ChristenUnie


Bijdrage Algemene Financiële Beschouwingen

Bijdrage Algemene Financiële Beschouwingen

dinsdag 02 oktober 2007 21:19

De heer Cramer (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. De vorige week heeft mijn fractievoorzitter tijdens de algemene politieke beschouwingen een heel betoog gehouden over de verhouding tussen het materiële en het immateriële. Tot mijn vreugde kon ik vanochtend concluderen dat de minister goed naar dat verhaal heeft geluisterd. In de Volkskrant betoogt hij dat het leven meer is dan modellen alleen. En dat is mij uit het hart gegrepen. Het is wel jammer dat de minister dit vooral van toepassing verklaart op de modellenmakers -- zij worden er juist voor betaald om die modellen te maken -- en op de politici. Is het niet de minister zelf die keuzes moet maken en zich daarbij vaak juist baseert op die modellen? Wij zijn benieuwd welke consequenties zijn hartenkreet heeft op zijn eigen omgang met bijvoorbeeld de CPB-ramingen.

Voorzitter. U kent de ChristenUnie als een partij die goed rentmeesterschap als een van de uitgangspunten voor haar politiek heeft. Bij goed rentmeesterschap gaat het niet alleen over winst of verlies, baten of lasten in economische zin. Niet de winst staat centraal, maar het doel staat centraal. Zo'n doel is het milieu of jongeren die in veiligheid kunnen opgroeien. Wanneer je de structuur van een wijk grondig verbetert, ontstaat er een leef- en werkklimaat waarin talenten die er wonen, beter tot hun recht gaan komen. Talenten die nu nog vaak verscholen liggen onder armoede of gebrek aan opleiding. Om met een citaat te spreken: wie zijn medemens veracht, is een zondaar, gelukkig hij die zich bekommert om de armen. Vanuit die visie, of de psalmen, zoals voormalig fractieleider Rouvoet het ook wel noemde, wil de ChristenUnie graag vandaag haar bijdrage leveren.

In het coalitieakkoord is als uitgangspunt gesteld dat middelen die vrijkomen uit ombuigingen en lastenverschuivingen, aangewend worden voor economische groei, participatie, sociale samenhang en duurzaamheid, onder de voorwaarde van een evenwichtig koopkrachtbeleid. Dat is voor ons het kritisch referentiekader waarop wij de voorgenomen investeringen, bezuinigingen en lastenverschuivingen zullen beoordelen. Het geld moet zinvol besteed worden. De maatregelen moeten ten dienste staan van bovengenoemde doelen. Er moet bijgestuurd kunnen worden in goed overleg met de Kamer, als het nodig is.

Vorige week hebben de coalitiepartners op onderdelen wijzigingen aangebracht in de Miljoenennota, waaronder bijvoorbeeld het terugdraaien van de korting op de kinderbijslag. Het kabinet heeft aangegeven, de maatregelen en de dekking solide te vinden. Wij zijn content dat de aangenomen motie uitgevoerd gaat worden. Op het punt van de schoolboeken verwachten wij ook dat door deze maatregel een goede prikkel ontstaat voor scholen om goedkoper in te kopen. Scholen gaan nu beslissen over de besteding van hun eigen geld in plaats van over het geld van de ouders.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Ik heb een vraag aan de heer Cramer naar aanleiding van een opmerking van de heer Tang. Hij stapte van het spreekgestoelte en ik wilde nog naar voren rennen. Het ging over de kinderbijslag. Wij hebben die zaak vorige week in een motie geregeld, waarin de bezuiniging op de kinderbijslag ongedaan is gemaakt en de schuif van kinderbijslag naar kindgebonden budget ook niet is doorgegaan. Ik dacht dit ook in de brief van het kabinet terug te vinden. Ik weet niet of de heer Tang er anders over denkt, maar ik dacht dat dit was wat is overeengekomen. Ik wil de heer Cramer graag vragen of dat ook zijn idee is.

De voorzitter: U vraagt het aan de heer Cramer, maar ik had sterk de indruk dat u tegen de heer Tang sprak. Ik geef wel de heer Cramer het woord.

De heer Cramer (ChristenUnie): De heer Tang en ik bedoelen vast hetzelfde en zijn het met u eens.

De heer Irrgang (SP): De ChristenUnie had in het verleden in deze Kamer de goede traditie om op te komen voor de positie van chronisch zieken en gehandicapten. Nu wordt in de motie-Van Geel bovenop de 400 mln. die er al voor stond, nog eens 250 mln. bezuinigd op de aftrek voor chronisch zieken en gehandicapten. Dat gaat naar de WMO. Vindt de ChristenUnie dit acceptabel?

De heer Cramer (ChristenUnie): Laat ik het zo zeggen: aan de buitengewone-uitgavenregeling is nog heel veel te verbeteren. Het budget is in een paar jaar tijd gegroeid van 300 mln. naar 2 mld. en dat terwijl nog niet eens zeker is of het geld ook echt terechtkomt waar het hoort, namelijk bij de chronisch zieken en gehandicapten. Een aanscherping van het budget moet wat ons betreft ook samengaan met een verbetering van de systematiek, zodat het geld ook echt bij de beoogde groep terechtkomt. Naar onze mening valt een verbetering te boeken en daarmee geld te besparen. Wanneer volgend jaar blijkt dat hierdoor de koopkracht van de chronisch zieken en gehandicapten sterk achteruitgaat, zijn wij de eersten om er met u weer over te spreken.

De heer Irrgang (SP): Daar zullen wij dan nog op terugkomen. Het verbaast mij wel dat u bovenop de bezuiniging van 400 mln. een bezuiniging inboekt, terwijl u de systematiek nog niet kent. Dat is toch heel vreemd. Je boekt een bezuiniging in terwijl je de systematiek niet kent. Je zou toch eerst de systematiek moeten bekijken om vervolgens te kunnen concluderen wat die betekent voor het budget. Hoe weet u dat hetgeen u voorstelt kan? U kent de systematiek toch niet.

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik ben het met u eens dat wij de systematiek nog niet kennen. Daarom probeer ik onze wensen zo zorgvuldig mogelijk te formuleren. De opgave is ingewikkeld, maar als je kiest voor een goede stroomlijning en een goede regeling, kun je wel degelijk een besparing inboeken. Daarover is contact geweest met het ministerie. Wij zijn dus van mening dat de besparing in deze orde van grootte kan en dat wij tegelijkertijd kunnen bereiken dat de chronisch zieken en gehandicapten het geld krijgen dat ze toekomt.

De heer Vendrik (GroenLinks): Ik deel de verbazing van collega Irrgang geheel. Wat gebeurt er als er onverhoopt toch iets fout gaat? Wat gaan wij dan doen?

In het wetsvoorstel dat wij met de heer Klink bespreken, tekent zich een nieuwe definitie af voor de groep chronisch zieken via de zogenaamde achttien farmacologische kostengroepen. Ik zal u opmerkingen over de techniek besparen, maar er wordt met de vereveningssystematiek Zorgverzekeringswet een groep chronisch zieken en gehandicapten aangewezen. Die groep krijgt een tegemoetkoming van EUR47. Die groep is veel te beperkt. Ik zie al gebeuren dat de bezuiniging straks via die groep wordt gerealiseerd. Dan kennen wij meteen het probleem. Dan worden grote groepen chronisch zieken en gehandicapten echt beroofd van de tegemoetkoming. Die krijgen zij nu nog wel, maar straks niet meer. Dat kunt u toch niet over uw kant laten gaan.

De heer Cramer (ChristenUnie): De discussie hierover wordt morgen of overmorgen afgemaakt. Op deze manier vermengen wij die met dit debat en dat wil ik niet. Ik constateer dat er op dit punt wel degelijk zorgvuldige wetgeving nodig is. Als er een probleem wordt geconstateerd, zal dat opgelost moeten worden. Daarover zijn wij het eens.

De heer Vendrik (GroenLinks): Dit is toch geen manier van doen. Ik begrijp echt niet dat u ermee kunt instemmen dat een kabinet met een wetsvoorstel een nieuwe groep definieert en die groep een compensatie van EUR47 toekent, terwijl er nu al problemen zijn. En dan gaat de coalitie akkoord met een bezuiniging op een ander punt zonder dat zij überhaupt weet wat er met de regeling gaat gebeuren. Zoudt u niet iets zorgvuldiger om willen gaan met de groep chronisch zieken en gehandicapten en tegen het kabinet willen zeggen: ho, eerst een goede regeling en dan praten wij verder, en niet andersom?

De heer Cramer (ChristenUnie): Volgens mij is de ChristenUnie buitengewoon consciëntieus en zorgvuldig bezig bij de behandeling van dit onderwerp, zowel met betrekking tot de dekking als met betrekking tot de motie-Van Geel die vorige week is ingediend. Ik denk in dit verband ook aan de discussie die collega Wiegman voert over de uitwerking van de belastingaftrek BU.

De heer Van der Vlies (SGP): Van de fracties die niet deelnemen aan de coalitie heeft mijn fractie als enige voor de motie-Van Geel gestemd, maar in de veronderstelling dat voor het vaststellen van de doelgroep van de chronisch zieken en gehandicapten er nog een exercitie zou komen. "Doelgroep" is overigens een vervelend woord in dit verband, maar wel een sterke aanduiding. Met die exercitie zouden wij nagaan over wie wij het precies hebben en hoe voor die mensen de systematiek uitwerkt. Wij veronderstelden dus dat wij dat eerst zouden nagaan en dat pas daarna de maatregel op dit punt geëffectueerd zou worden. Dat was mijn, misschien naïeve, conclusie in het debat bij de algemene politieke beschouwingen. Ik wil de heer Cramer nog wel in herinnering roepen wat de gang van zaken was onder de vorige kabinetten-Balkenende. Bij de behandeling van de begroting voor het dienstjaar 2004 aanvaardden wij de motie-Van der Vlies die inhield dat als daartoe aanleiding was, wij spoorslags zouden repareren. Toen was de bodem -1%. Die reparatie heeft, met alle misère van dien, drie jaar geduurd. Toen is de regeling voor de buitengewone uitgave ontstaan. Die wordt nu overtekend. Dat is echter een ander probleem, maar ik vind dat men nu niet al te gemakkelijk moet doen. Eerst moeten wij maar eens zien met welke invulling het kabinet komt voordat wij de bezuiniging echt inboeken.

De heer Cramer (ChristenUnie): Daarover makkelijk doen is wel het laatste wat de ChristenUnie doet. Ik ben het eens met de heer Van der Vlies dat je uiterst zorgvuldig te werk moet gaan. Die discussie loopt volgens mij ook in het andere traject, bij de aanpassing van die regeling. Wij kunnen niet voorbijgaan aan de explosieve groei in het afgelopen jaar. In onze optiek is daarin een verbetering te boeken. Wij denken dat die ruimte er is.

Een structureel overschot op de begroting is van groot belang. Het kabinet heeft zich in de begroting voor 2008 een ambitieus doel gesteld door in 2011 een structureel overschot te realiseren van 1,1% van het bbp. In alle opzichten is het belangrijk dat deze doelstelling gehaald wordt. Daarvoor moeten de vingers stevig aan de pols gehouden worden. De minister heeft in de begrotingsregels de signaalwaarde aangescherpt om te waarborgen dat de doelstellingen voor het EMU-saldo gehaald worden. Wij onderschrijven die aanscherping. Wel is het opmerkelijk dat het kabinet in 2008 de doelstelling voor het EMU-saldo met 0,1% heeft verhoogd ten opzichte van het coalitieakkoord. Sinds wanneer leidt het licht veranderde inzicht over het verwachte feitelijke EMU-saldo voor 2011 tot bijstelling in de doelstelling voor het EMU-saldo? Is dat eigenlijk niet een nieuwe begrotingsregel? Wat betekent deze gang van zaken als het met de overheidsfinanciën slechter gaat dan verwacht? Bij economische instituten leeft het gevoel dat de economische vooruitzichten gunstig maar onzeker zijn. In de huidige groeiramingen is geen rekening gehouden met de eventuele gevolgen van de nu nog Amerikaanse kredietcrisis, en als gevolg daarvan de onzekere situatie op de financiële markten.

Het getuigt van wijsheid om voorbereid te zijn op een terugslag. De uitgaven zijn gegrond op de uitgavenkaders. Mochten er zich door de tegenvallende conjuncturele ontwikkelingen budgettaire tegenvallers voordoen, dan moeten deze in eerste instantie binnen de gestelde uitgavenkaders worden opgevangen. Kan de minister zijn visie geven op deze stelling?

Een belangrijke graadmeter om te bepalen of wij voorbereid zijn op de vergrijzing is de houdbaarheidsopgave van de overheidsfinanciën. Bij de start van de coalitieonderhandelingen werd gerekend met een houdbaarheidsopgave van 1,5%. In de loop van deze onderhandelingen bleek deze opgave opeens 2,5%. Nu is de houdbaarheidsopgave al 3%. Het lijken wel de weersvoorspellingen, maar dan in omgekeerde volgorde.

