weg, dat ik het tot mijn verantwoordelijkheid
reken om gemeenten op een verantwoorde manier met hun taken om te
laten gaan. Ik ben nu dan ook aan het nadenken hoe het begrip
"voldoende lokaal draagvlak" in gekleed kan worden op een manier die
recht doet aan het regeerakkoord, maar tegelijkertijd ruimte biedt aan
gemeenten om problemen op te lossen.
In het Bestuursakkoord is afgesproken dat het Rijk hulp aanbiedt bij
het vergroten van bestuurskracht. Dit moeten we nog verder invullen,
maar ik zou in ieder geval toe willen naar een situatie, waarin
gemeenten periodiek hun bestuurskracht meten. Dit geldt overigens niet
alleen voor kleine gemeenten. Recent onderzoek heeft aangetoond dat
bestuurskracht ook bij grote gemeenten onvoldoende kan zijn.
Bestuurskrachtonderzoeken komen in alle soorten en maten voor.
Momenteel wordt met het IPO en de VNG gesproken over wat de
kernelementen van een bestuurskrachtonderzoek moeten zijn zodat de
bestuurskracht van gemeenten op een zelfde wijze worden beoordeeld.
En wat nu, als de bestuurskracht tekortschiet? Herindeling is één van
de mogelijkheden, maar zeker niet de enige. Ik heb op mijn
werkbezoeken al vele interessante vormen van samenwerking gezien. Ik
noem hier de BEL-gemeenten in Utrecht, die één gezamenlijke
uitvoeringsorganisatie hebben en de gemeente Ten Boer in Groningen die
haar uitvoering bij de stad Groningen heeft ondergebracht.
In het bestuursakkoord is afgesproken, dat wordt onderzocht op welke
wijze gemeenten geholpen kunnen worden om de stap naar vergaande
samenwerkingsvormen of herindeling makkelijker te maken. Daarover
praten we nu met VNG en IPO. De bestuurskracht kan ook worden vergroot
door investeringen in de eigen organisatie of door slim samen te
werken op deelterreinen.
Ik wil ook nog graag iets zeggen over een ander onderwerp: het eigen
belastinggebied van gemeenten en het loslaten van de limitering van de
OZB.
Ik heb het in het begin al gezegd: dit kabinet kijkt anders aan tegen
gemeenten dan het vorige kabinet. Het herstel van vertrouwen is een
belangrijk uitgangspunt. De afschaffing van de maximering OZB moet ook
in dat licht bezien worden. Het kabinet ziet dit voorstel van wet als
een belangrijke stap in de verbetering van de bestuurlijke
verhoudingen, namelijk door de afweging tussen lasten en voorzieningen
en de verantwoording daarover dáár te houden waar deze hoort: bij de
gemeenten.
Mede naar aanleiding van het rapport-Van Aartsen doemt dan vervolgens
de vraag op over een verdere uitbreiding van het belastinggebied van
gemeenten. Het zal geen verbazing wekken dat de VNG voor een
dergelijke uitbreiding is.
Over de samenstelling van het eigen belastinggebied voor gemeenten
zijn al stapels rapporten geschreven. De opties zijn duidelijk. Het nu
doen van nader onderzoek vind ik dan ook niet nodig. We komen over dit
onderwerp nog uitgebreid te spreken met de VNG.
En dan de provincie.
In tegenstelling tot de gemeenten is er nog geen bestuursakkoord met
de provincies. Er zijn voor het jaar 2008 wel financiële afspraken
gemaakt tussen kabinet en het IPO. U weet dat we EUR 800 miljoen af
zullen romen.
Onderdeel van de financiële afspraken is dat er een commissie komt die
decentralisatievoorstellen voor de provincies voor periode 2009-2011
voorbereidt. Op basis van het advies van deze commissie willen het
kabinet en het IPO dan in het voorjaar van 2008 een bestuursakkoord
sluiten. Inzet van het kabinet is om tot soortgelijke afspraken te
komen als met de gemeenten.
Deze afspraken hebben wat mij betreft ook betrekking op het
takenpakket van provincies. Laat ik hierover helder zijn:
Bij sterke gemeenten wier takenpakket verder uitgebreid wordt, en die
voldoende bestuurskracht hebben om deze ontwikkelingen in goede banen
te leiden past een provincie die durft los te laten, die niet over de
schouder van de gemeente meekijkt, kortom: een provincie die zich weer
bezig gaat houden met haar kerntaken.
Als je kijkt naar de programma's van de colleges zie je dat provincies
hun middelen in geld, bestuurs- en menskracht in belangrijke mate
inzetten voor gebiedsontwikkeling, infrastructurele projecten,
openbaar vervoer, vitaal platteland en natuur- en landschap, milieu,
waterbeheer en jeugdzorg, verkeersveiligheid, ruimtelijke ordening en
infrastructuur.
Een hoop thema's dus, waar ook veel andere bestuurslagen mee bezig
zijn. Ook in het kader van bestuurlijke drukte wordt het een
interessante discussie.
Ik sluit af: er valt nog veel meer te zeggen en ik denk dat we ook
hier vandaag levendige discussies kunnen verwachten maar dat is geen
probleem als we ons maar realiseren dat de verschillende
bestuurslagen, die hier vertegenwoordigd zijn, één overheid vormen
waarvan mensen terecht morgen verwachten dat deze met hun problemen
aan de slag gaat. Ik geef het woord graag aan de Voorzitter van de
Bestuurdersvereniging, Geert Jansen, die ongetwijfeld nog het nodige
zal opmerken over mijn gevoelens ten aanzien van de kerntaken van de
provincie!
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties