Andere accenten in palliatieve zorg
Toespraak, 5 oktober 2007
Staatssecretaris Bussemaker wil op het gebied van de palliatieve zorg
op een aantal onderdelen andere accenten leggen. Curatieve zorg en
pallatieve zorg zouden meer gelijktijdig moeten worden verleend en
geleidelijker in elkaar moeten overlopen. Ook wil zij zich inzetten
voor het versterken van de palliatieve zorg in de eerste lijn. Dat zei
ze in het kader van de Internationale dag van de palliatieve zorg. De
volledige tekst van haar toespraak staat hieronder.
Dames en heren,
Morgen vindt voor de derde keer de Internationale Dag voor de
Palliatieve Zorg plaats. Over de hele wereld zullen duizenden mensen
allerlei evenementen organiseren, variërend van sponsorlopen tot
conferenties en van het voorlezen van gedichten tot het houden van
tentoonstellingen. Op die manier vragen zij aandacht voor het bestaan
ván en het vergroten zij tegelijkertijd de kennis óver palliatieve
zorg.
En dat is belangrijk. Want ook als het om palliatieve zorg gaat is het
ongelijk verdeeld in de wereld. Er zijn inmiddels wereldwijd ongeveer
achtduizend hospices, verspreid over 110 landen. Al zegt het aantal
voorzieningen natuurlijk niet álles over de kwaliteit van de
palliatieve zorg. In veel van die landen, waaronder Nederland, is
palliatieve zorg een onderdeel van de reguliere zorgverlening. En
wordt dus vooral geleverd aan huis, in ziekenhuizen en in verpleeg- en
verzorgingshuizen.
Maar in met name Afrika, waar de sterftecijfers ruwweg twee keer zo
hoog liggen als in de westerse wereld, krijgt slechts 1,5 procent van
de mensen die daarvoor in aanmerking komt palliatieve zorg, tegenover
55 procent in Noord-Amerika. Van Nederland is dat percentage voor
zover ik weet niet bekend, maar ik vermoed dat het toch minstens op
het niveau van Amerika ligt. Hoe dan ook: er is bijna nog letterlijk
een wereld te winnen als het gaat om de beschikbaarheid, de bekendheid
en de bereikbaarheid van de palliatieve zorg.
Wat dat betreft mogen we in Nederland niet mopperen. Stond palliatieve
zorg een jaar of tien geleden nog in de kinderschoenen, inmiddels is
het een volwassen en volwaardig onderdeel van het totale zorgpakket.
Mede dankzij mijn voorgangers - onder wie ook mevrouw Borst, die hier
vanavond is - ligt er nu een stevig fundament onder de palliatieve
zorgverlening in ons land. Zowel in kwalitatief als kwantitatief
opzicht.
Naast het reguliere aanbod aan palliatieve zorg telt Nederland
inmiddels zo'n 230 voorzieningen voor palliatieve zorg. Daar kunnen
mensen, als dat thuis om welke reden dan ook niet gaat, zo thuis
mogelijk sterven. De diversiteit van het aanbod van deze voorzieningen
neemt nog steeds toe. Zo heb ik eerder dit jaar het Joods Hospice
Immanuel geopend. Daar worden alle joodse rituelen en gebruiken rondom
het sterven nageleefd. Ik juich dat soort ontwikkelingen toe. Want als
daar lokaal behoefte aan bestaat, dan is er niks op tegen dat zo'n
voorziening er ook komt.
Aan die brede spreiding en diversiteit van het aanbod hebben diverse
organisaties een belangrijk aandeel geleverd. Dezelfde organisaties
die deze manifestatie hebben georganiseerd en morgen hun steentje
bijdragen aan de Nederlandse versie van de Internationale Dag van de
Palliatieve Zorg.
Hoewel u ze waarschijnlijk wel kent, wil ik ze toch even noemen: het
Netwerk Palliatieve Zorg voor Terminale Patiënten Nederland, KWF
Kankerbestrijding, de Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg
Nederland, de Vereniging van Integrale Kankercentra en Agora, het
ondersteuningspunt voor palliatieve terminale zorg. Ik wil hen
bedanken voor alle inspanningen die ze hebben geleverd en nog steeds
leveren en complimenteren met wat zij hebben bereikt.
Dames en heren,
Het is u waarschijnlijk niet ontgaan dat ook dit kabinet veel waarde
hecht aan de palliatieve zorg. Al in het coalitieakkoord werd
aangekondigd dat het kabinet zal investeren in de verbetering en
versterking van de palliatieve zorg. En in de VWS-begroting die op
Prinsjesdag werd gepresenteerd heeft u kunnen lezen dat het niet bij
mooie woorden blijft. Vanaf volgend jaar komt er jaarlijks tien
miljoen euro extra beschikbaar. Dat geld is onder meer bedoeld als
tegemoetkoming in de huisvestingskosten van de hospices en voor de
subsidieregeling coördinatie palliatieve en palliatief-terminale zorg.
Verder zal ik een flink deel van die tien miljoen euro gebruiken om de
palliatieve zorg aan te passen aan de eisen van deze tijd. Tijdens
mijn bezoeken aan verschillende instellingen voor palliatieve zorg
kreeg ik van diverse kanten het signaal: de pioniersfase is voorbij,
het wordt tijd voor een volgende stap. Ik heb dat signaal goed in mijn
oren geknoopt en ik zal u ook vertellen wat ik ermee ga doen.