Het is niet mogelijk voor een stabiel en solide financieel beleid, zeker als dit beleid gericht is op een lange termijn van 20 à 30 jaar, om elk kwartaal met nieuwe houdbaarheidsopgaven te komen die nu al budgettaire effecten kunnen hebben. De minister stelt vanochtend in het interview dat wij verder moeten kijken dan die modellen. Maar als het gaat om de houdbaarheidsopgave, wordt de discussie wel degelijk gedomineerd door de uitkomst van diezelfde modellen. Hoe gaat de minister voorkomen dat hij elke dag verrast wordt door de modellenmakers?

Wij hechten aan de juistheid van de voorspellingen. De maatregelen die wij nemen hebben immers doorgaans verstrekkende gevolgen voor de samenleving. Kan de minister bevorderen dat minder omstreden en minder onzekere houdbaarheidssommen worden opgesteld als uitgangspunt van beleid? Graag ontvang ik de toezegging van de minister dat de verdeling over de vier maatregelen bij de verdere uitwerking leidend is. Een van die maatregelen betreft de AOW. Hij is in het coalitieakkoord opgenomen om de houdbaarheidsopgave te verwezenlijken.

Dit kabinet investeert nadrukkelijk in de maatschappij. Het risico bij zachte investeringen is dat zij onder zachte randvoorwaarden worden gedaan. Stel daarom reële doelen en zet daarvoor de juiste middelen in redelijke mate in! Verlies de beoogde resultaten niet uit het oog! De minister zou meer dan eens moeten checken of de cijfers en de maatregelen kloppen, en of de drie bekende w-vragen gedekt worden door de drie h-antwoorden.

Bij de bespreking van de jaarverslagen in het afgelopen voorjaar was er een brede roep uit de Kamer om meer concrete doelstellingen in een jaar te benoemen, en die na afloop van het jaar te verantwoorden. Het lijkt erop alsof de minister dit geluid niet heeft gehoord. Er worden in de Miljoenennota en de begrotingen veel maatregelen aangekondigd. In de beantwoording wordt naar de behandeling van die begrotingen verwezen. In de Miljoenennota zelf wordt daar echter nauwelijks een resultaat aan gekoppeld. Hoe kan de Kamer toetsen of het beleid naar verwachting is uitgevoerd? Kan de minister aangeven waar wij hem over anderhalf jaar op kunnen aanspreken?

Bij de aanpak van de topinkomens heeft de minister in de afgelopen week steun gekregen uit onverwachte hoek. Onze huiseconomen hebben aangegeven dat topinkomens een verstorende werking hebben op de arbeidsverhoudingen en daarmee op de arbeidsproductiviteit. Dat is klare taal. Alle seinen staan op groen om nu door te pakken. Van topondernemer tot topeconoom, iedereen lijkt ervan overtuigd dat er nu maatregelen moeten worden genomen om de ontwikkeling van de topinkomens te beteugelen.

Wat ons betreft moet het verband tussen prestatie en beloning duidelijker naar voren komen in de contracten. De raad van commissarissen zou dit moeten toetsen en de AFM zou hierover een oordeel kunnen uitspreken. Daarbij zouden aandeelhouders een prikkel moeten krijgen om de beloning realistisch te houden. Bij het debat over de topinkomens van 11 april heb ik hierover een motie ingediend. Deze werd door de minister en de staatssecretaris omarmd. In aanvulling hierop vraag ik de minister wat hij vindt van het concrete idee om de vennootschapsbelasting te verhogen wanneer volgens de AFM het verband tussen prestatie en beloning niet aangetoond kan worden. Wordt deze optie dan misschien ook door de commissie-Frijns bestudeerd?

Tot slot wil mijn fractie nog twee punten aansnijden. Het eerste punt betreft de overschrijding van het Gemeentefonds en het Provinciefonds op het EMU-saldo. Ik weet dat hier eerder over gesproken is. Zou het echter toch niet goed zijn een sluitende afspraak te maken om die bijdrage op begrotingsbasis van dit saldo op nul te laten uitkomen?

Het tweede punt gaat over het werk van de Economische Controledienst en de FIOD. Ons bereiken berichten dat door capaciteitsgebrek niet alle geconstateerde misstanden kunnen worden bestreden. Door prioritering binnen bestaande budgetten blijven zaken nu soms onopgelost. Ik vraag de minister om toe te zeggen dat wanneer blijkt dat met extra middelen voor deze afdelingen een groter rendement gehaald kan worden, hij daarvoor zorgdraagt.