Beantwoording vragen over het nucleaire verdrag tussen de Verenigde Staten
en India
04-10-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door de leden Van Velzen en Van Bommel over het nucleaire
verdrag tussen de Verenigde Staten en India. Deze vragen werden
ingezonden op 17 september 2007 met kenmerk 2060725530.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken op
vragen van de leden Van Velzen en Van Bommel (SP) over het nucleaire
verdrag tussen de Verenigde Staten en India.
Vraag 1
Deelt u de mening dat de bouw van de Indiase atoomonderzeeër, die
uitgerust zou kunnen worden met ballistische raketten, voorzien van
een kernkop, een slechte en zeer ongewenste ontwikkeling is? Indien
neen, waarom niet? Bent u bereid er bij de Indiase regering op aan te
dringen af te zien van de bouw van de atoomwapenonderzeeër? Zo ja, op
welke wijze? Indien neen, waarom niet?
Antwoord
De bouw van een Indiase atoomonderzeeër met nucleaire ballistische
capaciteiten zou inderdaad een zorgelijke ontwikkeling zijn. Navraag
via onze ambassade in New Delhi heeft echter niet geleid tot een
bevestiging van dit bericht. Mocht ik de Indiase regering daarop
aanspreken, dan is er voor mij alleen een politieke grond om bij de
Indiase regering aan te dringen om af te zien van de bouw van een
dergelijke atoomonderzeeër. India is namelijk geen partij bij het NPV
en heeft geen volkenrechtelijke verplichting tot nucleaire ontwapening
op zich genomen.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het "Agreement for cooperation between the
government of the United States of America and the goverment of India
concerning peaceful uses of nuclear energy" (123 verdrag) door middel
van het beschikbaar stellen van nucleair materiaal de al bestaande
nucleaire wapenwedloop versterkt? Indien neen, waarom niet?
Vraag 10
Deelt u de mening dat het werk van de speciaal vertegenwoordiger van
het kernstopverdrag voor ratificatie van het teststopverdrag ernstig
ondermijnd wordt door het 123 verdrag?
Antwoord
Zoals al gesteld in mijn antwoorden op eerdere vragen van het lid Van
Velzen, beschik ik nog niet over de benodigde informatie om een
volledige appreciatie te kunnen geven van de mogelijke effecten van de
civiele nucleaire samenwerking tussen India en de VS.1
Vraag 3
Herinnert u zich uw antwoorden op vragen over de nucleaire
overeenkomst tussen India en de VS? Impliceert de zin in uw antwoord
op vraag 6 dat u het risico van een kernwapenproliferatie en wellicht
een wapenwedloop accepteert omwille van de gevaren van een
klimaatverandering? Zo ja, kunt u dat toelichten? Deelt u de mening
dat er met andere middelen naar CO2-reductie moet worden gestreefd in
plaats van de riskante nucleaire proliferatie, temeer daar deze
redenering ook door andere potentiële kernwapenlanden zou kunnen
worden gebruikt en daarmee een rem op proliferatie van
kernwapentechnologie wordt weggenomen? Bent u bereid deze redenering
te herroepen? Indien neen, waarom niet?
Antwoord
In mijn antwoord op vraag 6 wijs ik op positieve elementen die de
beoogde nucleaire samenwerking tussen de VS en India bevat. Naast
verdere inbedding van India in het mondiale non-proliferatiestelsel en
onderwerping van een significant deel van zijn nucleaire activiteiten
aan IAEA-supervisie, is ook de reductie van de CO2-uitstoot een
positief element. India is een land met een sterk groeiende
energiebehoefte, die thans voornamelijk wordt gevoed door vervuilende
fossiele energiebronnen. India heeft behoefte aan diversificatie van
zijn energievoorziening. Of kernenergie hiervoor één van de opties is,
is aan de regering van India om te bepalen. De planning is om
energieopwekking door kernenergie tussen nu en 2030 te laten groeien
van 3% tot ten minste 15%, hetgeen zal resulteren in een aanzienlijke
verlaging van de CO2- emissie.
Er is geen sprake van kernwapenproliferatie. India bezit al een
kernwapen en levering van proliferatiegevoelige technologieën en
goederen die ten gunste van het Indiase militaire nucleaire programma
zouden kunnen worden aangewend, zoals verrijkings- opwerkings- en
zwaar water technologie en goederen, is expliciet uitgesloten van de
civiele nucleaire samenwerking tussen India en de VS.
Vraag 4
Wanneer krijgt u duidelijkheid over de inhoud van een deel van het 123
verdrag, waaronder de bepalingen gericht op beëindiging van het
verdrag en verwerving van nucleaire brandstof?
Vraag 5
Wanneer verwacht u dat de Nuclear Supplier Group (NSG) het 123 verdrag
zal bespreken?
Vraag 6
Bent u bereid de Kamer hierover tijdig te informeren, opdat de
Nederlandse inzet in de Kamer kan worden besproken?
Vraag 9
Heeft de Amerikaanse regering contact opgenomen met de Nederlandse
regering in verband met de wijziging van de NSG-regels voor het 123
verdrag? Zo ja, wat is er besproken?
Antwoord
Uiteraard ben ik bereid de Kamer te informeren over de ontwikkelingen
ten aanzien van de civiele nucleaire samenwerking tussen de VS en
India en de besluitvorming in de NSG, zoals ook al eerder is gebeurd.
Van 14 t/m 16 november a.s. vindt de eerstvolgende NSG vergadering
plaats in Wenen. Na afloop hiervan zal ik de Kamer nader informeren,
mochten de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
Overigens zal tijdens deze vergadering geen besluitvorming over een
NSG-uitzondering voor nucleaire samenwerking met India plaatsvinden.
De VS heeft aangegeven pas een ontwerpvoorstel te presenteren nadat de
IAEA Bestuursraad de waarborgenovereenkomst tussen het IAEA en India
heeft goedgekeurd. De eerstvolgende IAEA Bestuursraad vindt ná deze
NSG vergadering plaats, en de onderhandelingen tussen India en het
IAEA moeten nog beginnen.
Vraag 7
Verstaat u onder de nog af te sluiten `waarborgen overeenkomst' tussen
India en de International Atomic Energy Agency (IAEA) een
`alomvattende waarborgen overeenkomst' (`Full-Scope Safeguards
Agreement'), of iets anders? Kunt u dat toelichten? Bent u voornemens
om genoegen te nemen met een minder stringente `waarborgen
overeenkomst' dan gebruikelijk? Zo ja, waarom, wat houdt die dan in en
zo ja, hoe verhoudt zich deze overeenkomst tot de eisen die aan het
atoomenergieprogramma van Iran worden gesteld?
Antwoord
Een alomvattende waarborgenovereenkomst voor een niet-kernwapenstaat
betekent dat alle nucleaire faciliteiten onder IAEA-waarborgen dienen
te worden geplaatst. Dit is nooit de intentie geweest van India en de
Verenigde Staten. Van begin af aan is overeengekomen dat India een
aantal nucleaire faciliteiten zal aanmerken als civiel en onder IAEA-
waarborgen zal plaatsen. Dit resulteerde in maart 2006 in het
zogenaamde scheidingsplan waarbij 14 nucleaire faciliteiten zijn
aangewezen als civiel; deze zullen onder IAEA supervisie worden
geplaatst. De overige 8 faciliteiten zijn militair en maken geen deel
uit van de beoogde nucleaire samenwerking tussen de VS en India.
India en het IAEA zijn nog niet begonnen met de onderhandelingen over
een waarborgenovereenkomst. Op dit moment is er dus geen overeenkomst
die ik kan beoordelen.
Vraag 8
Bent u bereid om, gezien de waarnemerstatus van de EU bij de NSG, het
123 verdrag op de agenda van de RAZEB in Lissabon op 22 september a.s.
in te brengen? Indien neen, waarom niet?
Antwoord
De Europese Commissie heeft een waarnemersstatus bij de NSG. De EU
lidstaten zijn individueel lid van de NSG.
Het "123 verdrag" werd niet geagendeerd voor de informele Raad
Ontwikkelingssamenwerking op 21 en 22 september jl. in Lissabon (NB de
eerstvolgende RAZEB vindt plaats op 15 oktober a.s.). Nederland heeft
de civiele nucleaire samenwerking tussen de VS en India al opgebracht
in EU-kader en zal dit blijven doen, mocht daar aanleiding toe zijn.
1: Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer nr. 2535, vergaderjaar
2006-200. Antwoorden op vragen 1, 2 en 5.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken