Antwoorden op kamervragen van Wiegman-Van Meppelen Schepping over onrechtmatig gebruik van rustgevende medicijnen
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ-K-U-2799619
2 oktober 2007
Antwoorden staatssecretaris Bussemaker op kamervragen van het Kamerlid
Wiegman-Van Meppelen Scheppink over het onrechtmatige gebruik van
rustgevende medicijnen in verpleeghuizen en psychogeriatrische
afdelingen van (2060725290).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het bericht dat driekwart van de bewoners van
verpleeghuizen en psychogeriatrische afdelingen van verzorgingshuizen
rustgevende medicijnen zou krijgen toegediend? 1)
Antwoord 1
Ik heb kennis genomen van het krantenartikel.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u deze berichtgeving in het licht van het gegeven dat
dergelijke medicaties slechts onder strikte voorwaarden zijn
toegestaan?
Antwoord 2
Ik ben het met u eens dat de aantallen genoemd in het artikel hoog
zijn. Dit staat echter los van de strikte voorwaarden waar u naar
verwijst. Het toedienen van deze medicijnen is onder strikte
voorwaarden toegestaan. De richtlijn diagnostiek en medicamenteuze
behandeling van dementie, opgesteld op initiatief van de Nederlandse
Vereniging voor Klinische Geriatrie, geeft duidelijk normen aan voor
het gebruik van medicatie.
Vraag 3
Hoe verklaart u deze praktijk van gedwongen medicatie?
Antwoord 3
Ik vraag mij af in hoeverre er gesproken kan worden van gedwongen
medicatie. Het krantenartikel spreekt namelijk niet over gedwongen
medicatie, maar enkel over medicatie. Het is de keus van de arts, met
goedkeuring van de patiënt, dan wel vertegenwoordiger ingevolge
artikel 38 van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische
ziekenhuizen , om deze medicatie voor te schrijven. De Wet bopz
geeft verder, indien noodzakelijk, een duidelijke regeling voor
behandeling met dwang. Daarnaast geeft de richtlijn die in antwoord
twee is besproken ook aan, welke vormen van dwangmedicatie mogen
worden toegepast.
Vraag 4
Bent u voornemens, nog voordat de Inspectie voor de Gezondheidszorg
(IGZ) de uitkomst van haar voorgenomen onderzoek publiceert
maatregelen te nemen tegen het onrechtmatige gebruik van sufmakende
medicatie?
Antwoord 4
Ik ben het niet eens met uw uitspraak over het onrechtmatige gebruik
van sufmakende medicatie. Zoals ik in de antwoorden op vraag twee en
drie al heb aangegeven is het gebruik van deze medicatie aan strikte
voorwaarden verbonden en dus niet onrechtmatig. Ik ben wel van mening
dat het aantal keren dat deze medicatie wordt ingezet, hoog is. Vanaf
week 40 start de de IGZ met een onderzoek naar het gebruik van
vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg. Aangezien de Wet bopz op
dit moment te weinig regelgeving biedt aan onder meer het gebruik van
vrijheidsbeperkende maatregelen bij dementerende personen, is er een
wetsvoorstel in ontwerp. Dit wetsvoorstel zal het gebruik van
vrijheidsbeperkende middelen aan strengere regels binden, waaronder
ook het toedienen van medicatie. Met dit wetsvoorstel beoog ik dan ook
de patiënten meer rechtsbescherming te bieden, door striktere
regelgeving op dit gebied in te voeren.
Van belang is echter dat de heer van Marum (klinisch geriater en
farmacoloog, verbonden aan de Universiteit van Utrecht) met een
persbericht een signaal heeft willen uitgeven dat het gewogen gebruik
van medicatie voorop staat. Familie moet op de juiste manier
geïnformeerd worden en het personeel moet het medicijngebruik adequaat
bewaken. De vraag van onrechtmatigheid is dan ook niet van belang, wel
zal gezocht moeten worden naar `vriendelijkere' middelen in plaats van
deze medicatie. Het nieuwe wetsvoorstel zal zich daar ook op richten.