abcdefgh
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
3 oktober 2007 2
Ons kenmerk Uw kenmerk
RWS/SDG/NW2007/1420/53977 -
Onderwerp
Inventarisatie Kunstwerken
Geachte voorzitter,
In het Algemeen Overleg inzake de jaarverslagen Verkeer en Waterstaat en
Infrastructuurfonds van 28 juni 2007 (TK 31031 XII, nr. 7) heb ik aangekondigd, u na het
zomerreces te informeren over de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar
de conditie van kunstwerken. Met deze brief informeer ik u over de resultaten van de
eerste fase van het onderzoek en ga ik nader in op het vervolgproces.
Aanleiding voor het onderzoek
Nederland heeft, evenals vele andere landen, in het hoofdwegennet een groot aantal
kunstwerken (bruggen, viaducten, tunnels) dat in de jaren zestig en zeventig of eerder is
gebouwd. Deze kunstwerken zijn gebouwd met de bouw- en materiaalkennis van dat
moment en berekend op de toentertijd geldende ontwerpnormen, beschikbare
verkeersprognoses en voertuigbelasting. Daarmee werden de kunstwerken zodanig
ontworpen dat deze ten minste 60 tot 80 jaar mee zouden moeten kunnen.
Sinds de bouw van deze kunstwerken is de verkeersintensiteit sterk toegenomen.
Bovendien is zowel het gewicht als de asbelasting (het gewicht per as van het voertuig)
van vrachtwagens door de jaren heen toegenomen, met als gevolg een grotere druk op de
weg en de kunstwerken. Daarnaast zijn ook de (veiligheids-) eisen aan kunstwerken,
zowel nationaal als internationaal, de afgelopen decennia steeds verder aangescherpt en is
meer bekend over hoe gebruikte materialen (staal en beton) zich in de loop van de tijd
gedragen.
Om de conditie van de kunstwerken op niveau te houden, worden deze sinds jaar en dag
Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 - 351 6171
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 - 351 7895
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
RWS/SDG/NW2007/1420/53977
allemaal onderworpen aan een regulier inspectie- en onderhoudsprogramma. In
hoofdlijnen komt dat neer op: 1) een visuele schouw meer keren per week, gericht op het
vaststellen van mogelijke schade en het voorkomen van ongelukken; 2) een periodieke
toestandsinspectie één tot meer maal per jaar, gericht op het functioneren van een
kunstwerk en; 3) een instandhoudinginspectie eens in de zes jaar, gericht op het in kaart
brengen van benodigde investeringen voor de komende jaren. Dit inspectie- en
onderhoudsregime waarborgt dat eventuele tekortkomingen tijdig worden gesignaleerd,
zodat waar nodig maatregelen getroffen kunnen worden. Dit programma geeft echter
geen uitsluitsel over de te verwachten resterende levensduur.
De afgelopen jaren zijn in het kader van het ZSM-programma verschillende spitsstroken
aangelegd. In die gevallen waarin dat gevolgen had voor het kunstwerk of het gebruik
daarvan (bijv. een extra rijstrook), heeft vooraf een meer gedetailleerde constructieve
beoordeling plaatsgevonden. In tegenstelling tot de hierboven beschreven reguliere
inspecties hebben deze beoordelingen wél gedetailleerde informatie opgeleverd over de
ontwikkeling van de levensduurverwachting van de oudere kunstwerken. Het is de
combinatie van toegenomen verkeersintensiteit, voertuigbelasting en
veiligheidsvoorschriften, tezamen met ervaringen uit het reguliere onderhoudsregime en
de meer diepgaande constructieve beoordelingen in het kader van het ZSM-programma,
die voor Rijkswaterstaat aanleiding zijn geweest om eind 2006 een omvangrijk onderzoek
te starten. Dit onderzoek moet antwoord geven op de vraag of de kunstwerken nog de
(resterende) levensduur hebben zoals bij het ontwerp is gedacht of dat hiertoe extra
levensduurverlengende maatregelen noodzakelijk zijn of wellicht zelfs versnelde
vervanging aan de orde is.
Het gaat in het onderzoek om twee categorieën kunstwerken. In de eerste plaats om
betonnen kunstwerken die zijn gebouwd vóór 1975. En in de tweede plaats om bruggen
waar het brugdek een stalen rijdek heeft (stalen bruggen). Beide zijn technisch van
zodanig verschillende aard dat deze een andere onderzoeksaanpak vergen. Om deze
reden ga ik in deze brief eerst in op het onderzoek naar de betonnen kunstwerken en
aansluitend op de kunstwerken met een stalen rijdek.
Onderzoek betonnen kunstwerken: aanpak en resultaten 1e fase
Het onderzoek voorziet er in om vast te stellen in welke mate de betonnen kunstwerken
voldoen aan de nu geldende constructieve normen voor de sterkteberekening, afgezet
tegen de te verwachten toekomstige verkeersbelasting. Op basis van het onderzoek kan
tevens een uitspraak worden gedaan over de te verwachten resterende levensduur van
een kunstwerk. Vanwege het grote aantal (2.020), de diversiteit en de ouderdom van de
kunstwerken, is het onderzoek noodzakelijkerwijs opgedeeld in fasen. De eerste fase
richt zich op het vaststellen van het aantal en de typen kunstwerken die een potentieel
kortere resterende levensduur hebben dan beoogd. Op basis van deze omvangrijke maar
globale eerste fase, wordt in de tweede fase elk van deze kunstwerken aan een
meer diepgaand onderzoek onderworpen.
Om de opzet van het onderzoek en de bevindingen te toetsen is een internationaal
reviewteam voor beton- en staalbouwspecialisten samengesteld onder leiding van
---
RWS/SDG/NW2007/1420/53977
Prof.dr.ir. J.C. Walraven, hoogleraar Betonconstructies bij de Faculteit Civiele Techniek en
Geowetenschappen. Vanaf september 2007 gaat dit reviewteam aan de slag.
Aanpak 1ste fase
De eerste fase van het onderzoek is inmiddels afgerond. Het onderzoeksrapport is
bijgevoegd als bijlage. Deze eerste fase bestaat uit een bureaustudie en een controle op
locatie. Het doel van de eerste fase is te komen tot een oordeel over mogelijke problemen
met de restlevensduur van de constructies. Deze fase richt zich op alle bruggen, viaducten
en enkele tunnels gebouwd vóór 1975, met een hoofddraagconstructie van beton. Alle
kunstwerken die nog niet eerder waren beoordeeld in het kader van aanlegprojecten zijn
in de inventarisatie meegenomen. Als maatgevende factoren voor de restlevensduur zijn
het toegepaste type draagconstructie en het oorspronkelijk ontwerp gebruikt, in relatie tot
het toegenomen gebruik. Vooral de toename van het gewicht, de aslast en de aantallen
vrachtwagens zijn voor dat laatste bepalend. De belasting door het personenverkeer heeft
nauwelijks invloed op de levensduur van de kunstwerken, omdat de belasting door het
personenverkeer in verhouding ondergeschikt is aan de belasting door het vrachtverkeer.
In onderstaande figuur 1 wordt de ontwikkeling in de belasting van de kunstwerken
verder toegelicht. Door zes ingenieursbureaus zijn de benodigde gegevens van de
draagconstructies uit het archief doorgenomen. In totaal zijn bij ruim 1.800 kunstwerken
verificatie-inspecties uitgevoerd. Op basis van de beoordeling van de technische
constructiegegevens en de controle op locatie is een globale verwachting van de
restlevensduur per type constructie bepaald.
---
RWS/SDG/NW2007/1420/53977
Resultaten 1ste fase
In de eerste fase van het onderzoek zijn door Rijkswaterstaat 2.020 kunstwerken,
gebouwd vóór 1975, nader bekeken. Hieruit blijkt dat:
· voor 840 kunstwerken nader onderzoek niet nodig wordt geacht.
· voor 1180 kunstwerken een nadere constructieve beoordeling noodzakelijk is, om een
definitief oordeel te kunnen geven. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen welke
kunstwerken het betreft.
Voor de 1180 nader te onderzoeken kunstwerken is geconcludeerd dat de resterende
levensduur bij het (maximale) verwachte gebruik mogelijk korter zal zijn dan bij het
ontwerp was beoogd. Bij deze kunstwerken kunnen extra levensduurverlengende
maatregelen nodig zijn. De 2e fase van het onderzoek zal uitwijzen hoe groot
respectievelijk hoe klein die kans is.
