College van Beroep voor het bedrijfsleven
Inkomsten uit arbeid. Verzilvering aandelenopties. Anticumulatie
Werknemers ontvingen in 1996 eenmalig aandelenopties. De opties konden
alleen door tussenkomst werkgever geldend worden gemaakt. Betrokkene
heeft de opties in oktober 1999 via haar werkgever verzilverd. De
hoedanigheid van werknemer van deze werkgever was van een zodanig
doorslaggevende betekenis voor het verwerven en uitoefenen van het
optierecht dat de uit dit recht voortvloeiende voordelen hun grond
vinden in de dienstbetrekking. Derhalve sprake van inkomsten uit
dienstbetrekking. De in 1999 ontvangen inkomsten zijn aan te merken
als inkomsten uit arbeid in de zin van artikel 44 van de WAO.
In dit geval geen rechtens onaanvaardbare wetstoepassing om in het
voetspoor van de fiscus de inkomsten toe te rekenen aan het hele jaar
1999 en niet uitsluitend aan de maand oktober 1999. Daarbij is in
aanmerking genomen dat deze inkomsten -anders dan met overwerk of
ploegentoeslag- geen relatie vertonen met de in een bepaalde maand of
periode van het jaar verrichte arbeid maar slechts afhankelijk waren
van de hoedanigheid van het werknemerschap van deze werkgever.
LJ Nummer:
BB3590
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 3 oktober 2007