Datum: 8 oktober 2007
Inlichtingen bij: Marc Pomp (tel. 070-3383408) en Jacqueline
Timmerhuis (tel. 070-3383477)
Nieuwe medische technologie: afweging tussen kosten en gezondheidswinst
Nieuwe medische technologie is een belangrijke bron van
gezondheidswinst, maar ook van stijgende zorguitgaven. Goede
besluitvorming over de invoering van nieuwe medische technologie is
dan ook van groot belang. De huidige wijze van beslissen herbergt het
risico in zich dat nieuwe medische technologie te veel of juist te
weinig wordt toegepast. Om dit te verbeteren is het nodig om op
uniforme wijze de kosten en baten tegen elkaar af te wegen van
medische vindingen zoals nieuwe geneesmiddelen, vaccins en
hulpmiddelen, en ook van nieuwe diagnostische apparatuur zoals
CT-scanners. Hiervoor zijn maatschappelijke keuzes nodig over de
waarde van gezondheid: wat mag een extra jaar in goede gezondheid
kosten? Het is van belang dat artsen op basis van deze centraal
bepaalde waardering zo objectief mogelijk bepalen voor welke
behandelingen een patiënt in aanmerking komt. Om dit te bereiken
dienen richtlijnen voor de medische praktijk waar mogelijk rekening
houden met de kosteneffectiviteit van nieuwe technologie.
Dit concluderen de onderzoekers Marc Pomp van het Centraal Planbureau
en Werner Brouwer en Frans Rutten van de Erasmus Universiteit
Rotterdam in het vandaag gepubliceerde CPB Document QALY-tijd, Nieuwe
medische technologie, kosteneffectiviteit en richtlijnen.
Meten in QALY's maakt vergelijken mogelijk
Om beslissingen over de invoering van nieuwe medische technologie te
ondersteunen, is binnen de gezondheidseconomie een methodologie
ontwikkeld die bekend staat als kosteneffectiviteitsanalyse (KEA). Een
KEA van een nieuwe technologie resulteert in een schatting van de
kosten per Quality adjusted life year (QALY). Een extra QALY staat
voor een extra jaar in perfecte gezondheid. Een gewonnen levensjaar
betekent echter niet altijd een gezond jaar langer leven. In dat geval
telt het gewonnen jaar voor minder dan 1 QALY. In de praktijk wordt
soms een grens van 20 000 euro per QALY gehanteerd, bijvoorbeeld in de
huisartsenrichtlijn voor het gebruik van cholesterolverlagers
(statines). Zorg die meer dan 20 000 euro per QALY kost, is dan niet
kosteneffectief. Het is echter onduidelijk of deze grens de
maatschappelijke voorkeuren weerspiegelt. In het buitenland worden
vaak drempelwaarden gebruikt die aanzienlijk hoger liggen, waardoor
meer zorg als kosteneffectief wordt aangemerkt. Bovendien wordt de 20
000 euro grens niet consequent toegepast. Veel richtlijnen van medisch
specialisten schrijven zorg voor die aanzienlijk duurder is dan 20 000
euro per QALY. Het gebruik van drempelwaarden die niet stroken met de
maatschappelijke voorkeuren kan leiden tot substantiële
welvaartsverliezen. Een beter gebruik van
kosteneffectiviteitinformatie bij beslissingen over nieuwe medische
technologie vergt daarom beleidsmatige keuzes over de te hanteren
drempelwaarden voor de maatschappelijk aanvaardbare kosten per QALY
Kosteneffectiviteit in praktijkrichtlijnen
Tot dusverre speelt het kosteneffectiviteitscriterium nauwelijks een
rol in de praktijkrichtlijnen zoals opgesteld door de
wetenschappelijke verenigingen van artsen. Er zijn diverse
beleidsopties om dit wel te bereiken. Eén optie is
overheidsfinanciering van de productie van richtlijnen, op voorwaarde
dat kosteneffectiviteit wordt meegewogen als besliscriterium. Een
verdergaande optie is om naar Engels voorbeeld een instituut op te
richten dat samen met de betrokken partijen (artsen,
ziektekostenverzekeringen, patiëntenverenigingen en beleidsmakers) op
uniforme wijze richtlijnen vervaardigt waarin doelmatigheid een
belangrijke rol speelt.
Naleving richtlijnen
Vervolgens is het van belang dat deze richtlijnen ook worden
nageleefd. Zorgverzekeraars en de Inspectie Gezondheidszorg kunnen
naleving van richtlijnen bevorderen. Zorgverzekeraars zullen zich
wellicht vooral richten op het afremmen van nieuwe technologie die
leidt tot hogere uitgaven. Daarom kan aanvullend overheidsbeleid
wenselijk zijn om de invoering te stimuleren van uitgavenverhogende
maar kosteneffectieve technologie, bijvoorbeeld door bonussen uit te
keren aan artsen in ziekenhuizen die zich houden aan de richtlijnen
Kosteneffectiviteit niet voor iedere patiënt gelijk
De kosteneffectiviteit van een nieuwe medische technologie hangt ook
af van de kenmerken van de patiënt, zoals leeftijd,
gezondheidstoestand en consumptiepatroon. Dit maakt algemene
uitspraken over de kosteneffectiviteit van een nieuwe medische
technologie vaak onmogelijk. Bij de afbakening van het basispakket is
kosteneffectiviteit daarom vaak niet goed bruikbaar als
besliscriterium. Pakketbeslissingen doen onvoldoende recht aan de
verschillen tussen groepen patiënten in de kosteneffectiviteit van een
nieuwe medische technologie. Praktijkrichtlijnen kunnen dat wel.
Hierin wordt aangegeven welke behandeling in welke omstandigheden het
meest passend is.
CPB Document 152 'QALY-tijd, Nieuwe medische technologie,
kosteneffectiviteit en richtlijnen', is te bestellen bij:
Bibliotheek Centraal Planbureau
Postbus 80510
2508 GM Den Haag
Telefax: 070-3383350
E-mail: bibliotheek@cpb.nl
Prijs: 9,- euro
Centraal Planbureau