Onderzoek betonnen kunstwerken: aanpak 2e fase
Het onderzoek in de tweede fase richt zich op het bepalen van de verwachte resterende
levensduur: de resterende periode waarin de kunstwerken het te verwachten gebruik nog
verantwoord aan kunnen. Omdat het om zulke grote aantallen kunstwerken gaat, is
allereerst geïnvesteerd in het ontwikkelen van een efficiënte en effectieve
beoordelingsmethodiek. Deze methodiek wordt als eerste toegepast voor de beoordeling
van de kunstwerken in de rijkswegen met de zwaarste verkeersbelastingen, alsmede bij de
constructietypen met de relatief grootste kans op een verkorte resterende levensduur.
Het nader onderzoek varieert afhankelijk van het type draagconstructie van het
kunstwerk. Het kan gaan om een beperkte toets op kritieke aspecten tot een diepgaande
constructieve beoordeling.
Eind 2007 zal een technisch rapport gereed zijn waaruit duidelijk wordt wat het aantal te
verbeteren kunstwerken zal zijn en in welke periode deze werkzaamheden
geprogrammeerd zullen moeten worden. Het verslag van de 2e fase zal wellicht nog niet
over alle 1180 objecten een definitief oordeel kunnen geven, hetzij omdat de benodigde
berekeningen erg complex zijn, hetzij omdat er onvoldoende gegevens over de
constructie, het materiaal en de daaruit af te leiden draagkracht beschikbaar zijn. Wel
verwacht ik dan aan te kunnen geven wanneer dit inzicht er wel is.
Aan de hand van het rapport dat in december gereed is, zal per kunstwerk bepaald
worden: 1) welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn; 2) op welke termijn die
uitgevoerd moeten worden en met het oog op verkeershinder ook uitgevoerd kunnen
worden en; 3) wat de daarmee gemoeide kosten zijn. Indien blijkt dat renovatie
respectievelijk vervanging van kunstwerken noodzakelijk is, zal dit leiden tot een claim op
de infrastructuurgelden. Over de hoogte van het beslag valt thans nog niets te zeggen,
zolang niet specifiek duidelijk is welke maatregelen genomen moeten gaan worden. Dit
totaal inzicht verwacht ik tegen de zomer van 2008 te kunnen bieden. Het streven is erop
gericht dit mee te nemen in de begroting 2009.
---
RWS/SDG/NW2007/1420/53977
Onderzoek stalen kunstwerken
Rijkswaterstaat heeft in totaal 274 vaste en beweegbare bruggen in beheer met een stalen
rijdek (stalen bruggen). Vanwege de specifieke eigenschappen van staal, geldt voor deze
kunstwerken dat die naarmate de verkeersintensiteit toeneemt, alle te maken kunnen
krijgen met vermoeiingsproblemen. Omdat dit risico samenhangt met het gebruikte
materiaal, worden hiernaar gericht inspecties uitgevoerd. Uit deze inspecties is gebleken
dat 25 van de stalen bruggen op dit moment met vermoeiing kampt en bij 12 van deze
bruggen in de nabije jaren maatregelen noodzakelijk zijn. Deze bruggen zijn inmiddels
onderworpen aan een zeer intensief inspectie- en onderhoudsprogramma en alle
noodzakelijke reparaties worden uitgevoerd. Daarmee worden
verkeersveiligheidsproblemen voor de korte termijn voorkomen. Op middellange termijn
biedt dit echter onvoldoende zekerheid. Deze 12 bruggen, waarvan een aantal onderdeel
uitmaakt van belangrijke verbindingen, zullen de komende vijf jaar versterkt of vervangen
moeten worden om de verkeersdoorstroming te kunnen blijven garanderen. Inzicht in de
exact te nemen maatregelen en de financiële en verkeerstechnische consequenties
verwacht ik tegen de zomer van 2008 te kunnen bieden. Het streven is erop gericht dit
mee te nemen in de begroting 2009.
Tenslotte
Uiteraard wordt ook met de belanghebbende organisaties in het goederenvervoer over de
weg contact opgenomen om een nadere uitleg te geven en om afspraken te maken over
tijdige afstemming met de sector.
Tot slot hecht ik er aan nogmaals te benadrukken dat het onderzoek zich richt op een
inventarisatie van eventuele beperkingen in de resterende levensduur van kunstwerken.
Van een acuut veiligheidsprobleem is geen sprake. Bij de genoemde1800 verificatie-
inspecties is bij geen enkel kunstwerk een acuut constructief gebrek geconstateerd.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat