Effect verbod kinderreclame nagenoeg nihil


VEA pleit voor zelfreguleren in plaats van verboden

AMSTERDAM, 20071004 -- Een recent onderzoek uitgevoerd door de European Association of Communication Agencies (EACA) bevestigt het standpunt van de VEA dat reclameverboden niet of nauwelijks enig effect sorteren. Mede gegeven de uitkomsten van deze onderzoeken pleit de VEA nu met nog meer kracht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen gebaseerd op zelfregulering in plaats van verboden. In het EACA onderzoek zijn de wetenschappelijke studies* op dit gebied uit de afgelopen jaren geanalyseerd op hun bevindingen en conclusies.

Zo zijn de effecten van het Zweedse verbod van reclame gericht op kinderen jonger dan 12 jaar beoordeeld op hun effectiviteit. Het verbod zelf bleek al weinig effectief, want betrof uiteindelijk slechts één tv-zender en bovendien slechts tot 21 uur. Andere zenders en media werden niet geraakt door het verbod.

In de Verenigde Staten werd op basis van ervaring door de Federal Trade Commission de verwachting uitgesproken dat een verbod op reclame voor voedingsmiddelen waarschijnlijk zou worden opgevuld door reclame voor zittende bezigheden zoals computerspellen en andere tv-programma's. En dus niet door meer reclame voor bewegingssporten.

In Engeland stelde Ofcom vast dat er een correlatie is tussen de hoeveelheid tijd doorgebracht voor de tv en een slecht dieet en slechte gezondheid en overgewicht bij kinderen en volwassenen. Gelijktijdig werd vastgesteld dat er slechts sprake is van een beperkt direct effect van tv reclame op voedselvoorkeur, consumptie en gedrag.

In Quebec is tv-reclame gericht op kinderen al sinds 1980 verboden, maar het aantal kinderen met overgewicht is er niet minder dan in andere delen van Canada.

Op basis hiervan komt de EACA tot de eindconclusie dat beperkingen van reclame niet effectief zijn.

Naar het oordeel van de VEA bevestigt recent onderzoek van het Erasmus MC eveneens deze conclusie. Met de nodige voorbehouden voorspelt het immers slechts een beperkt effect dat een reclameverbod mogelijk op overgewicht kan hebben. Daarnaast baseert het Erasmus MC onderzoek zich op data uit de Verenigde Staten uit 1977 en is het onderzoek beperkt van opzet. Het houdt namelijk niet of nauwelijks rekening met psychosociale factoren, familie omstandigheden, invloed van vrienden, school situaties, vestigingen van snack en fastfood restaurants, algemeen consumentisme en de effecten van ander media en marketing tools.

Mede gegeven de uitkomsten van deze onderzoeken pleit de VEA nu met nog meer kracht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen gebaseerd op zelfregulering in plaats van verboden. Uitgangspunt daarbij is het principe dat over producten die legaal geproduceerd, gedistribueerd en geconsumeerd mogen worden, ook op een verantwoorde wijze mag worden gecommuniceerd.

In dit verband roept de VEA bovendien in herinnering het begin 2007 aan het kabinet gedane voorstel om een denktank te vormen met de communicatie industrie. Dit voorstel werd gedaan door het Centrum van Merk en Communicatie waarbinnen adverteerders en communicatieadviesbureaus samenwerken. Met als doel om na te gaan hoe de inzet van communicatie een positieve rol kan spelen in de strijd tegen de problemen die zich in onze maatschappij voordoen.





Vereniging van communicatieadviesbureaus