VERSLAG
VAN DE 96ste ZITTING VAN DE
INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE
(Genève, 30 mei - 15 juni 2007)
SZW/IZ/IA
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Directie Internationale Zaken
Afdeling Internationale Aangelegenheden
Inhoudsopgave
Deel I
1.1 Inleiding en samenvatting
1.1.1 Speech Minister P.H. Donner, 12 juni 2007
1.1.2 Samenstelling Koninkrijksdelegatie
1.2 Agenda van de Internationale Arbeidsconferentie van 2007 (96e zitting)
Deel II
Behandeling vaste onderwerpen
2.1a Rapporten van de voorzitter van de Beheersraad en van de DG
2.1.1 (a) Reactie van de Directeur Generaal
2.1b Global report in het kader van de follow-up van de IAO declaratie inzake fundamentele
principes en rechten op het werk (thema 2007: discriminatie in werk en beroep)
2.2 Financieel comité van overheidsvertegenwoordigers
2.3 Comité inzake de toepassing en naleving van verdragen en aanbevelingen
2.3.1 IMEC-verklaring
2.3.2 Lijst individuele gevallen
2.3.3 EU-verklaring Wit-Rusland
2.3.4 EU-verklaring Birma
Deel III
Behandeling onderwerpen door de Beheersraad op de agenda geplaatst
3.1 Arbeidsvoorwaarden in de visserijsector
3.1.1 Tekst van de conventie "arbeidsvoorwaarden in de visserijsector"
3.2 Het versterken van de capaciteit van de IAO in het assisteren van de Leden bij het
bereiken van hun doelstellingen in de context van globalisering
3.2.1 Verklaringen Nederland
3.3 De bevordering van duurzame ondernemingen
3.3.1 Conclusies bevordering duurzame ondernemingen
3.3.2 Verklaringen Nederland
Deel IV
4.1 Agenda voor de Internationale Arbeidsconferentie van 2008 (97e zitting)
DEEL I
INLEIDING / AGENDA
1.1 Inleiding en samenvatting
Algemeen
De 96e zitting van Internationale Arbeidsconferentie (IAC) van de Internationale
Arbeidsorganisatie (IAO) vond plaats van 30 mei 15 juni 2007. Dit jaar kon niet meteen een
voorzitter van de IAC worden gekozen omdat de groep Afrikaanse landen, die een kandidaat
moesten nomineren, geen overeenstemming hadden bereikt. Uiteindelijk werd 2 dagen later
alsnog de voorzitter van de Conferentie gekozen: de heer Sulka, minister van Arbeid, Sociale
Zaken en Gelijke Kansen (Albanië). Tot vice-voorzitters werden gekozen de heer Antonio da
Rocha Paranhos (Brazilië) namens de overheden, de heer Barde (Zwitserland) namens de
werkgevers en de heer Blondel (Frankrijk) namens de werknemers.
De heer Van Meeuwen (België) trad op als voorzitter van de regeringsgroep, terwijl de heer
Funes de Rioja (Argentinië) en de heer Trotman (Barbados) optraden als voorzitters van
respectievelijk de werkgevers- en de werknemersgroep.
Eregasten tijdens de IAC waren mevrouw Bachelet, president van de Republiek Chili, de heer
Kufuor, President van de Republiek Ghana, de heer Salman Bin Hamad Al-Khalifa, Kroonprins
van Bahrein, mevrouw Simpson Miller, Premier van Jamaica, de heer Wade, President van
Senegal en de heer De Borbón, Prins van Asturias.
De tripartiet samengestelde Koninkrijksdelegatie bestond uit vertegenwoordigers van Nederland,
Aruba en de Nederlandse Antillen. Gedelegeerden van de Nederlandse overheid waren drs. L.C.
Beets, directeur Internationale Zaken bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
en mr. B.J. van Eenennaam, buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur bij de Permanente
Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden te Genève.
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P.H. Donner, bezocht de IAC op 11 en 12 juni
2007; hij sprak de plenaire vergadering eveneens toe (bijlage 1.1.1). De heer J.J. van Dijk,
Tweede Kamerlid voor het CDA, bezocht de IAC van 5-7 juni 2007.
De samenstelling van de Koninkrijksdelegatie is opgenomen in bijlage 1.1.2.
Inhoud
In de plenaire zittingen van de IAC is gediscussieerd over de rapporten van de voorzitter van de
Beheersraad en van DG Somavia. Het rapport van de voorzitter van de Beheersraad bevatte een
overzicht van de hoogtepunten van de Beheersraad in 2006/07. Van DG Somavia waren er twee
rapporten: een rapport over "Decent work for sustainable development", met als bijlage een
rapport over de situatie van werknemers in de bezette Arabische gebieden en het jaarlijkse global
report dat dit jaar in het teken stond van gelijkheid in werk en beroep.
In het Comité inzake de toepassing en naleving van verdragen en aanbevelingen werd, zoals
gebruikelijk, een speciale zitting gewijd aan de naleving door Birma van Verdrag nr. 29
(dwangarbeid). De Birmese overheid benadrukte de positieve stappen. Werknemers en
werkgevers waren een stuk kritischer. De EU wees erop dat de positieve signalen van een
opgestart klachtenmechanisme slechts een kleine stap zijn in de richting van het uiteindelijke
doel: de uitbanning van dwangarbeid.
Ook Wit-Rusland werd opnieuw in het Comité besproken. Het niet in vrijheid opereren van
vakbonden in Wit-Rusland is al jaren onderwerp van discussie binnen de ILO. De dreiging van
de EU om de handelspreferenties in te trekken zorgde er duidelijk voor dat de overheidsdelegatie
van Wit-Rusland zoveel mogelijk de positieve ontwikkelingen probeerde te benadrukken.
Hoewel er stappen in de goede richting zijn gezet, concludeerde het Comité dat er te laat te
weinig substantiële veranderingen waren doorgevoerd.
Zimbabwe weigerde voor het Comité te verschijnen voor bespreking van het schenden van
arbeidsrechten. De Zimbabwaanse overheidsdelegatie claimde dat koloniale en politieke redenen
ten grondslag lagen aan het selecteren van het land ter bespreking. Door wel op de publieke
tribune plaats te nemen en te noteren wat Zimbabwaanse vakbondsleiders zeiden, ontstond een
dreigende sfeer. Onder de huidige vigerende mandatenregeling rest het Comité niets anders dan
veroordelen.
Colombia werd, ondanks voortgaand geweld tegen vakbondsleiders, niet besproken in het
Comité. Wel vond er een briefwisseling plaats tussen de Colombiaanse overheid en de ILO
waarin goede intenties uitgesproken werden en een high level mission van de ILO zijn bezoek
aan Colombia aankondigde. De werknemers uitten hun ongenoegen over het niet bespreken van
Colombia en stelden de werkmethoden van het Comité aan de kaak.
Tijdens de algemene beschouwingen van het comité werd voorts gesproken over de
werkmethoden van het comité en over de IAO-instrumenten inzake dwangarbeid.
Tijdens de zitting van het Financiële comité van overheidsvertegenwoordigers is men akkoord
gegaan met de door de Beheersraad van maart jl. aanbevolen Programma- en
Begrotingsvoorstellen voor 2008-2009.
Met het aannemen van de begroting is de conferentie ook akkoord gegaan met het instellen van
een rekening op de reguliere begroting voor ongeoormerkte vrijwillige bijdragen, de "regular
budget supplementary account" (RBSA).
In het Comité arbeidsvoorwaarden in de visserijsector werd overeenstemming bereikt over een
nieuw verdrag met arbeidsvoorwaarden voor de visserijsector.
In het Comité versterken van de capaciteit van de ILO om de leden te helpen hun doelen te
bereiken in de context van globalisering zijn de belangrijkste punten voor Nederland grotendeels
opgenomen in de eindconclusies van het comité waaronder het hanteren van een geïntegreerde
benadering van de strategische doelen, met het oog op de Decent Work Agenda. (zie voor een
uitvoerige beschrijving van alle conclusies het verslag)
Er is geen definitieve beslissing genomen over een gezaghebbend document. De beheersraad
wordt gevraagd na te gaan of het wenselijk is om een gezaghebbend document op te stellen,
mogelijk in de vorm van een Verklaring.
In het Comité over de bevordering van duurzame ondernemingen werd de discussie gevoerd
voornamelijk vanuit twee uitgangspunten waar werkgevers argumenteerden vanuit de
duurzaamheid van bedrijven in de betekenis van hoe bedrijven kunnen overleven. Werknemers
vroegen zich af hoe bedrijven kunnen bijdragen aan een meer duurzame samenleving. De
overheden kozen hierin het midden. Het resultaat van de discussie is een resolutie die dit
compromis goed weergeeft.
1.1.1 TOESPRAAK MINISTER DONNER 12 JUNI 2007
1.1.2 SAMENSTELLING VAN DE KONINKRIJKSDELEGATIE
1.1.2 Samenstelling van de koninkrijksdelegatie
MINISTERS ATTENDING THE CONFERENCE
Mr. DONNER, Piet Hein, Minister for Social Affairs and Employment
Mr. EL HAGE, Burney, Minister of Economic and Labour Affairs, Netherlands Antilles
Mr. LEE, Ramon, Minister for Labour, Culture and Sport, Aruba
Accompanied by:
Mr. VAN LEEUWEN, Bart, Spokesman, Communication Directorate, Ministry of Social Affairs
and Employment
GOVERNMENT DELEGATES (G)
Mr. BEETS, Lauris, Director International Affairs, Ministry of Social Affairs and Employment
Mr. VAN EENENNAAM, Boudewijn, Permanent Representative, Geneva
SUBSTITUTE DELEGATES
Mr. BEL, Wim, Acting Head, Directorate for International Affairs, Ministry of Social Affairs
and Employment
Mr. KAASJAGER, Sanne, First Secretary, Permanent Mission, Geneva
ADVISORS
Mr. BRINKMAN, Onno, Policy Advisor, Ministry of Social Affairs and Employment
Mr. DE BRUIJN, Rob, Policy Advisor, Ministry of Transport
Mr. BUISMAN, Geert Jan, Policy Advisor, Ministry of Social Affairs and Employment
Ms. KOOPMAN, Alieke, Head of department, Ministry of Social Affairs and Employment
Ms. VAN DER LOUW, Cynthia, Policy Advisor, Ministry of Social Affairs and Employment
Ms. STIEGELIS, Yvonne, Policy Advisor, Ministry of Social Affairs and Employment
Mr. VAN DER STRAATEN, Frans, Policy Advisor, Ministry of Foreign Affairs
Ms. UNGERER, Bettina, Policy Advisor, Ministry of Foreign Affairs
OTHER PERSONS ATTENDING THE CONFERENCE (G)
Mr. VAN DIJK, Jan Jacob, Member of Parliament
Ms. GRILK, Marianne, Policy Advisor, Ministry of Social Affairs and Employment
Mr. MARCET, Andre, Policy Advisor, Ministry of Social Affairs and Employment
Ms. VAN WISSEN, Rianne, Ministry of Social Affairs and Employment
EMPLOYERS DELEGATE (E)
Mr. RENIQUE, Chiel J.E.G, Head of Education and Training Department, Confederation of
Netherlands Industry and Employers VNO-NCW
SUBSTITUTE DELEGATE
Mr. VAN DER ZWAN, Ment, Policy Adviser, Pelagic Freezer Trawler Association
EMPLOYERS ADVISORS
Mr. KLAVER, Jan, Senior advisor Economic Affairs, Confederation of Netherlands Industry and
Employers VNO-NCW
Mr. BLONK, Cor, Policy Advisor, Pelagic Freezer Trawler Association
OTHER PERSONS ATTENDING THE CONFERENCE (E)
Mr. NIEUWENHOVEN, Rudi, Director Social Affairs, Confederation of Netherlands Industry
and Employers VNO-NCW
WORKERS DELEGATE (W)
Ms. VAN WEZEL, Annie, Policy Advisor, Netherlands Trade Union Confederation (FNV)
SUBSTITUTE DELEGATE
Ms. VRIELING, Margreet, Policy Advisor, National Federation of Christian Trade Unions in the
Netherlands (CNV)
WORKERS ADVISORS
Mr. ETTY, Tom, Policy Advisor, International Affairs, Netherlands Trade Union Confederation
(FNV)
Ms. KOOYMANS, Hella, Legal Advisor, Netherlands Trade Union Confederation (FNV)
OTHER PERSONS ATTENDING THE CONFERENCE (W)
Ms. JONGERIUS, Agnes, President, Confederation of Netherlands Trade Unions (FNV)
GOVERNMENT DELEGATE OF THE NETHERLANDS ANTILLES
Ms. ELS, Virlene, Policy Advisor, International Labour Affairs
Mr. ALEJANDRA, Humphrey, Policy Advisor, Directorate of Labour
WORKERS DELEGATE OF THE NETHERLANDS ANTILLES
Mr. IGNACIO, Roland, President of CGTC
Mr. ROLLAN, Nilco, General Secretary of General Federation of Bonairian Workers
EMPLOYERS DELEGATE OF THE NETHERLANDS ANTILLES
Mr. SEALY, President Chamber of Commerce and Industry Bonaire
GOVERNMENT DELEGATE OF ARUBA
Mr. LEE-RIVIEARS, Anthony, policy advisor, Ministry for Labour, Culture and Sport
WORKERS DELEGATE OF ARUBA
Mr. GEERMAN, Rudolf, Federation of Workers of Aruba (FTA)
EMPLOYERS DELEGATE OF ARUBA
Mr. DE CUBA, Enrique, the Aruba Hotel and Torism Asociation (AHATA)
1.2 AGENDA VAN DE INTERNATIONALE
ARBEIDSCONFERENTIE 2007
(96e ZITTING)
1.2 Agenda van de Internationale Arbeidsconferentie van 2007 (96e zitting)
Deel II - Vaste onderwerpen
2.1 (a) Rapporten van de Voorzitter van de Beheersraad en van de Directeur-Generaal
(b) Global report in het kader van de follow-up van de IAO declaratie
2.2 Financieel comité van overheidsvertegenwoordigers
2.3 Informatie en rapporten over de toepassing van verdragen en aanbevelingen
Deel III - Door de beheersraad op de agenda geplaatst
3.1.1 Arbeidsvoorwaarden in de visserijsector
3.1.2 Het versterken van de capaciteit van de IAO in het assisteren van de Leden bij het
bereiken van hun doelstellingen in de context van globalisering
3.1.3 Duurzaam ondernemen
DEEL II
BEHANDELING VASTE ONDERWERPEN
2.1 (A) RAPPORTEN VAN DE VOORZITTER VAN DE
BEHEERSRAAD EN VAN DE DIRECTEUR-GENERAAL
2.1.1 (A) REACTIE VAN DE DIRECTEUR GENERAAL
2.1 (B) GLOBAL REPORT IN HET KADER VAN DE FOLLOW-UP
VAN DE IAO DECLARATIE INZAKE FUNDAMENTELE
PRINCIPES EN RECHTEN OP HET WERK THEMA 2007:
GELIJKHEID IN WERK EN BEROEP
2.1 (b) Global report in het kader van de follow-up van de IAO declaratie
inzake fundamentele principes en rechten op het werk (thema 2007: gelijkheid
in werk en beroep)
De bespreking van het Global report Equality at work: Tackling the challenges, bestond uit een
general discussion waarin de lidstaten tripartiet de gelegenheid kregen om commentaar op het
rapport te geven. Een groot aantal lidstaten was op ministerieel niveau vertegenwoordigd.
In veel van de inbreng werd naast het uitspreken van waardering en steun voor het rapport ook
aangegeven wat er op nationaal niveau aan activiteiten is gebeurd.
De werkgevers gaven aan dat de Declaratie inzake Fundamental Principles and Rights at Work
van essentieel belang is om een wereldwijde bodem voor decent work te leggen. Het zorg dragen
voor gelijke behandeling en uitbannen van discriminatie is essentieel om ook de andere
fundamentele principes gestalte te doen geven.
Werknemers gaven aan dat zij zich de komende tijd gingen richten op gelijke beloning, het
bestrijden van racisme en het institution builden.
De vertegenwoordiger van de Nederlandse overheid benadrukte de noodzaak van tripartiete actie.
Het Nederlandse beleid is enerzijds gericht op het bestrijden van discriminatie, anderzijds op
activerend arbeidsmarktbeleid. Op het terrein van gelijke beloning heeft de overheid de laatste
jaren ingezet op het ontwikkelen van instrumenten om (on)gelijke beloning in kaart te brengen en
tezamen met andere stakeholders zoals sociale partners en de Commissie Gelijke Behandeling
aandacht en handvatten voor het bestrijden van ongelijke beloning te creëren.
In zijn reactie gaf de DG aan een actieplan voor de Beheersraad van november te agenderen.
2.2 FINANCIEEL COMITÉ VAN
OVERHEIDSVERTEGENWOORDIGERS
2.2 Financieel comité van overheidsvertegenwoordigers
Op 14 juni is de `International Labour Conference'(ILC) akkoord gegaan met de door de
Beheersraad van maart 2007 aanbevolen Programma- en Begrotingsvoorstellen voor 2008-2009.
De begroting bedraagt na vaststelling van de wisselkoers USD 641,7 mln en betekent reële
nulgroei (totale kostenstijging van 6,9%). Inclusief de geraamde vrijwillige bijdragen voor het
komende biënnium USD 350 miljoen bedraagt de totale begroting ongeveer een miljard. Met
het aannemen van de begroting is de conferentie ook akkoord gegaan met het instellen van een
rekening op de reguliere begroting voor ongeoormerkte vrijwillige bijdragen, de "Regular
Budget Supplementary Account" (RBSA). Werknemers hadden liever een verhoogd totaalbudget
gezien en sommige overheden juist strikte toepassing van nominale nulgroei. Werkgevers- en
overheidsdelegaties maakten zich zorgen over noodzakelijk onderhoud van het hoofdkantoor, dat
nu al wordt geschat op USD 120 mln. Namens IMEC (OESO-landen) werd deze zorg door
Nederland geuit.
Het `Finance Committee' (FC), dat een aanbeveling doet aan de Internationale
Arbeidsconferentie omtrent de omvang van de begroting voor het biennium 2008-09, is
samengesteld uit overheidsvertegenwoordigers. Werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers
intervenieerden tijdens de opening van de conferentie en tijdens de behandeling van het
agendapunt `Programme and Budget 2008-09' in het FC, dat zij verder als waarnemer
bijwoonden.
Nederland was, tevens als woordvoerder voor de IMEC-groep, actief deelnemer in de
besprekingen. De structuur en daarmee transparantie van het P&B was sterk verbeterd ten
opzichte van het P&B voor 2006-2007, de beleidsprioriteiten konden worden gesteund,
investeringen in de interne audit functie en financiële dekking voor de mogelijke oprichting van
een audit comité bleven gehandhaafd, zo ook de speciale allocatie van USD 2,5 miljoen voor
VN-hervorming (i.h.b. `One UN pilots') en inter-agency samenwerking.
Nederland benadrukte in zijn interventie dat ILO niet alleen dienstverlener, maar ook bewaker en
verdediger van universele waarden en fundamentele principes en rechten was. Nederland sprak
waardering uit voor de overname door ILO van in de Beheersraad in maart 2007 opgebrachte
zorgpunten op het gebied van verdere ontwikkeling van indicatoren en doelen, een strategie op
het gebied van kennisdeling en verspreiding, meer aandacht voor Afrika, versterking van het
Turijn trainingscentrum, en actieve betrokkenheid en inzet van ILO in de VN-hervormingen.
Ook de instelling van een Onafhankelijk Overzichts en Advies Comité werd door Nederland
verwelkomd.
In de discussie over RBSA benadrukte Nederland het belang van ongeoormerkte vrijwillige
bijdragen. Hiermee worden flexibiliteit vergroot en apparaatskosten relatief verlaagd.
2.2.1 IMEC STATEMENT
2.2.2 STATEMENT NEDERLANDSE OVERHEID
2.3 COMITÉ INZAKE DE TOEPASSING EN NALEVING VAN
VERDRAGEN EN AANBEVELINGEN
2.3 Comité inzake de toepassing en naleving van verdragen en aanbevelingen
In dit comité wordt de toepassing en naleving van verdragen en aanbevelingen van de IAO
besproken. Leidraad hierbij is het rapport van het IAO Comité van Deskundigen (Committee of
Experts; CoE). Het comité inzake de toepassing en naleving van verdragen en aanbevelingen
koos Sergio Paixao Pardo (regering, Brazilië) opnieuw tot voorzitter en Ed Potter (werkgever,
Verenigde Staten) en Luc Cortebeeck (werknemer, België) als vice-voorzitters. Jinno Nkhambule
(regering, Swaziland) was opnieuw rapporteur.
Het rapport van het comité bestaat uit drie onderdelen.
Deel I: algemene beschouwingen
Hierin komen algemene vraagstukken met betrekking tot internationale arbeidsnormen aan de
orde.
Werkmethodes van het comité
Er werd gediscussieerd over de werkmethodes van het comité, waaronder de criteria voor selectie
van de individuele gevallen die tijdens de conferentie worden besproken. Deze criteria zijn o.a.
het commentaar van de IAO Deskundigen, de kwaliteit van antwoord van een regering of het
ontbreken van een antwoord, de ernst en het voortduren van de tekortkomingen, de urgentie van
de situatie en het commentaar van de sociale partners. Ook eerdere discussies in het
conferentiecomité en het feit of een kwestie in een speciale paragraaf was opgenomen speelt mee
bij het selecteren van de individuele gevallen door het comité.
IMEC sprak waardering uit voor het streven naar toename van de kwaliteit en impact van de
Deskundigenrapporten. Punt van kritiek was dat niet het commentaar van de Deskundigen niet
altijd gemakkelijk te begrijpen is. Daarnaast werd opnieuw zorg geuit voor de toename van de
werkdruk en het nog steeds niet op volledige capaciteit functioneren van het Deskundigencomité.
De interventie van IMEC is opgenomen in bijlage 2.3.1.
Algemene discussie over de instrumenten inzake dwangarbeid
In het comité werd eveneens een algemene discussie gehouden over het onderzoek naar de IAO-
instrumenten op het gebied van het (verbod van) dwangarbeid : IAO-Verdrag nr. 29 uit 1930 en
Verdrag nr. 105 uit 1957. Deze verdragen behoren tot de meest bekrachtigde. De deskundigen
signaleren de volgende verschillende recente ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de
naleving van de verdragen inzake dwangarbeid en die vooralsnog in de weg staan aan volledige
implementatie van de verdragen inzake dwangarbeid:
- het probleem van mensenhandel voor doelen van dwangarbeid;
- het bestaan van geprivatiseerde gevangenissen en geprivatiseerde arbeid in
gevangenissen. Dit is niet per definitie in strijd met bovengenoemde verdragen; er dienen
dan wel aanvullende voorwaarden te zijn vervuld, zoals bijvoorbeeld dat het werk
vrijwillig gebeurt of niet onder dreiging van een strafmaatregel;
- de introductie van wetgeving of beleid met betrekking tot het verrichten van
gemeenschapswerk, als een alternatief voor gevangenisstraf, het verplicht stellen van
werken als voorwaarde voor het ontvangen van een werkloosheidsuitkering en het
verplicht verrichten van overwerk.
De werkgevers concludeerden dat er vele vormen van dwangarbeid kunnen bestaan, variërend
van de meer traditionele vormen tot hedendaagse vormen die gerelateerd zijn aan illegale
immigratie en mensenhandel. De discussie toonde veel nieuwe ontwikkelingen zoals die
gerelateerd aan private gevangenissen, werkloosheidsuitkeringen of overwerk, maar de
werkgevers meenden dat bepaalde vormen door de Deskundigen ten onrechte onder de
toepasselijkheid van de verdragen inzake dwangarbeid waren gebracht.
De werknemers meenden dat de nieuwe vormen van dwangarbeid noodzaken tot het updaten van
de bestaande verdragen, met name om bepaalde kwetsbare groepen (zoals vrouwen, kinderen,
migranten, slachtoffers van mensenhandel) te beschermen.
Deel 2: de toepassing en de naleving van verdragen en aanbevelingen
In deze categorie zijn landen behandeld die hun rapportageverplichtingen niet zijn nagekomen.
Naast bovenstaande categorie wordt aan de hand van het rapport van het Deskundigencomité
ieder jaar in overleg tussen werknemers en werkgevers een zogenoemde `lijst' vastgesteld van
individuele gevallen (zie bijlage 2.3.2). Deze lijst bevatte dit jaar opnieuw 25 landen, waarvan 14
gevallen betrekking hadden op de verdragen nrs. 87 en 98 (vakbondsvrijheid en collectief
onderhandelen).
Hoogtepunten van de besprekingen waren:
Wit-Rusland
Wit-Rusland staat al 15 jaar op de lijst van te behandelen staten door het Comité dat toeziet op de
naleving van ILO Verdragen en Aanbevelingen (CAS) tijdens de International Labour
Conference. Ook dit jaar moesten ze voor het Comité verschijnen wegens schendingen van
verdrag 87 (Freedom of Association and Protection of the Right to Organise) en 98 (Right to
organise and Collective Bargaining).
De overheidsdelegatie van Wit-Rusland benadrukte dat de twaalf aanbevelingen, die de ILO had
gedaan, hetzij waren geïmplementeerd, hetzij waren opgestart. Daarnaast meldde zij dat de
situatie sinds december 2006 aanzienlijk was verbeterd. Een actieve dialoog was inmiddels
opgestart met zowel de sociale partners als de ILO. Tevens was een wetswijziging die registratie
van vakbonden zou versimpelen in ontwikkeling. De tekst van deze wetswijziging was overigens
niet beschikbaar gesteld aan het Comité. Economische sancties (het intrekken van
handelspreferenties door de EU) zouden volgens de overheidsdelegatie ten koste van werknemers
gaan. De conclusies van het Comité konden dus grote gevolgen hebben, voor de overheid én voor
de werknemers.
De werkgevers erkenden de positieve stappen en de goede wil van de overheid. Voor het eerst
zouden zij de zaak Wit-Rusland niet meer als `continued failure' willen bestempelen.
De werknemers waren minder enthousiast; goede intenties, enige vooruitgang maar een overall
falen om substantiële vooruitgang te boeken.
De EU riep Wit-Rusland opnieuw op (bijlage 2.3.3) tot volledige implementatie van alle ILO
aanbevelingen om een vrije registratie en vrij opereren van vakbonden te garanderen. Hiertoe
werd de overheid aangemoedigd nauw (en transparant) met de ILO samen te werken.
Het Comité concludeerde dat, hoewel er vooruitgang was in sommige van de ILO aanbevelingen,
zorgen bleven bestaan aangezien deze stappen duidelijk onvoldoende waren en niet op de kern
van de zaak ingingen.
Het Comité riep de Wit-Russische overheid op om de dialoog met alle sociale partners voort te
zetten alsmede de samenwerking met de ILO, teneinde veranderingen in de wetgeving door te
voeren die vrije registratie en het vrij opereren van vakbonden garanderen. Om de
ontwikkelingen te kunnen blijven volgen, raadde het Comité aan om Wit-Rusland tijdens de
Governing Body van november 2007 opnieuw te bespreken.
Zimbabwe
Nadat de bespreking van Zimbabwe (conventie 87, Freedom of Association and Protection of the
Right to Organise) op verzoek van Zimbabwe een dag was uitgesteld, ontving de ILO een brief
van de Minister van Public Service, Labour and Social Welfare waarin Zimbabwe te kennen gaf
niet te zullen verschijnen voor het Comité omdat het niet instemde met het functioneren van het
Comité. Volgens de brief had het Comité van ILO Experts geen nieuwe conclusies in
vergelijking met eerdere onderzoeken. Dezelfde aanklachten zouden dit jaar aan bod komen en
Zimbabwe stelde daar reeds op geantwoord te hebben. De ondertoon van de brief was dat
Zimbabwe voor het Comité geroepen werd om politieke redenen.
In afwezigheid van de regering werd begonnen met het bespreken van de zaak. Een
Zimbabwaanse vakbondsleider die aan het woord was, wees erop dat een grote
overheidsdelegatie op de publieke tribune zat en aantekeningen maakte. Hierdoor ontstond een
dreigende sfeer en vroegen de werknemers om bescherming en een veilige terugkeer van
diegenen die gesproken hadden.
Voordat overheden statements konden uitspreken werd de vergadering geschorst. Er werd
besloten een speciale paragraaf in het rapport voor de plenaire sessie te wijden aan de zaak
Zimbabwe.
Tijdens de plenaire sessie van de Conferentie op vrijdag 15 juni moedigde de VS namens de
IMEC de ILO aan de parameters voor de bespreking van staten die niet voor het Comité
verschenen nader onder de loep te nemen. Zimbabwe werd hier niet specifiek genoemd omdat
ook de Democratische Republiek Congo niet voor het Comité was verschenen. De conclusie was
dat niet sancties of kritiek, maar het met respect voor de open dialoog onderzoeken van de
toepassing van geratificeerde verdragen het doel van de CAS vormt.
De overheidsdelegatie van Zimbabwe merkte hierna op verklaringen van de VS, het land dat de
minste ILO-verdragen geratificeerd heeft, ongeloofwaardig te vinden. De beslissing niet te
verschijnen was voortgekomen uit het verloren vertrouwen in de selectiemethoden van het
Comité. Zimbabwe zou politieke en koloniale redenen tot selectie niet accepteren hoewel het de
technische assistentie en expertise van de ILO als geheel hoog bleef aanslaan.
Colombia
De lijst van de groep van 25 overtredende staten wordt traditiegetrouw in de eerste week van de
Conferentie door de werknemers en werkgevers samengesteld. Belangrijkste punt van discussie
was dit jaar Colombia dat op een voorlopige lijst stond vanwege het niet naleven van verdrag 87
(Freedom of Association and Protection of the Right to Organise) en verdrag 98 (Right to
Organise and Collective Bargaining).
Gedurende de eerste week leek er een patstelling te ontstaan waarbij overheidsdelegaties voor
een groot aantal sessies buiten de zaal wachtten terwijl de werknemers en werkgevers
onderhandelden over de lijst. Tegen het einde van zaterdagmiddag (terwijl de besprekingen
maandag zouden beginnen) werd een compromis gesloten. De Colombiaanse Minister van
Sociale Protectie, Diego Palacio Betancourt, had een brief gezonden aan de ILO waarin hij zijn
committering aan de tripartiete dialoog herbevestigde. Over het akkoord tussen ILO en de
Colombiaanse overheid dat voorzag in een ILO kantoor in Bogotá (geopend eind 2006), een
structurele sociale dialoog en de bescherming van vakbondsleiders, was volgens Betancourt
progressie te melden. Desalniettemin was er nog veel te doen. De Colombiaanse overheid
beloofde daarom extra financiële middelen en mankracht in te zetten om straffeloosheid bij
geweld tegen degenen die opkomen voor legitieme rechten verder te bestrijden, de bescherming
van de vakbonden verder te versterken en het onderzoek en de berechting van nog lopende zaken
van misdrijven jegens vakbondsleiders te versnellen.
De ILO stuurde een brief waarin ze antwoordde de herbevestiging van de goede intenties,
alsmede de wil om meer middelen in te zetten, te waarderen. Daarnaast werd het belang van
sociale dialoog onderstreept. De ILO zal een high level mission naar Colombia sturen om de
verdere noodzaak voor technische ondersteuning te onderzoeken. De missie zal vervolgens
rapport uitbrengen aan de Governing Body (GB) van de ILO.
Door de intentieverklaringen van de Colombiaanse overheid en de ILO en het voornemen een
high level mission te sturen verdween Colombia van de voorlopige lijst van te bespreken staten.
Dit tot groot ongenoegen van de werknemers die stelden dat de situatie in Colombia nog steeds
zorgwekkend is. Ze spraken de hoop uit om in de volgende GB met urgentie de bevindingen van
de missie te kunnen bespreken.
Daarnaast stelden de werknemers de werkmethoden van het Comité ter discussie. Door vooraf
een lijst met mogelijk te bespreken staten te publiceren, bestaat de mogelijkheid dat deze staten
een tegenaanval voorbereiden om te vermijden dat ze besproken worden. Door eerder te
beginnen met een beter gestructureerde discussie over de vast te stellen lijst, zal het Comité
efficiënter werken en zal de uitkomst mogelijk bevredigender zijn.
De werkgevers stelden dat de meeste vooruitgang in Colombia de laatste twee jaar geboekt was.
In deze twee jaar werd Colombia niet besproken door het Comité maar werd wel samengewerkt
met de ILO.
Deel 3: de speciale zitting over de naleving door Birma/Myanmar van Verdrag nr. 29
Zoals gebruikelijk, stond Birma tijdens de International Labour Conference op zaterdag 2 juni
op het programma van het Comité dat toeziet op de naleving van ILO Verdragen en
Aanbevelingen (CAS) voor schendingen van verdrag 29 (forced labour).
De Birmese overheidsdelegatie benadrukte de positieve ontwikkelingen: het opgestarte
klachtenmechanisme, de verdergaande samenwerking tussen ILO en Birma middels een kantoor
in Yangon, de berechting van negen zaken van dwangarbeid voortvloeiend uit het
klachtenmechanisme en de aandacht die het klachtenmechanisme via media en een website van
de overheid had gekregen.
Zowel de werknemers als de werkgevers merkten op dat er de afgelopen 25 jaar weinig
vooruitgang was geboekt en er ernstige zorgen bestonden over de voortgaande dwangarbeid. Het
klachtenmechanisme, mits volledig functionerend, is slechts een kleine verbetering in een
zorgwekkende situatie. De reactie van de overheid op de klachten zijn bovendien veelal
administratief van aard terwijl strafrechtelijke vervolging meer gepast zou zijn.
In het EU-statement (zie bijlage 2.3.4) werd mede namens Nederland het klachtenmechanisme
verwelkomd en werd de ILO opgeroepen meer personeel aan de ILO liason officer toe te wijzen
om de toenemende werkdruk aan te kunnen. Daarnaast werd gesteld dat het klachtenmechanisme
slechts een stap in de goede richting is; de Birmese overheid werd opgeroepen de ingeslagen weg
richting het volledig uitbannen van dwangarbeid te vervolgen. Tenslotte werd de hoop
uitgesproken dat andere Aziatische landen Birma zouden ondersteunen bij het implementeren
van de ILO aanbevelingen om dwangarbeid uit te bannen.
Het Comité riep Birma op om voor de eerstvolgende vergadering van het Comité van
Deskundigen later dit jaar met concrete en verifieerbare bewijzen te komen van genomen actie
ter implementering van de aanbevelingen van de Commission of Inquiry.
2.3.1 IMEC VERKLARING
2.3.2 LIJST INDIVIDUELE GEVALLEN
2.3.3 EU VERKLARING INZAKE WIT-RUSLAND
2.3.4 EU VERKLARING BIRMA/MYANMAR
DEEL III
BEHANDELING ONDERWERPEN DOOR DE BEHEERSRAAD OP
DE AGENDA GEPLAATST
3.1 ARBEIDSVOORWAARDEN IN DE VISSERIJSECTOR
3.1 Arbeidsvoorwaarden in de visserijsector
Punt IV op de agenda van de Conferentie betrof een nieuw normverdrag inzake arbeid in de
visserijsector (Convention concerning work in the fishing sector, Verdrag nr. 188). Nederland is
een voorstander van dit verdrag omdat de arbeidsomstandigheden in de visserij, mondiaal
bekeken, ongunstig afsteken ten opzichte van reguliere beroepswerkzaamheden. Bovendien gaat
het ten dele om modernisering van oude verdragsverplichtingen. Het verdrag is aangenomen met
steun van de werkgevers, werknemers en alle belangrijke visserijlanden.
Het aangenomen verdrag bevat onder meer bepalingen op het terrein van minimumleeftijd,
"safety and health", arbeids- en rusttijden, de arbeidsovereenkomst en de sociale zekerheid.
Bovendien bevat het bepalingen ten aanzien van de handhaving. Het het verdrag bevat ook
uitgebreide voorschriften waaraan de accomadatie van schepen moet voldoen. Daarbij wordt een
onderscheid gemaakt tussen schepen langer en korter dan 24 meter. Voor schepen langer dan 24
meter gelden scherpere eisen.
De behandeling van het visserijverdrag stond in het teken van de "mislukking" van 2005. De
eerste twee lezingen van het verdrag vonden plaats tijdens de conferenties van 2004 en 2005. Een
derde lezing was noodzakelijk, omdat het verdrag zoals dat in 2005 het Comité was vastgesteld,
door de plenaire vergadering is verworpen. Voornaamste reden voor het verwerpen van het
verdrag in 2005 was de onthouding van de werkgevers. Daarnaast speelde een rol dat de
Aziatische landen, onder aanvoering van Japan, het verdrag niet steunden. De Aziatische vloot
vertegenwoordigt ruim 80% van alle visserschepen.
Naar aanleiding van het "mislukken" van het visserijverdrag zijn diverse intersessionele
inititatieven ontplooid om de conferentie van 2007 tot een succes te maken. Zo is in december
2006 een Interregional Tripartite Round Table gehouden, waarvan het belangrijkste resultaat is
dat de werkgevers en Japan het eens zijn geworden over het Japanse voorstel om voor de
Aziatische niet het criterium van 24 meter te gebruiken voor de vraag of aan de verscherpte eisen
ten aanzien van de accomodatie moet worden voldaan, maar 300 ton. Japan was van mening dat
de in het lengte gehanteerde lengtecriterium nadelig uitpakt voor de Japanse vloot, omdat de
Japanse schepen compacter zijn dan die van de Westerse vloot.
Daarnaast heeft uitvoerig informeel overleg plaatsgehad tussen de sociale partners onderling,
waarbij de Nederlandse werkgevers een belangrijke rol hebben gespeeld. Dit heeft onder meer
geleid tot een compromis over de arbeids- en russtijden. Er is om de werkgevers tegemoet te
komen bovendien een nieuwe bepaling in het verdrag opgenomen om het de
ontwikkelingslanden mogelijk te maken geleidelijk in het verdrag te stappen. Indien een land te
kampen heeft met "special problems of a substantial nature in the light of insufficiently
developed infrastructure or institutions" hoeft aan onderdelen van het verdrag niet te voldoen.
Deze tekst is een belangrijke vernieuwing en kan als voorbeeld dienen voor soortgelijke
bepalingen in nieuwe ILO-verdragen op andere beleidsterreinen.
Dankzij deze gedegen voorbereiding verliep de derde lezing zonder noemneswaardige
moeilijkheden, en is er nu een verdrag tot stand gebracht dat een breed draagvlak heeft dat naar
verwachting breed geratificeerd zal worden.
3.1.1 TEKST VAN DE CONVENTIE "ARBEIDSVOORWAARDEN
IN DE VISSERIJSECTOR"
3.2 HET VERSTERKEN VAN DE CAPACITEIT VAN DE IAO IN
HET ASSISTEREN VAN DE LEDEN BIJ HET BEREIKEN VAN
HUN DOELSTELLINGEN IN DE CONTEXT VAN
GLOBALISERING
3.2 Het versterken van de capaciteit van de IAO in het assisteren van de
Leden bij het bereiken van hun doelstellingen in de context van
globalisering ("Strengthening the ILO's capacity to assist its Members'
efforts to reach its objectives in the context of globalization"; SILC)
1. Algemeen
Het SILC-comité werd voorgezeten door de Zwitser Elmiger. De heer Tabani vertegenwoordigde
als vice-voorzitter de werkgevers. De heer Trotman was vice-voorzitter namens de werknemers.
Sanne Kaasjager (Nederland) werd tot rapporteur van het comité verkozen. Het rapport SILC, dat
pas vrij kort voor het begin van de ILC is uitgebracht, bestaat uit vijf hoofdstukken. Na een
algemene zitting werd elk hoofdstuk apart besproken.
2. Versterken van de capaciteit van de ILO om de leden te helpen hun doelen te bereiken in
de context van globalisering (SILC)
Het rapport stond geagendeerd ten behoeve van een algemene discussie.
De focus van de discussie was het versterken van het functioneren en de governance van de ILO.
Hierbij was in het rapport onderscheid gemaakt tussen vertical en horizontal governance.
Vertical governance: (hoofdstuk 2): betere aansluiting van prioriteiten op behoeften. Zo werd bv
voorgesteld om tot een betere selectie van agendapunten voor de ILC te komen door cyclical
reviews van de strategische doelstellingen in te voeren. Uit de discussies bleek dat de
werknemers sterk voorstander waren van een dergelijk rapportagesysteem, maar dat een aantal
overheden inclusief de EU - expliciet andere opties wilden openhouden, waarbij zij
vraagtekens zetten bij de toegevoegde waarde, rapportagedruk voor overheden en additionele
kosten van een dergelijk systeem.
Horizontal governance: (hoofdstuk 3) betere balans tussen de strategische doelen op landen
niveau gebaseerd op de behoeften van de leden. In dit verband werd de mogelijkheid van country
studies en peer reviews besproken, als ook de rol van DWCPs. Comitéleden namen de
voorstellen in positieve overweging, maar benadrukten dat landenstudies en peer reviews alleen
op basis van vrijwilligheid en op experimentele basis zouden moeten plaatsvinden.
Het vierde hoofdstuk ging in op nieuwe partnerschappen en versterkte samenwerkingsverbanden
met diverse actoren over de wereld. Decent Work is een thema dat wereldwijd wordt opgepakt
door vele organisaties; belangrijk is de synergie te zoeken. Delegaties waren unaniem in hun
oordeel dat ILO de samenwerking met andere actoren moet versterken en oog moet houden voor
de bredere context ("Delivering as One", kern van de VN-hervormingen).
In het vijfde hoofdstuk kwam de follow-up en het al dan niet besluiten tot een authoritative
document aan de orde. Voor veel delegaties zat hier het breekpunt van de consensus. Voor
werkgevers en een aantal overheden mocht in dit stadium geen besluit vallen òf er een
gezaghebbend document moest komen en, zo ja, welke vorm dat document moest krijgen.
3. Wat is de inzet en inbreng geweest van Nederland?
Nederland heeft voor elk hoofdstuk een statement ingebracht (zie bijlage 3.2.1)
Waar Nederland sterk op heeft ingezet, is het volgende:
· NL heeft benadrukt dat het om een institutioneel debat gaat met de nadruk op het verbeteren
van de governance en het functioneren van de ILO. Inzet (en geboekt resultaat) was: eens
worden dat hervormingen nodig zijn ter versterking van de capaciteit, dat er een actief
vervolgproces wordt ingericht dat moet uitmonden in een tweede en laatste debat tijdens de
conferentie van volgend jaar, en dat de beheersraad een mandaat krijgt om een en ander
verder uit te werken.
· Daarbij is benadrukt dat de arbeidsnormen van de ILO core business moeten blijven. En
spelen in dit licht ook een belangrijke rol bij het versterken van de capaciteit van de ILO.
· Belangrijk punt voor Nederland: de organisatorische implicaties van de voorgestelde
maatregelen. Het secretariaat is gevraagd om haar huiswerk beter te doen op dit punt en te
komen met concrete informatie tijdens de beheersraad in november.
· Een betere agendering van items voor de ILC, als één manier om de activiteiten van de ILO
beter te laten aansluiten op de behoeften van de leden
· Nederland heeft aangegeven positief tegenover het gebruik van reviews op landenniveau te
staan, maar met de kanttekening dat dit geen extra financiële en administratieve lasten met
zich meebrengt.
· Nederland heeft verder ingezet op gebruik en verbetering van bestaande instrumenten (zoals
DWCP), initiatieven (intern: bv herziening veldstructuur; extern: bv `Delivering as One') en
kennisbeheer.
· Nederland heeft verklaard welwillend te staan tegenover de mogelijkheid van een Verklaring
om Decent Work als handelsmerk van de ILO vast te leggen.
4. Wat zijn de belangrijkste conclusies?
De voor Nederland belangrijkste punten zijn voor een groot deel opgenomen in de eindconclusies
van het comité:
· Tripartiete dialoog als cruciaal instrument inzetten om de strategische doelen van de ILO te
bereiken;
· Serieus overwegen van invoering van periodieke reviews niet per se de voorgestelde
"cyclical reviews"- ten behoeve van het versterken van de kennisbasis en de analytische
capaciteit van de ILO Office en een betere link tussen de behoeften van de leden en de
selectie van prioriteiten voor verdere acties, inclusief standard setting. Dit kan resulteren in
een betere selectie van agendapunten voor de ILC.
· Rekening houden met de organisatorische implicaties van deze maatregelen; het moet binnen
de capaciteit van de ILO blijven en het mag niet leiden tot aanvullende
rapportageverplichtingen.
· Hanteren van een geïntegreerde benadering van de strategische doelen, met het oog op de
Decent Work Agenda.
· DWCP's versterken, meer afstemming tussen de verschillende programma's voor een grotere
effectiviteit en een grotere impact en betere aansluiting op andere VN- en multilaterale
initiatieven. De ervaringen met DWCP's kunnen tevens gebruikt worden om de reviews te
verrijken.
· Het belang benadrukken van het gebruik van bestaande initiatieven, (samenwerkings)relaties
en van beschikbare kennis. Daarbij tevens ervoor zorgen dat de VN-hervormingen ook een
positieve werking hebben op het versterken van de ILO .
· Versterken van de kennisbasis, onderzoekscapaciteit en het analytische vermogen van de
ILO.
· Er is geen definitieve beslissing genomen over een gezaghebbend document. De beheersraad
wordt gevraagd na te gaan of het wenselijk is om een gezaghebbend document op te stellen,
mogelijk in de vorm van een Verklaring.
3.2.1 VERKLARINGEN NEDERLAND
3.3 DE BEVORDERING VAN DUURZAME ONDERNEMINGEN
3.3 De bevordering van duurzame ondernemingen
Inleiding
Tijdens de 96ste zitting van de Internationale Arbeidsconferentie (IAC) werd een algemene
discussie gehouden over het rapport Promotion of Sustainable Enterprises (de bevordering van
duurzame ondernemingen). Het resultaat was een resolutie (bijlage 3.3.1). Het onderwerp was op
nadrukkelijke wens van de werkgeversgroep geagendeerd met het doel erkenning voor de
belangrijke rol van bedrijven in ontwikkeling te winnen. De werknemersgroep kon met dit
onderwerp slechts akkoord gaan wanneer deze positieve rol gekoppeld zou worden aan
"duurzaamheid" met de vraag hoe bedrijven kunnen bijdragen aan duurzame ontwikkeling.
Tot voorzitter van het Comité werd gekozen Andrew Annakin van de overheid van Nieuw
Zeeland. Vice-voorzitters waren Cecilia Brighi, werknemerslid uit Italië, en Antje Gerstein,
werkgeverslid uit Duitsland. Rapporteur was Bettina Ungerer, van de Nederlandse overheid.
Het rapport
In het huidige internationale debat is een groeiende erkenning voor de centrale rol van de private
sector, in alle vormen, in ontwikkelingsvraagstukken, inclusief het creëren van werkgelegenheid.
Het rapport geeft een inventarisatie weer van enerzijds de voorwaarden van een goed
functionerende private sector en anderzijds hoe bedrijven kunnen bijdragen aan evenwichtige en
productieve economische- en werkgelegenheidsgroei.
Het rapport sluit af met acht vragen die als leidraad dienden voor de discussie die de basis
vormde voor de ontwerpresolutie die uiteindelijk werd aangenomen.
Discussie en conclusie
De discussie werd voornamelijk vanuit twee verschillende uitgangspunten gevoerd. De
werkgevers argumenteerden vanuit de "duurzaamheid" van bedrijven in de betekenis van hoe
bedrijven kunnen overleven. Werknemers vroegen zich af hoe bedrijven kunnen bijdragen aan
een meer duurzame samenleving. De overheden kozen hierin het midden. Het resultaat van de
discussie is een resolutie die dit compromis goed weergeeft.
Resolutie
In de resolutie worden een aantal richtlijnen aan de ILO gegeven voor verdere activiteiten. De
belangrijkste zijn:
1. De ILO kan bijdragen aan het bevorderen van duurzame ondernemingen vanuit
haar mandaat, budget en expertise, vooral vanuit het kader van Decent Work.
2. Concreet verwijst dit onder andere naar onderzoek, adviseren van overheden en
sociale partners, benadrukken van Decent Work Country Programmes.
3. Voor dit vraagstuk is het belangrijk dat de ILO samenwerking zoekt of versterkt
met andere (VN) organisaties om bij te dragen aan een complete benadering van
duurzaamheid (people, planet en profit)
Nederlandse inzet
Bovengenoemde conclusie sluit goed aan bij de Nederlandse positie. Daarnaast was voor
Nederland het volgende van belang:
1. De zichtbaarheid van het concept CSR in de discussie. In Nederland liggen de
prioriteiten op dit onderwerp op transparantie, ketenverantwoordelijkheid,
"vrijwillig maar niet vrijblijvend", bewustwording en "overheid als voorbeeld".
2. Het verband tussen de discussie die nu in de ILO werd gevoerd over het
onderwerp met de internationale discussie over duurzaamheid.
Beide punten komen in de resolutie in verschillende paragrafen goed terug.
Nederlandse rol
De rol van de Nederlandse delegatie in de discussie was een actieve houding. Niet alleen was de
rapporteur van het Comité afkomstig uit de Nederlandse delegatie, maar ook de
vertegenwoordiger van de Nederlandse overheid heeft een actieve bijdrage aan de discussie van
het Comité geleverd (zie bijlage 3.3.2).
De Nederlandse inzet sloot goed aan bij de inzet van andere lidstaten vooral binnen de EU en
IMEC.
Vervolg
Het vervolg van deze discussie binnen de ILO is moeilijk in te schatten, omdat de agenda voor de
komende tijd reeds is bepaald. Wel is vast te stellen dat deze discussie goed te plaatsen is in de
algemene discussie over duurzaamheid.
3.3.1 CONCLUSIES BEVORDERING DUURZAME
ONDERNEMINGEN
3.3.2 VERKLARINGEN NEDERLAND
DEEL IV
AGENDA VOOR DE INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE
VAN 2008 (97E ZITTING)
4.1 AGENDA VOOR DE INTERNATIONALE
ARBEIDSCONFERENTIE 2008 (97e ZITTING)
4.1 Agenda voor de Internationale Arbeidsconferentie van 2008 (97e zitting)
Vaste onderwerpen
2.1 (a) Rapporten van de Voorzitter van de Beheersraad en van de Directeur-Generaal
(b) Global report in het kader van de follow-up van de IAO declaratie
2.2 Financieel comité van overheidsvertegenwoordigers
2.3 Informatie en rapporten over de toepassing van verdragen en aanbevelingen
Behandeling onderwerpen door de Beheersraad op de agenda geplaatst
3.1 Vaardigheden ten behoeve van een verbeterde productiviteit, groei van de werkgelegenheid
en ontwikkeling
3.2 Bevordering van werkgelegenheid op het platteland ten behoeve van armoedebestrijding
3.3.Het versterken van de capaciteit van de ILO om de leden te helpen hun doelen te bereiken in
de context van globalisering, vervolg op ILC 2007
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid