ChristenUnie
Een referendum is geen speeltje
Een referendum is geen speeltje
donderdag 04 oktober 2007 12:44 Met de kiezer en met de grondwet moet
je geen spelletje spelen. Daarom was, is en blijft de ChristenUnie
tegenstander van een raadgevend referendum over Europa. Dat betoogt
Kamerlid Esmé Wiegman Van Meppelen Scheppink aan de voorochtend van
het spoeddebat over een nieuw Europees verdrag.
Veel Nederlanders herinneren zich André Rouvoet als de gedreven en
welbespraakte vertolker van het `Nee!' tegen de Europese Grondwet in
het voorjaar van 2005. Begrijpelijk dat daardoor tevens een beeld is
ontstaan van de ChristenUnie als enthousiast aanhanger van het
referendum zoals dat destijds gehouden werd. Maar dat beeld klopt
niet. De ChristenUnie was in 2005 tégen het houden van een
volksraadpleging over de Europese Grondwet. Vanuit dezelfde
overtuiging - maar nu met nog meer argumenten dan toen! - zijn we
vandaag tegen het houden van een referendum over het nieuwe Europese
verdrag, een verdrag waarvan we de exacte tekst overigens nog niet
eens kennen.
Niet dat de ChristenUnie tegen elke vorm van directe democratie zou
zijn. Binnen onze partij is recent een degelijk onderzoek gedaan naar
mogelijkheden om politiek en burger nader tot elkaar te brengen. De
Commissie Schutte, die dit onderzoek verrichtte, heeft duidelijke
kaders aangegeven waarbinnen op een geloofwaardige wijze besluitmacht
van de volksvertegenwoordiging naar de burgers verlegd zou kunnen
worden. Daarbij staat voorop dat we de burger geen fopspeen mogen
voorhouden: áls het volk direct geraadpleegd wordt, dan moet het volk
ook werkelijk een heilloos besluit van het parlement kunnen
terugdraaien. Dat vergt echter een wijziging van de Grondwet.
Het referendum als zodanig is niet in strijd met de antirevolutionaire
staatkundige traditie waarin wij als ChristenUnie staan. Hendrik
Colijn heeft die indruk misschien gevestigd toen hij in 1934 het
referendum principieel afwees als ongewenste uiting van
volkssoevereiniteit. Maar dat had er wellicht vooral mee te maken dat
deze minister-president niet door het volk voor de voeten gelopen
wilde worden. De antirevolutionaire traditie heeft oudere papieren
hebben die vóór referenda pleiten: Abraham Kuyper (1917) stond er niet
onwelwillend tegenover, en ook De Savornin Lohman (1901) vroeg zich af
waarom het volk wel over personen maar niet over beginselen zou kunnen
oordelen.
Waar wij tegen zijn, is niet de volksraadpleging als zodanig, maar de
ongrondwettelijke en onwaarachtige vorm waarin ze in 2005 gehouden is
en waarin een deel van de Kamer haar opnieuw wil houden. Een
raadgevend referendum wordt de facto tot correctief referendum
verheven zodra een meerderheid van de Kamer belooft zich naar de
uitslag te voegen. Immers: volgend op het referendum zal de Tweede
Kamer een besluit nemen en daarvan kan niemand meer in ernst zeggen
dat het `zonder last of ruggespraak' (art. 67 lid 3 van de grondwet)
tot stand is gekomen.
Een raadgevend referendum waaraan correctief gewicht wordt toegekend,
is in strijd met de grondwet. Daar komt bij dat je correctieve
referenda niet zomaar over ieder onderwerp kunt houden: alleen
volstrekt eenduidige kwesties zijn `referendabel'. Als je het volk de
mogelijkheid geeft ergens `nee' tegen te zeggen moet het daarna ook
echt `nee' zijn: over en uit. Wie de bevolking toestaat een streep te
halen door een parlementair goedgekeurd wetsvoorstel, moet de
consequenties ten volle kunnen en willen dragen. Correctieve referenda
zijn dus alleen mogelijk wanneer het onderwerp vervolgens ook écht van
tafel gaat. Dat was in 2005 niet het geval, en dat zal nu opnieuw niet
het geval zijn. Er móet iets gebeuren met het nieuwe Europese verdrag
dat nu in de maak is. Maar niemand kan de kiezer uitleggen of zelfs
maar bij benadering voorspellen wat de Tweede Kamer van de regering
gaat vragen als de bevolking opnieuw `nee' zegt (Opnieuw een
referendum over opnieuw twee jaar, en ga zo maar door totdat we er
samen uit zijn?) Er ligt geen overzichtelijke keuze tussen twee reële
alternatieven op tafel, en met zo'n onmogelijke vraag moet je niet
naar de kiezer toegaan.
Het `nee' dat de kiezer in juni 2005 liet horen, is door de
ChristenUnie vertolkt tijdens de coalitiebesprekingen begin dit jaar.
Van de drie coalitiepartijen waren wij als enige tégen de Europese
Grondwet zoals die in 2005 aan de kiezer werd voorgelegd, en naar onze
bescheiden mening wisten wij dan ook als de beste waar de
gevoeligheden zaten. Dat inzicht is vertaald in een prima passage in
het coalitieakkoord, en die afspraken zijn door minister-president
Balkenende en staatssecretaris Timmermans voortreffelijk ingebracht
tijdens de Europese top in juni jl. Dat heeft naar ons oordeel, en dat
wordt gesteund door de Raad van State, geleid tot een verdrag dat zich
kenmerkend onderscheid van wat in 2005 voorlag. Wie daar nu nog eens
een referendum over wil houden vanuit de illusie dat daarmee de kloof
tussen politiek en burger gedicht wordt, bedrijft symboolpolitiek. Het
veelgehoorde `wie A zegt, moet ook B zeggen' is in dit verband een
drogredenering: geen enkel referendum kan ooit bedoeld zijn als het
begin van een alfabet. Referenda zijn bedoeld om besluitvorming af te
ronden; `nee' betekent niet `da capo'.
Terecht stelt de Raad van State dat referenda `niet moeten verworden
tot legitimatiemiddel dat naar believen door bestuurders en
volksvertegenwoordigers ten dienste van het eigen oordeel kan worden
ingezet'. Het referendum is geen speeltje voor de politicus en mag
geen fopspeen voor de burger zijn - zeker niet wanneer die speen
illegale weekmakers bevat. De politiek heeft in 2005 naar de burger
geluisterd en moet nu voor haar besluiten gaan staan. Daar zijn we
volksvertegenwoordiging voor.