Laat ik voorop stellen dat ik niet van plan ben het bestaande beleid
op het terrein van de palliatieve zorg op een geheel andere leest te
schoeien. Ik vind, net als mijn voorgangers, dat bij palliatieve zorg
de kwaliteit van het resterende leven centraal moet staan, zodat
mensen op een waardige manier kunnen sterven. Daarom moeten zij in hun
laatste levensfase goed worden verzorgd en met respect worden
begeleid. Daarbij is én blijft een belangrijke rol weggelegd voor
zowel professionele zorgverleners als vrijwilligers. Deze
uitgangspunten hebben hun dienst bewezen en zijn in feite nog steeds
actueel. Die gelden wat mij betreft dus ook voor deze kabinetsperiode.
Maar ik wil wel op een aantal onderdelen andere accenten leggen. Waar
ik mij vooral sterk voor wil maken is een nieuw zorgmodel. Een nieuwe
denkrichting in feite, waarbij curatieve zorg en pallatieve zorg meer
gelijktijdig worden verleend en geleidelijker in elkaar gaan
overlopen. Nu is het nog zo dat er een vrij abrupte overgang is tussen
de op genezing gerichte zorg en de palliatieve zorg. Vaak pas op het
moment dat patiënten al in de palliatief-terminale fase verkeren, zeg
maar de laatste drie maanden voor het sterven.
Waar ik naar toe wil is dat de palliatieve fase eerder wordt
gemarkeerd in het hele zorgproces. Dat betekent dat hulpverleners en
zorgvoorzieningen, eerder dan nu het geval is, inspelen op mogelijke
problemen bij palliatieve patiënten. Bijvoorbeeld door ze in een
vroegtijdig stadium op te sporen en ze, desgewenst, een vorm van
palliatieve zorg aan te bieden.
Daarvoor is het natuurlijk wel noodzakelijk dat er een goede
samenwerking is tussen de eerstelijns- en de tweedelijnszorg. Want
alleen dan komt die eerder genoemde geleidelijke overgang van
curatieve naar palliatieve zorg echt goed van de grond. Artsen en
verpleegkundigen spelen daarbij een cruciale rol. Zij weten het beste
welke patiënten op afzienbare termijn waarschijnlijk niet meer te
genezen zijn en mogelijk in aanmerking komen voor palliatieve zorg. De
palliatieve hulpverleners kunnen dan tijdig beginnen met,
bijvoorbeeld, pijn- en symptoombestrijding. Vroegtijdig identificeren
van palliatieve patiënten in de eerste- en tweedelijnszorg is dus erg
belangrijk.
Daarmee kom ik op mijn tweede accent. In ons land is het zó geregeld
dat ongeneeslijk zieke mensen die thuis willen sterven, dat normaal
gesproken ook kunnen. Dat moet vooral zo blijven. En als thuis niet
mogelijk is, dan zo `thuis mogelijk', bijvoorbeeld in een hospice of
bijna-thuishuis. Ik wil mij daarom inzetten voor het versterken van de
palliatieve zorg in de eerste lijn. Dus op het niveau van de wijk of
buurt, letterlijk dicht bij de mensen.
De zorg rondom de patiënt zal dan goed moeten zijn georganiseerd. Dat
betekent dat huisartsen, specialisten, paramedici, verpleegkundigen en
vrijwilligers moeten samenwerken en de zorg die zij leveren goed op
elkaar moeten afstemmen. Netwerkzorg in optima forma dus.
Nu is dat natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan. Dat geldt voor
beide accenten die ik net noemde. Ik heb daarom een aantal
organisaties op het terrein van de palliatieve zorg gevraagd inbreng
te leveren voor een Plan van Aanpak. In dat plan zal ik mijn ideeën op
het terrein van palliatieve zorg ontvouwen. Mijn bedoeling is om het
Plan van Aanpak later dit jaar aan de Tweede Kamer voor te leggen. Ik
zal trouwens een deel van de eerder genoemde tien miljoen euro
gebruiken om het Plan van Aanpak in praktijk te brengen.
Ik zal in dat plan sowieso aandacht besteden aan de positie van
vrijwilligers in de palliatieve zorg. Tijdens mijn werkbezoeken aan
diverse instellingen is mij opgevallen dat zij een bijzondere plaats
innemen in de palliatieve zorg. Ik ben zeer onder de indruk geraakt
van wat deze vrijwilligers doen. In feite staan zij dag en nacht klaar
voor hun patiënten, vervullen kleine wensen, luisteren naar hun
verhalen. De inzet van vrijwilligers in de gezondheidszorg en zéker in
de palliatieve zorg verdient dan ook grote waardering.
Dames en heren,
Ik rond af. Ik heb u verteld wat ik de komende jaren wil gaan doen als
het gaat om de palliatieve zorg. Ik denk dat we daarmee de kwaliteit
van de palliatieve zorg nog verder kunnen verhogen. Maar ik kan dat
natuurlijk niet alleen. Sterker: ik kan zorgen voor de goede
randvoorwaarden. Maar het echte werk, dat doet u. U heeft de
palliatieve zorg gemaakt tot wat die nu is: een volwassen en
volwaardig onderdeel van onze zorgsector. Nogmaals: daar ben ik u zeer
erkentelijk voor. Ik wil dan ook graag samen met u de palliatieve zorg
deze kabinetsperiode nóg een beetje beter maken.
Ik dank u voor uw aandacht en ik wens u voor morgen een succesvolle,
aangename in interessante Internationale Dag van de Palliatieve Zorg
toe.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport