Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
BASISGEGEVENS KINDEROPVANG
- eindrapport -
dr. M.C. Paulussen-Hoogeboom
dr. M. Gemmeke
Amsterdam, september 2007
Regioplan publicatienr. 1501
Regioplan Beleidsonderzoek
Nieuwezijds Voorburgwal 35
1012 RD Amsterdam
Tel.: +31 (0)20 - 5315315
Fax : +31 (0)20 - 6265199
Onderzoek, uitgevoerd door Regioplan
Beleidsonderzoek in opdracht van het ministerie
van OCW.
VOORWOORD
Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang in werking getreden. Om de
ontwikkelingen in het aanbod van kinderopvang sinds het in werking treden
van de wet te kunnen volgen, heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap Regioplan beleidsonderzoek opdracht gegeven het landelijke
aanbod van kinderopvang per 1 januari 2007 in kaart te brengen.
Een belangrijk gedeelte van dit onderzoek bestond uit het aanleggen van een
gegevensbestand met informatie over alle kinderopvangorganisaties en
-locaties in Nederland. Wij zijn de contactpersonen van gemeenten die ons
hebben geholpen de gemeentelijke registers kinderopvang te verzamelen,
zeer dankbaar voor hun bijdrage.
Het onderzoek is begeleid door Ton Janusch (ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid), Aad van Tongeren en Marjan Zebregs (beiden ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). Wij zijn hen zeer dankbaar voor de
prettige samenwerking.
Mireille Gemmeke
(projectleider Regioplan)
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting ........................................................................................... I
1 Inleiding ........................................................................................... 1
1.1 Achtergrond........................................................................ 1
1.2 Doelen en vraagstellingen van het huidige onderzoek...... 3
1.3 Leeswijzer.......................................................................... 3
2 Onderzoeksopzet............................................................................. 5
2.1 Gebruikte databronnen...................................................... 5
2.2 Analyses op het aanbod .................................................... 8
3 Resultaten......................................................................................... 11
3.1 Hoeveel kinderopvangorganisaties, locaties en kindplaatsen
telt Nederland op 1 januari 2007?...................................... 11
3.2 Hoe groot is het aanbod in kindplaatsen per kind binnen
voor ouders relevante gebieden? ...................................... 12
3.3 Hoeveel verschillende locaties en kinderopvangorganisaties
bevinden zich binnen bepaalde gebieden ......................... 15
3.4 Hoe groot is het relevante aanbod aan kinderopvang in
gebieden met minder gunstige sociaaleconomische
kenmerken? ....................................................................... 19
3.5 Hoe groot is het relevante aanbod aan kinderopvang in
gebieden met relatief veel onvervulde vacatures .............. 20
3.6 Hoeveel locaties voor buitenschoolse opvang bevinden zich
in de directe nabijheid van basisscholen? ........................ 21
4 Conclusies........................................................................................ 23
4.1 Ontwikkelingen in het aanbod............................................ 23
4.2 Kenmerken van het aanbod............................................... 23
Bijlagen ........................................................................................... 25
Bijlage 1 Lijst met veertig wijken....................................................... 27
Bijlage 2 COROP-gebieden.............................................................. 29
SAMENVATTING
In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
heeft Regioplan beleidsonderzoek een gegevensbestand aangelegd dat een
totaaloverzicht geeft van kinderopvangorganisaties en -locaties in Nederland
per 1 januari 2007. Dit bestand is gebaseerd op de gemeentelijke registers
kinderopvang. Deze registers bevatten naast de namen, adressen en telefoon-
nummers van organisaties en locaties, ook het aantal kindplaatsen en
gegevens over de vergunninghouders. Op het gegevensbestand is vervolgens
een aantal analyses verricht. De resultaten daarvan presenteren we in deze
rapportage.
Ontwikkelingen in het totale aanbod
Nederland telde per 1 januari 2007 1568 kinderopvangorganisaties1 die hele
dagopvang en/of buitenschoolse opvang bieden op in totaal 6381 locaties. Het
totaal aantal volledige kindplaatsen in de hele dagopvang bedroeg 129.811 en
het totaal aantal kindplaatsen in de buitenschoolse opvang 94.656. Dit houdt
in dat ten opzichte van de situatie eind 2004 (vlak voor het in werking treden
van de Wet kinderopvang) sprake is van een toename van het aantal kind-
plaatsen in de hele dagopvang met 4,4 procent en een toename van het
aantal kindplaatsen in de buitenschoolse opvang met 27,7 procent.
Het aantal gastouderbureaus blijkt ten opzichte van medio 2006 met 11,2
procent te zijn toegenomen (van 401 naar 446). Informatie over het aantal
kindplaatsen in de gastouderopvang ontbreekt in dit onderzoek omdat het
aantal `koppelingen' dat gastouderbureaus verrichten, niet bijgehouden hoeft
te worden in de gemeentelijke registers.
Ontwikkelingen in het relevante aanbod
Met de term `relevant' aanbod wordt het aanbod binnen redelijke reisafstand
van de woning bedoeld. Voor dit onderzoek hebben wij berekend hoeveel
kindplaatsen er per kind beschikbaar zijn binnen tien minuten autorijden.2 Het
gaat hier nadrukkelijk om potentieel beschikbaar aanbod, aangezien er geen
informatie is verzameld over eventuele wachtlijsten.
Het landelijk gemiddelde relevante aanbod in de hele dagopvang lag per 1
januari 2007 op 0,14 kindplaats per kind. Bij een bezetting van 1,9 kind per
kindplaats was dus voor 26,6 procent van alle nul- tot en met driejarigen een
plaats. Voor de buitenschoolse opvang kwam het landelijk gemiddelde uit op
0,06 kindplaats per kind. Dit betekent dat voor 11,4 procent van alle vier- tot
en met twaalfjarigen een kindplaats beschikbaar was binnen tien minuten
autorijden.
1 Om de verschillende organisaties van elkaar te kunnen onderscheiden zijn de Kamer van
Koophandel-nummers gebruikt.
2 Hierbij is uiteraard rekening gehouden met het aantal kinderen dat zich binnen een
dergelijk gebied bevindt.
---
Keuzemogelijkheden voor ouders
Ouders kunnen per 4-positie postcodegebied voor zowel hele dagopvang als
buitenschoolse opvang gemiddeld kiezen uit bijna twee locaties (1,9 locaties
voor hele dagopvang en 1,8 locaties voor buitenschoolse opvang). Per post-
codegebied is voor beide opvangvormen keuze tussen ongeveer `anderhalve'
aanbieder (1,6 voor de hele dagopvang en 1,4 voor de buitenschoolse
opvang).
Voor 55 procent van alle postcodegebieden waar hele dagopvang wordt
aangeboden, geldt echter dat er sprake is van één locatie en voor 64 procent
geldt dat er sprake is van één aanbieder. In de postcodegebieden waar
buitenschoolse opvang wordt aangeboden, is in 57 procent van de postcode-
gebieden sprake van één locatie en in 73 procent van de postcodegebieden
van één aanbieder.
Het relevante aanbod in probleemwijken
Het relevante aanbod van kinderopvang is in wijken met minder gunstige
sociaaleconomische kenmerken even groot als in andere wijken van dezelfde
gemeenten.
Het relevante aanbod in gebieden met veel onvervulde vacatures
Op het niveau van COROP-gebieden3 werd een positieve samenhang
gevonden tussen het percentage onvervulde vacatures en het relevante
aanbod aan kinderopvang: hoe hoger het percentage onvervulde vacatures,
des te meer relevant aanbod.
Locaties voor buitenschools opvang in de buurt van basisscholen
Voor 32 procent van de basisscholen geldt dat er geen locatie voor buiten-
schoolse opvang in hetzelfde postcodegebied aanwezig is. Wanneer er wel
locaties voor buitenschoolse opvang aanwezig zijn in hetzelfde postcode-
gebied als de school, geldt voor 75 procent van de basisscholen dat er één tot
twee locaties voor buitenschoolse opvang aanwezig zijn.
3 De COROP-gebiedsindeling is ontworpen door de Coördinatie Commissie Regionaal
Onderzoeksprogramma. In deze gebiedsindeling worden veertig gebieden onderscheiden
(zie bijlage 2).
II
1 INLEIDING
Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang in werking getreden. Deze wet
regelt dat ouders, werkgevers en de overheid de kosten van kinderopvang
samen dragen. Daarnaast regelt de wet de kwaliteit van de opvang en het
toezicht daarop. Om de effecten van de Wet kinderopvang te kunnen volgen
en het kinderopvangbeleid verder te kunnen ontwikkelen, heeft het ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) regelmatig behoefte aan
inzicht in de ontwikkelingen in de capaciteit en de ontwikkelingen in de markt
van de kinderopvang.
1.1 Achtergrond
Onderzoek naar ontwikkelingen in capaciteit
In maart 2005 verscheen een rapport van Research voor Beleid1 waarin door
middel van een enquête onder alle kinderopvangorganisaties de capaciteit aan
kinderopvang per eind 2004, dus vlak voor het moment dat de wet in werking
trad, in kaart werd gebracht. Van de 1319 aangeschreven organisaties deed
66 procent mee aan het onderzoek. De totale capaciteit (van alle organisaties)
aan kinderopvang werd in dit rapport geschat op bijna 207.000 kindplaatsen.
In tabel 1 wordt de capaciteit weergegeven, uitgesplitst naar hele dagopvang,
buitenschoolse opvang en gastouderopvang. In de tabel is het aantal
kindplaatsen te zien. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat
dit aantal kleiner is dan het aantal kinderen dat gebruikmaakt van de opvang,
aangezien de meeste kinderen niet elke dag naar de opvang gaan. Voor alle
vormen van kinderopvang samen gold dat één kindplaats werd bezet door
gemiddeld 1,6 kinderen.2
Tabel 1.1 Capaciteit aan kinderopvang in kindplaatsen eind 2004
Soort opvang Aantal kindplaatsen
Hele dagopvang 124.386
Buitenschoolse opvang 74.125
Gastouderopvang 8.203
Totaal 206.714
Bron: Het aanbod van kinderopvang per eind 2004. Leiden: Research voor Beleid
1 Research voor Beleid (2005). Het aanbod van kinderopvang per eind 2004. Leiden:
Research voor Beleid.
2 In recent onderzoek naar wachtlijsten wordt voor hele dagopvang en buitenschoolse
opvang uitgegaan van 1,9 kind per kindplaats (B&A Consulting (2007). Wachtlijsten
Kinderopvang. Rapportage stand van zaken per 1 augustus 2007. Den Haag: B&A
Consulting bv.).
---
Sinds de invoering van de Wet kinderopvang zijn gemeenten verplicht een
register in te stellen met het kinderopvangaanbod in de gemeente. Op basis
van deze gemeentelijke registers kwam Buitenhek Management & Consult
medio 2006 uit op een totaal van 121.097 kindplaatsen in de hele dagopvang
en 83.551 plaatsen in de naschoolse opvang.3 Dit betekent dat er, in
vergelijking met eind 2004, sprake lijkt te zijn van een lichte teruggang (-2,6%)
in het aantal kindplaatsen in de hele dagopvang en een duidelijke groei in het
aantal kindplaatsen (+12,7%) in de buitenschoolse opvang.4 Wat betreft de
gastouderopvang werd in het onderzoek van Buitenhek niet het aantal
kindplaatsen maar het aantal aanbieders gerapporteerd. In 2006 waren er 401
verschillende organisaties die gastouderopvang aanboden.
Onderzoek naar ontwikkelingen in de markt
In een onderzoek van SEO Economisch Onderzoek (SEO) is beschreven hoe
de markt voor kinderopvang er in oktober 2004, dus vlak voor het in werking
treden van de Wet kinderopvang, uitzag.5 Daarbij is gekeken naar prestaties
van de markt en de mate waarin aan voorwaarden voor marktwerking werd
voldaan.
Wat betreft de prestaties van de markt werd geconcludeerd dat de markt
relatief goed presteerde: ouders waren over het algemeen tevreden over de
kinderopvang in termen van prijs, kwaliteit en beschikbaarheid. Wel waren
ouders meer tevreden over de informele opvang (betaalde en onbetaalde
oppas) dan over de formele opvang (hele dagopvang, buitenschoolse opvang
en gastouderopvang). Van de formele opvangvormen waren ouders het minst
tevreden over de buitenschoolse opvang.
Wat betreft de voorwaarden voor marktwerking concludeerde SEO dat er op
drie aspecten van de markt sprake was van `marktfalen'. Ten eerste gaf een
deel van de ouders aan geen gebruik te maken van formele kinderopvang
vanwege ontevredenheid over kosten, flexibiliteit, of openingstijden of omdat
er geen opvang aanwezig was. Voor de meerderheid van de ouders die geen
gebruikmaakten van formele opvang gold echter dat zij de opvang zelf
verzorgden omdat zij van mening waren dat dit het beste was voor het kind, of
omdat zij de opvang zelf konden regelen. Ook gold voor een belangrijk deel
van de ouders dat het kind geen opvang meer nodig had.
Ten tweede bleek het voor ouders lastig te zijn de kwaliteit van de opvang te
beoordelen. Ten derde was er in sommige gedeelten van het land sprake van
weinig tot geen concurrentie. Kinderopvang bleek een zeer lokale markt te zijn
omdat het merendeel van de ouders kinderopvang dicht bij huis zoekt (de
gemiddelde reistijd van huis naar het kinderdagverblijf was tien minuten). Het
kinderopvangaanbod waar ouders uit konden kiezen was daarom beperkt.
3 info@buitenhek.nl (2006). Resultaten landelijk onderzoek naar capaciteit kinderopvang.
4 Hierbij moeten we opmerken dat de vergelijking van de resultaten van deze twee onder-
zoeken wordt bemoeilijkt doordat de gebruikte onderzoeksmethoden niet hetzelfde zijn.
5 SEO (2005). De markt voor kinderopvang in 2004. Amsterdam: SEO.
2
1.2 Doelen en vraagstellingen van het huidige onderzoek
Het ministerie beschikt momenteel niet over een volledig en betrouwbaar
gegevensbestand over het aanbod van kinderopvang. Daarnaast is een
actuele meting van de grootte van het aanbod aan kinderopvang op redelijk
korte afstand van het huisadres (het zogenaamde relevante aanbod)
wenselijk.
Naast het verkrijgen van inzicht in het actuele relevante aanbod van kinder-
opvang wil het ministerie graag inzicht krijgen in de volgende zaken:
· de actuele situatie wat betreft de keuze tussen locaties en kinderopvang-
organisaties;
· de grootte van het aanbod van kinderopvang in gebieden met minder
gunstige sociaaleconomische kenmerken, zoals bijvoorbeeld in
achterstandswijken;
· de grootte van het aanbod aan kinderopvang in gebieden met een relatief
hoog percentage onvervulde vacatures;
· het aantal locaties voor buitenschoolse opvang in de directe nabijheid van
basisscholen.
Naar aanleiding van bovenstaande doelstellingen van het ministerie hebben
wij de volgende onderzoeksvragen opgesteld:
1. Hoeveel kinderopvangorganisaties, locaties en kindplaatsen telt Nederland
op 1 januari 2007 (totaal en naar hele dagopvang, buitenschoolse opvang
en gastouderopvang)?
2. Hoe groot is het aanbod in kindplaatsen per kind (hele dagopvang en
buitenschoolse opvang) binnen voor ouders relevante gebieden?
3. Hoeveel verschillende locaties en kinderopvangorganisaties bevinden zich
binnen bepaalde gebieden?
4. Hoe groot is het relevante aanbod aan kinderopvang in gebieden met
minder gunstige sociaaleconomische kenmerken?
5. Hoe groot is het relevante aanbod aan kinderopvang in gebieden met
relatief veel onvervulde vacatures?
6. Hoeveel locaties voor buitenschoolse opvang bevinden zich in de directe
nabijheid van basisscholen?
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden de bronnen van de gebruikte data en de aanpak van
het onderzoek beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft, per onderzoeksvraag, de
resultaten van het onderzoek. Hoofdstuk 4, ten slotte, bevat de conclusies van
het onderzoek.
---
4
2 ONDERZOEKSOPZET
In dit hoofdstuk beschrijven we de bronnen van de gebruikte data en de
aanpak van het onderzoek.
2.1 Gebruikte databronnen
Databestand met aanbodgegevens uit de gemeentelijke registers
kinderopvang
Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, is er een databestand
aangelegd dat een overzicht geeft van kinderopvangorganisaties en -locaties
in Nederland. Dit bestand is gebaseerd op de gemeentelijke registers kinder-
opvang. Deze registers bevatten naast de namen, adressen en telefoon-
nummers van organisaties en locaties, ook het aantal kindplaatsen en
gegevens over de vergunninghouders. Bij het aanleggen van het bestand zijn
we uitgegaan van 1 januari 2007 als peildatum, dus twee jaar na het ingaan
van de Wet kinderopvang.
Van de 443 gemeenten in Nederland bleken er 436 een register kinderopvang
te hebben. Deze registers zijn allen opgenomen in het bestand. In zeven
gemeenten was op 1 januari 2007 geen kinderopvang aanwezig. Deze
gemeenten hebben zodoende geen register. Voor zover dat mogelijk was, is
voor het verzamelen van de registergegevens gebruik gemaakt van de
gemeentelijke websites. Gemeenten die het register niet op hun website
hadden gepubliceerd of waarvan het register incompleet was, zijn door ons
telefonisch benaderd. Het resultaat van deze aanvullingen was een compleet
bestand met registergegevens.1
Op basis van dit bestand konden het aantal kinderopvangorganisaties, het
aantal locaties en het totale aantal kindplaatsen in de hele dagopvang en de
buitenschoolse opvang worden bepaald.
Wat betreft de gastouderopvang kon wel het aantal gastouderbureaus worden
geteld, maar niet het aantal kindplaatsen. In de gemeentelijke registers hoeft
het aantal `koppelingen' dat door gastouderbureaus wordt verricht namelijk
niet te worden bijgehouden.
De registers kinderopvang: enquête via internet
Voor het onderzoek is een enquête gehouden onder alle gemeenten in
Nederland. Met de enquête zijn gegevens verzameld over de mate waarin de
registers kinderopvang actuele informatie bevatten en de manier waarop
wijzigingen in de registers worden bijgehouden.
1 Medio mei waren alle gegevens compleet.
---
Alle 443 gemeenten zijn begin januari per e-mail benaderd met een verzoek
de enquête via internet in te vullen. Het verzoek werd gericht aan de
verantwoordelijke binnen de gemeente voor het register kinderopvang.2 In
totaal 298 gemeenten vulden de enquête in, een respons van bijna zeventig
procent. Van deze gemeenten hadden er drie geen kinderopvang en gaven er
twee aan geen register te hebben.3 Deze gemeenten laten we verder buiten
beschouwing.
Actualiteit van de registers
We hebben de gemeenten gevraagd of het register kinderopvang op 1 januari
2007 helemaal was bijgewerkt. Driekwart van de gemeenten gaf aan dat dit
het geval was, zeventien procent van de gemeenten zei dat het register vrijwel
helemaal was bijgewerkt en vier procent zei dat er belangrijke wijzigingen
waren die nog niet waren doorgevoerd.
Op de vraag welke wijzigingen nog niet waren doorgevoerd, gaven gemeenten
aan dat dit vooral wijzigingen in het aantal kindplaatsen betrof en vrijwel nooit
het registreren van nieuwe locaties of houders. Gemeentelijke herindelingen
en kleine correcties op het bestand vormen de tweede grote groep nog door te
voeren wijzigingen. De registers zijn over het algemeen vrij actueel te noemen.
Bij de opbouw van het registerbestand is ons daarnaast gebleken dat in veel
gevallen (naar schatting 30% van de gemeenten) het register niet compleet
was. Vooral de Kamer van Koophandel-gegevens ontbreken vaak. Ook het
aantal kindplaatsen wordt niet altijd bijgehouden. Veel gemeenten gaven aan
dat het compleet maken van het register te veel tijd kost. In het register-
bestand waarop de analyses in dit onderzoek zijn gebaseerd, zijn dergelijke
ontbrekende gegevens alsnog opgezocht en ingevoerd.
Werkwijze van gemeenten bij de registratie
We hebben gemeenten ook een aantal vragen gesteld over het registratie-
proces. De Wet kinderopvang vereist registratie van een houder of nieuwe
locatie op het moment dat deze wordt aangemeld. Daarna vindt inspectie
plaats en wordt een gebruikersvergunning afgegeven. Bij sluiting van een
locatie dient deze uit het register te worden verwijderd.
Bij de meeste gemeenten duurt het een maand (56 procent) tot drie maanden
(32 procent) voor een nieuwe locatie of nieuw gastouderbureau wordt vermeld
in het register. De helft van de gemeenten neemt een nieuwe locatie of houder
op voordat de inspectie heeft plaatsgevonden, maar ongeveer veertig procent
doet dat daarna.4
2 In die gemeenten waar de GGD verantwoordelijk is voor het register kinderopvang werd de
gemeente verzocht de enquête door de GGD in te laten vullen.
3 Deze twee gemeenten bleken bij de opbouw van het registerbestand overigens wel over
een register te beschikken.
4 Een deel van de respondenten had hier nog niet mee te maken gehad.
6
De sluiting registreren van een locatie of gastouderbureau neemt bij de
meeste gemeenten eveneens één tot drie maanden in beslag. Daarbij dient te
worden vermeld dat sommige gemeenten een locatie of gastouderbureau in
het register laten staan met vermelding van de sluitingsdatum. Zodoende
kunnen ouders ook na sluiting een uittreksel uit het register opvragen voor hun
aanvraag voor de toeslag kinderopvang bij de Belastingdienst.
Aangenomen dat het aantal nieuwe locaties hoger ligt dan het aantal
sluitingen in een bepaalde periode, vertonen de registers op elk moment een
geringe onderschatting van het aantal locaties en gastouderbureaus.
Overige databronnen
De overige door ons gebruikte databronnen bevatten gegevens over het
aantal kinderen in Nederland, gegevens over het aantal onvervulde vacatures,
gegevens over gebieden met minder gunstige sociaaleconomische kenmerken
en gegevens over het aantal scholen per postcodegebied.
Gegevens over het aantal kinderen in Nederland en gegevens over
onvervulde vacatures
Via Statline, de elektronische databank van het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS), zijn gegevens verkregen over:
· het aantal kinderen per postcodegebied per 1 januari 2006;5
· het totaal aantal vacatures naar COROP-gebied6 per 30 september 2004;7
· het aantal banen van werknemers naar COROP-gebied per 31 december
2004.
Gegevens over gebieden met minder gunstige sociaaleconomische
kenmerken
Via het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
(VROM) zijn gegevens verkregen over de veertig wijken die de komende jaren
extra geld en aandacht van het Rijk zullen ontvangen. In deze wijken is sprake
van een cumulatie van sociale, fysieke en economische problemen en achter-
standen.8 De veertig probleemwijken omvatten in totaal 83 postcodegebieden,
verdeeld over achttien gemeenten (Alkmaar, Amersfoort, Amsterdam, Arnhem,
Deventer, Eindhoven, Groningen, Heerlen, Leeuwarden, Maastricht,
Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, Den Haag, Utrecht, Zaanstad, Dordrecht en
Enschede). Zie ook bijlage 1 voor de lijst met wijken en de bijbehorende
postcodegebieden.
5 Het aantal kinderen per 1 januari 2007 was ten tijde van dit onderzoek nog niet
beschikbaar.
6 De COROP-gebiedsindeling is ontworpen door de Coördinatie Commissie Regionaal
Onderzoeksprogramma. In deze gebiedsindeling worden veertig gebieden onderscheiden
(zie bijlage 2).
7 Dit zijn de meest recente gegevens die op Statline zijn gepubliceerd.
8 Brief van minister Vogelaar aan de tweede kamer d.d. 24 april 2007 `Wijkenselectie ten
behoeve van wijkenaanpak' (Kenmerk: DGW/S2007033161).
---
Gegevens over het aantal scholen per postcodegebied
Regiopan beschikt over een bestand met scholen en achtergrondgegevens,
gebaseerd op de Integrale Leerlingentellingen per 1 oktober van elk jaar. We
ontvangen dit bestand jaarlijks van het CFI.
2.2 Analyses op het aanbod
Het relevante aanbod
Bij een deel van de onderzoeksvragen gaat het om het relevante aanbod van
kinderopvang. Hiermee doelen we op aanbod binnen redelijke reisafstand van
de woning. Zoals al eerder vermeld is uit het door SEO uitgevoerde onderzoek
gebleken dat ouders kinderopvang dicht bij huis zoeken: de gemiddelde
reistijd van de woning naar het kinderdagverblijf was gemiddeld tien minuten.
Kinderopvanglocaties die binnen tien minuten reizen liggen, worden daarom in
het huidige onderzoek tot het relevante aanbod gerekend. Wij hebben
berekend hoeveel kindplaatsen er per kind beschikbaar zijn binnen tien
minuten autorijden van de woning. Deze berekening heeft plaatsgevonden in
een aantal stappen:
1 Uit een rijtijdenmatrix9 die de afstanden en rijtijden tussen alle postcode-
gebieden in Nederland bevat, werd een selectie gemaakt van alle
combinaties van vertrek- en aankomstpostcodes die maximaal tien minuten
autorijden van elkaar verwijderd zijn. Zie hieronder voor een nadere
specificatie van deze rijtijdenmatrix.
2 Deze selectie is vervolgens aangevuld met de door ons verzamelde
aanbodgegevens en gegevens over het aantal kinderen per postcode-
gebied, afkomstig van het CBS.
3 Het resultaat hiervan was een bestand dat voor alle 4-positie postcodes in
Nederland informatie bevatte over:
· het totaal aantal kindplaatsen voor hele dagopvang in het gebied op
maximaal tien minuten autorijden;
· het totaal aantal kindplaatsen voor buitenschoolse opvang in het gebied
op maximaal tien minuten autorijden;
· het totaal aantal kinderen in leeftijd voor hele dagopvang woonachtig in
het gebied op maximaal tien minuten autorijden;
· het totaal aantal kinderen in leeftijd voor buitenschoolse opvang woon-
achtig in het gebied op maximaal tien minuten autorijden.
4 Door het aantal kindplaatsen te delen door het aantal kinderen werd ten
slotte voor elk postcodegebied het aantal kindplaatsen per kind binnen tien
minuten autorijden verkregen.
9 De Eurostreets Drive Time Matrix 2006 van Geodan.
8
De rijtijdenmatrix
De rijtijdenmatrix gebruikt het middelpunt van het 4-positie postcodegebied
(alle adressen waarvan de eerste vier cijfers van de postcode hetzelfde zijn)
als startpunt van de autorit. Dit startpunt, ook wel het centroïde van de
postcode genoemd, ligt echter niet altijd op een weg. In dat geval zoekt de
routeplanner waarop de matrix is gebaseerd naar het dichtstbijzijnde punt op
een weg en gebruikt dat punt als startpunt. De afwijkingen tot de werkelijke
afstand die hierdoor tot stand komen, zijn willekeurig: de ene keer wordt de
reistijd erdoor verkort, de andere keer verlengd. Het verschil tussen het
werkelijk gebruikte startpunt en het centroïde van de postcode kan in de
bebouwde kom ongeveer vijfhonderd meter zijn en in de landelijke gebieden
(waar de postcodegebieden groter zijn) ongeveer tweeduizend meter. Dit
maakt dat de matrix, over het geheel genomen, met name geschikt is voor
afstanden vanaf vijf kilometer.
---
10
3 RESULTATEN
In dit hoofdstuk beschrijven we de resultaten van de analyses per onderzoeks-
vraag.
3.1 Hoeveel kinderopvangorganisaties, locaties en kindplaatsen
telt Nederland op 1 januari 2007?
Hele dagopvang en buitenschoolse opvang
Nederland telde op 1 januari 2007 1568 kinderopvangorganisaties die hele
dagopvang en/of buitenschoolse opvang aanbieden op in totaal 6381 locaties
(zie tabel 3.1).1 Het totaal aantal volledige kindplaatsen bedroeg 224.467.
Wanneer we ervan uitgaan dat elke kindplaats wordt gebruikt door 1,9 kind2
betekent dit dat er iets meer dan 426.000 kinderen in Nederland (426.487 om
precies te zijn) gebruikmaken van hele dagopvang of buitenschoolse opvang.
Dit is 16,5 procent van het aantal kinderen in de leeftijd van nul tot en met
twaalf jaar dat Nederland per 1 januari 2006 telde.
Tabel 3.1 Capaciteit in de hele dagopvang en buitenschoolse opvang per 1
januari 2007
Soort opvang Aantal locaties Aantal kindplaatsen
Hele dagopvang 3359 129.811
Buitenschoolse opvang 3022 94.656
Totaal 6381 224.467
Met behulp van bevindingen uit eerder onderzoek kunnen we de ontwikkeling
van het aantal kindplaatsen bekijken. Dit doen we aan de hand van twee
onderzoeken. Het eerste is een onderzoek uit 2004 van Research voor Beleid,
waarbij op basis van een enquête onder kinderopvangorganisaties het aanbod
in kaart is gebracht en het tweede is een onderzoek van bureau Buitenhek
Management & Consult dat net als dit onderzoek resultaten bevat op basis
van de gegevens uit de registers kinderopvang.3 Het onderzoek van Buitenhek
dateert van medio 2006. Wanneer we kijken naar de ontwikkeling van het
aantal kindplaatsen in de hele dagopvang en de buitenschoolse opvang sinds
de invoering van de Wet kinderopvang (tabel 3.2) lijkt het aantal kindplaatsen
1 Om de verschillende organisaties van elkaar te kunnen onderscheiden, zijn de Kamer van
Koophandel-nummers gebruikt.
2 B&A Consulting (2007). Wachtlijsten Kinderopvang. Rapportage stand van zaken per 1
augustus 2007. Den Haag: B&A Consulting bv.
3 Ook hier moeten we, net als in paragraaf 1.1, opmerken dat de vergelijking van de
resultaten van deze onderzoeken wordt bemoeilijkt doordat de gebruikte onderzoeks-
methoden niet hetzelfde zijn.
---
in de hele dagopvang, na een aanvankelijke daling, weer te zijn toegenomen.
Vergeleken met medio 2006 bedraagt deze stijging 7,2 procent. Vergeleken
met eind 2004 is het aantal kindplaatsen in de hele dagopvang met 4,4
procent toegenomen. De tabel laat verder zien dat het aantal kindplaatsen in
de buitenschoolse opvang verder lijkt te zijn toegenomen. De stijging bedraagt
13,3 procent ten opzichte van medio 2006 en 27,7 procent ten opzichte van
eind 2004.
Tabel 3.2 Ontwikkeling van de capaciteit in de hele dagopvang en de
buitenschoolse opvang sinds de invoering van de Wet kinderopvang
Soort opvang Aantal kindplaatsen
31 dec 2004 Medio 2006 1 jan 2007
Hele dagopvang 124.386 121.097 129.811
Buitenschoolse opvang 74.125 83.551 94.656
Totaal 198.511 204.648 224.467
Bronnen: Research voor Beleid (31 december 2004), Buitenhek Management & Consult (medio
2006), Regioplan (1 januari 2007)
Gastouderopvang
Per 1 januari van dit jaar telde Nederland 446 verschillende aanbieders van
gastouderopvang.4 Dit is 11,2% meer dan ten tijde van het onderzoek van
Buitenhek Management & Consult medio 2006. Toen werden 401
verschillende aanbieders van gastouderbureaus geteld. Zowel in dit onderzoek
als in het onderzoek van Buitenhek Management & Consult staat een aantal
aanbieders in meerdere gemeenten geregistreerd. Deze aanbieders zijn in
beide onderzoeken slechts één keer geteld.
3.2 Hoe groot is het aanbod in kindplaatsen per kind binnen
voor ouders relevante gebieden?
Om een goed beeld te krijgen van het relevante aanbod van hele dagopvang
en buitenschoolse opvang is het niet zozeer van belang te kijken naar het
aantal kindplaatsen in heel Nederland, maar is het vooral belangrijk te kijken
naar het aantal beschikbare plaatsen per kind dat voor ouders binnen een
relatief korte reistijd is te bereiken. Hierbij moet echter wel rekening worden
gehouden met het aantal kinderen dat zich binnen een dergelijk gebied
bevindt. Er kunnen in een gebied immers wel veel kindplaatsen voor hele
dagopvang of buitenschoolse opvang zijn, maar als er ook veel kinderen in de
betreffende leeftijdscategorieën binnen dit gebied wonen, kan het aantal
beschikbare kindplaatsen per kind toch tegenvallen. Het gaat hier overigens
om potentieel beschikbaar aanbod, aangezien we geen informatie hebben
over eventuele wachtlijsten.
4 Ook hier is gebruikgemaakt van Kamer van Koophandel-nummers om de organisaties van
elkaar te kunnen onderscheiden.
12
Het aantal beschikbare plaatsen per kind
Wat betreft het aanbod aan kindplaatsen in de hele dagopvang binnen tien
minuten autorijden lag het landelijk gemiddelde per 1 januari 2007 op 0,14
kindplaats per kind. Bij een bezetting van 1,9 kind per kindplaats was er dus
voor 26,6 procent van alle nul- tot en met driejarigen een plaats. Voor de
buitenschoolse opvang kwam het landelijk gemiddelde uit op 0,06 kindplaats
per kind. Dit betekent dat er voor 11,4 procent van alle vier- tot en met twaalf-
jarigen een kindplaats beschikbaar was binnen tien minuten autorijden.
We kunnen onze resultaten met enig voorbehoud vergelijken met die van het
SEO-rapport over de markt voor kinderopvang in 2004. Opgemerkt moet
worden dat onze werkwijze en die van SEO enkele verschillen kent. Ten
eerste is de door ons gebruikte rijtijdenmatrix waarschijnlijk niet dezelfde als
die van het SEO.5 Ten tweede ging het bij het SEO-onderzoek om tien
minuten reistijd met de auto, inclusief instappen en parkeren. In ons onder-
zoek gaat het om een reistijd van tien minuten autorijden, exclusief instappen
en parkeren.6
Wanneer we, rekening houdend met het bovenstaande, de bevindingen
vergelijken, zien we in tabel 3.3 dat de landelijk gemiddelde aanbod-kindratio
voor de hele dagopvang hetzelfde lijkt gebleven (0,14 kindplaats per kind),
evenals de wijze waarop de aanbod-kindratio verdeeld is over het totaal aantal
kinderen.
Tabel 3.3 Aantal voltijds kindplaatsen per kind van nul tot en met drie jaar
binnen tien minuten reizen
Hele dagopvang Okt 2004 Jan 2007
Landelijk gemiddelde aanbod-kindratio 0,14 0,14
Aandeel kinderen met minder dan 0,1 kindplaats per kind 40% 38%
Aandeel kinderen met 0,1 tot 0,2 kindplaats per kind 37% 35%
Aandeel kinderen met 0,2 tot 0,3 kindplaats per kind 15% 18%
Aandeel kinderen met 0,3 of meer kindplaats per kind 8% 8%
Totaal 100% 100%
Bronnen: SEO (oktober 2004) en Regioplan (januari 2007)
In tabel 3.4 zien we dat de landelijk gemiddelde aanbod-kindratio voor de
buitenschoolse opvang gestegen lijkt te zijn (0,06 kindplaats per kind). Verder
laat de tabel zien dat de wijze waarop de aanbod-kindratio is verdeeld over het
totaal aantal kinderen ook lijkt te zijn veranderd ten opzichte van 2004. De
percentages kinderen met nul tot 0,06 kindplaats per kind zijn gedaald en het
percentage kinderen met meer dan 0,06 kindplaats per kind is meer dan
verdubbeld.
5 Helaas is het niet mogelijk gebleken onze matrix met die van het SEO te vergelijken,
aangezien de matrix van SEO niet ter beschikking kon worden gesteld.
6 Aangezien de door ons gebruikte matrix minder betrouwbaar wordt naarmate het om
kortere ritten gaat (zie paragraaf 2.2), hebben wij tien minuten autorijden als ondergrens van
de reistijd gehanteerd.
13
Tabel 3.4 Aantal voltijds kindplaatsen per kind van vier tot en met twaalf binnen
tien minuten reizen/autorijden
Buitenschoolse opvang Okt 2004 Jan 2007
Landelijk gemiddelde aanbod-kindratio 0,04 0,06
Aandeel kinderen met minder dan 0,02 kindplaats per kind 29% 24%
Aandeel kinderen met 0,02 tot 0,04 kindplaats per kind 29% 12%
Aandeel kinderen met 0,04 tot 0,06 kindplaats per kind 21% 17%
Aandeel kinderen 0,06 kindplaats of meer per kind 22% 47%
Totaal 100% 100%
Bronnen: SEO (oktober 2004) en Regioplan (januari 2007)
Het relevante aanbod verschilt over het land. In de onderstaande kaartjes is
het aantal bereikbare kindplaatsen per kind in de hele dagopvang en de
buitenschoolse opvang binnen tien minuten autorijden weergegeven.
Figuur 3.1 Aantal kindplaatsen per kind in de hele dagopvang, bereikbaar
binnen tien minuten autorijden per 1 januari 2007 (hoe donkerder, hoe
meer kindplaatsen)
Uit het kaartje met de aanbod-kindratio in de hele dagopvang kan worden
opgemaakt dat er vooral in de (grotere) steden en de gebieden daaromheen
relatief veel relevant aanbod is.
14
Figuur 3.2 Aantal kindplaatsen per kind in buitenschoolse dagopvang, bereik-
baar binnen tien minuten autorijden per 1 januari 2007 (hoe
donkerder, hoe meer kindplaatsen)
Het kaartje met de aanbod-kindratio in de buitenschoolse opvang laat zien dat
er vooral in het westen en het zuiden van het land sprake is van gebieden met
een relatief gunstige aanbod-kindratio.
3.3 Hoeveel verschillende locaties en kinderopvangorganisaties
bevinden zich binnen bepaalde gebieden?
Voor een goede werking van de kinderopvangmarkt is het belangrijk dat
ouders keuzemogelijkheden hebben. Daarbij gaat het, naast het aantal
locaties waaruit kan worden gekozen, ook om het aantal aanbieders waaruit
kan worden gekozen.
Bij het beantwoorden van deze onderzoeksvraag wordt gekeken naar het
aantal locaties en het aantal verschillende aanbieders per postcodegebied.
Een postcodegebied is (uiteraard) kleiner dan het gebied dat binnen tien
minuten reizen bereikbaar is. Het was echter niet mogelijk deze vraag te
beantwoorden op het niveau van `tien minuten autorijden': er zouden zich dan
dubbeltellingen voor gaan doen in de Kamer van Koophandel-nummers die we
gebruiken om de verschillende organisaties van elkaar te onderscheiden.
15
Aantal locaties per postcodegebied
Wat betreft de hele dagopvang blijkt het aantal locaties per postcodegebied7
te variëren tussen de één en de zestien. Dit is een grote spreiding, waarbij
geldt dat vooral in de stedelijke gebieden zich relatief veel locaties binnen één
postcodegebied bevinden. Over het geheel genomen ligt het gemiddelde
aantal locaties per postcodegebied op 1,9 (zie tabel 3.5). Uit tabel 3.5 blijkt
verder dat zich in de meeste postcodegebieden één locatie voor hele
dagopvang bevindt.
Tabel 3.5 Aantal locaties hele dagopvang per postcodegebied
Aantal locaties Hele dagopvang
Gemiddeld aantal locaties 1,9
Aandeel postcodegebieden met 1 locatie 54,9%
Aandeel postcodegebieden met 2 locaties 24,2%
Aandeel postcodegebieden met 3 locaties 10,8%
Aandeel postcodegebieden met 4 of meer locaties 10,1%
Totaal 100%
Wat betreft de buitenschoolse opvang blijkt het aantal locaties per
postcodegebied te variëren tussen de één en de tien. Over het geheel
genomen ligt het gemiddelde aantal locaties per postcodegebied op 1,8 (zie
tabel 3.6). Tabel 3.6 laat verder zien dat, net als bij de hele dagopvang, geldt
dat zich in de meeste postcodegebieden één locatie voor buitenschoolse
opvang bevindt.
Tabel 3.6 Aantal locaties buitenschoolse opvang per postcodegebied
Aantal locaties Buitenschoolse opvang
Gemiddeld aantal locaties 1,8
Aandeel postcodegebieden met 1 locatie 57,1%
Aandeel postcodegebieden met 2 locaties 23,5%
Aandeel postcodegebieden met 3 locaties 10,6%
Aandeel postcodegebieden met 4 of meer locaties 8,8%
Totaal 100%
7 Het gaat hier alleen om de postcodegebieden waarin kinderopvang wordt aangeboden,
niet om alle postcodegebieden in Nederland.
16
Aantal verschillende aanbieders per postcodegebied
Per postcodegebied8 wordt er door gemiddeld één à twee verschillende
kinderopvangorganisaties hele dagopvang aangeboden (zie tabel 3.7). Het
maximum aantal verschillende aanbieders van hele dagopvang in een
postcodegebied is tien. Bij de buitenschoolse opvang ligt het gemiddeld aantal
aanbieders per postcode lager dat bij de hele dagopvang (zie tabel 3.8). Het
maximum aantal verschillende aanbieders van buitenschoolse opvang in een
postcodegebied is zes.
Tabel 3.7 Aantal verschillende aanbieders van hele dagopvang per postcode
Aantal aanbieders Hele dagopvang
Gemiddeld aantal aanbieders 1,6
Aandeel postcodegebieden met 1 aanbieder 64,0%
Aandeel postcodegebieden met 2 verschillende aanbieders 22,3%
Aandeel postcodegebieden met 3 tot en met 5 verschillende
aanbieders 12,6%
Aandeel postcodegebieden 6 of meer verschillende
aanbieders 1,1%
Totaal 100%
Tabel 3.8 Aantal verschillende aanbieders van buitenschoolse opvang per
postcode
Buitenschoolse
Aantal aanbieders opvang
Gemiddeld aantal aanbieders 1,4
Aandeel postcodegebieden met 1 aanbieder 72,8%
Aandeel postcodegebieden met 2 verschillende aanbieders 19,3%
Aandeel postcodegebieden met 3 tot en met 5 verschillende
aanbieders 7,8%
Aandeel postcodegebieden 6 of meer verschillende
aanbieders 0,1%
Totaal 100%
Omvang van de aanbieders
In de tabellen 3.9 en 3.10 is te zien hoe het aanbod aan kindplaatsen is
verdeeld over de aanbieders van hele dagopvang en buitenschoolse opvang.
Van de aanbieders in de hele dagopvang biedt 51,7 procent tussen de nul en
de 41 kindplaatsen aan. Voor de aanbieders van buitenschoolse opvang geldt
dat 56,2 procent van de aanbieders nul tot 41 kindplaatsen aanbiedt.
8 Het gaat hier weer alleen om de postcodegebieden waarin kinderopvang wordt
aangeboden, niet om alle postcodegebieden in Nederland.
17
Tabel 3.9 Aantal kindplaatsen van aanbieders van hele dagopvang
Aantal kindplaatsen van aanbieders Hele dagopvang
Gemiddeld aantal kindplaatsen per aanbieder 92,8
Minimum aantal kindplaatsen van een aanbieder 1
Maximum aantal kindplaatsen van een aanbieder 5064
Mediaan aantal kindplaatsen van een aanbieder* 38
Aandeel aanbieders met 0 tot en met 20 kindplaatsen 25,2%
Aandeel aanbieders met 21 tot en met 40 kindplaatsen 26,5%
Aandeel aanbieders met 41 tot en met 100 kindplaatsen 28,9%
Aandeel aanbieders met 101 tot en met 200 kindplaatsen 10,4%
Aandeel aanbieders met 201 tot 1000 kindplaatsen 8,1%
Aandeel aanbieders met meer dan 1000 kindplaatsen 0,9%
Totaal 100%
* De mediaan is het middelste getal van de verdeling.
Tabel 3.10 Aantal kindplaatsen van aanbieders van buitenschoolse opvang
Aantal kindplaatsen van aanbieders Buitenschoolse opvang
Gemiddeld aantal kindplaatsen per aanbieder 99,6
Minimum aantal kindplaatsen van een aanbieder 1
Maximum aantal kindplaatsen van een aanbieder 2540
Mediaan aantal kindplaatsen van een aanbieder* 40
Aandeel aanbieders met 0 tot en met 20 kindplaatsen 36,5%
Aandeel aanbieders met 21 tot en met 40 kindplaatsen 19,7%
Aandeel aanbieders met 41 tot en met 100 kindplaatsen 21,3%
Aandeel aanbieders met 101 tot en met 200 kindplaatsen 11,0%
Aandeel aanbieders met 201 tot 1000 kindplaatsen 10,4%
Aandeel aanbieders met meer dan 1000 kindplaatsen 1,1%
Totaal 100%
* De mediaan is het middelste getal van de verdeling.
De drie grootste aanbieders van kindplaatsen in zowel de hele dagopvang als
de buitenschoolse opvang zijn de landelijke ketens Catalpa, Humanitas en
Sichting Kinderopvang Nederland (SKON). Zij bieden samen 11.495 kind-
plaatsen in de hele dagopvang en 6.830 kindplaatsen in de buitenschoolse
opvang aan, dat is respectievelijk 8,9 procent en 7,2 procent van het totale
aanbod. De tien grootste aanbieders van hele dagopvang9 hebben samen
21.566 kindplaatsen: een marktaandeel van 16,6 procent. De tien grootste
aanbieders van buitenschoolse opvang10 hebben samen 16.592 kindplaatsen.
Dit komt neer op een marktaandeel van 17,5 procent.
9 De tien grootste aanbieders van kindplaatsten in de hele dagopvang zijn: Catalpa, SKON,
Humanitas, Partou kinderopvang, SKAR kinderopvang, Stg. Centrale voor kinderopvang,
Kern kinderopvang, Kober kindercentra, Stichting kinderopvang DAK en Stichting
kinderopvang stad Groningen.
10 De grootste aanbieders van kindplaatsen in de buitenschoolse opvang zijn: Humanitas,
SKON, Catalpa, Kern kinderopvang, Partou kinderopvang, Kober kindercentra, Stichting
kinderopvang DAK, Korein kinderplein, Combiwel en Stichting kinderopvang samen.
18
3.4 Hoe groot is het relevante aanbod aan kinderopvang in
gebieden met minder gunstige sociaaleconomische
kenmerken?
Voor de operationalisatie van het begrip `gebieden met minder gunstige
sociaaleconomische kenmerken' is gekozen voor de veertig wijken waarin
gedurende de huidige kabinetsperiode extra zal worden geïnvesteerd van-
wege de grote problemen rond wonen, werken, leren, integreren en veiligheid.
Minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie wil de krachten van de
bewoners in deze wijken aanspreken teneinde van deze `probleemwijken'
weer `prachtwijken' te maken. Het is daarom interessant te onderzoeken hoe
groot het relatieve aanbod van kinderopvang in deze wijken op dit moment is.
De veertig wijken die door de minister zijn geselecteerd bevinden zich in
achttien gemeenten, waaronder de vier grote steden, en beslaan in totaal 83
postcodegebieden (zie bijlage 1).
Teneinde na te gaan of er verschillen zijn in relevant aanbod tussen probleem-
wijken en niet-probleemwijken hebben we de gemiddelde aanbod-kindratio's
voor hele dagopvang en buitenschoolse opvang in postcodegebieden die
onder de probleemwijken vallen vergeleken met de aanbod-kindratio's in
postcodegebieden uit dezelfde gemeenten die niet onder de probleemwijken
vallen. Uit deze analyse kwam naar voren dat de aanbod-kindratio in de hele
dagopvang in de probleemwijken niet verschilt van de aanbod-kindratio in niet-
probleemwijken (zie tabel 3.11). Hetzelfde geldt voor de aanbod-kindratio in de
buitenschoolse opvang. Uit tabel 3.11 kan tevens worden opgemaakt dat de
achttien gemeenten waar de veertig probleemwijken toe behoren boven het
landelijk gemiddelde liggen wat betreft relevant aanbod.
Tabel 3.11 gemiddelde aanbod-kindratio's in hele dagopvang en buitenschoolse
opvang in achterstandswijken en niet-achterstandswijken
Vacature-intensiteit Aanbod-kindratio hele Aanbod-kindratio
dagopvang buitenschoolse opvang
Postcodes uit
probleemwijken (N=83) 0,24 0,12
Postcodes uit niet-
probleemwijken (N=483) 0,24 0,12
Landelijk gemiddelde
aanbod-kindratio 0,14 0,06
19
3.5 Hoe groot is het relevante aanbod aan kinderopvang in
gebieden met relatief veel onvervulde vacatures?
Teneinde deze vraag te beantwoorden zijn we voor de verschillende COROP-
gebieden11 in Nederland nagegaan hoe de verhoudingen tussen de `vacature-
intensiteit' en de aanbod-kindratio's voor hele dagopvang en buitenschoolse
opvang eruit zien. Het begrip vacature-intensiteit is daarbij gedefinieerd als het
aantal openstaande vacatures als percentage van het aantal banen van
werknemers.12 Een hogere vacature-intensiteit duidt dus op een hoger
percentage onvervulde vacatures in dat gebied.
Uit de analyses komt naar voren dat voor zowel de hele dagopvang als de
buitenschoolse opvang geldt dat het percentage onvervulde vacatures positief
samenhangt met het de grootte van het relevante aanbod aan kinderopvang.
Dat wil zeggen: hoe hoger het percentage onvervulde vacatures, des te meer
relevant aanbod aan kinderopvang (zie tabel 3.12).
Tabel 3.12 gemiddelde aanbod-kindratio's in hele dagopvang en buitenschoolse
opvang naar vacature-intensiteit
Vacature-intensiteit Aanbod-kindratio hele Aanbod-kindratio
dagopvang buitenschoolse opvang
0 tot en met 1% (n=10)* 0,10 0,04
1,1 tot en met 2% (n=26) 0,14 0,06
2.1% of hoger (n=4) 0,19 0,09
Landelijk gemiddelde
aanbod-kindratio 0,14 0,06
* n = het aantal COROP-gebieden in deze categorie.
Deze analyse op basis van COROP-gebieden is minder specifiek dan logisch
en wenselijk zou zijn. De reden hiervoor is dat er via het CBS geen
specifiekere regionale informatie over vacature-intensiteiten beschikbaar is.
Hierdoor is het niet mogelijk deze analyse uit te voeren op het niveau van '10
minuten autorijden'.
11 Zie bijlage 2 voor een beschrijving van deze veertig gebieden.
12 Het zou methodologisch correcter zijn geweest vacature-intensiteit te definiëren als het
aantal openstaande vacatures als percentage van de totale werkgelegenheid. Via de
databank van het CBS zijn echter geen gegevens over de totale werkgelegenheid per
COROP-gebied beschikbaar.
20
3.6 Hoeveel locaties voor buitenschoolse opvang bevinden zich
in de directe nabijheid van basisscholen?
De algemene veronderstelling is dat buitenschoolse opvang voor ouders
aantrekkelijker is naarmate deze zich dichter bij de school bevindt. Kinderen
kunnen dan na schooltijd naar de opvanglocatie lopen en hoeven niet met
busjes of taxi's te worden vervoerd. We hebben daarom onderzocht hoeveel
locaties voor buitenschoolse opvang zich in hetzelfde postcodegebied als
basisscholen bevinden.
De 6929 basisscholen in Nederland bevinden zich 3053 verschillende
postcodegebieden. Er bevinden zich locaties voor buitenschoolse opvang in
1705 verschillende postcodegebieden. Dit betekent dat voor de basisscholen
die zijn gevestigd in de 1348 overgebleven postcodegebieden geen locatie
voor buitenschoolse opvang aanwezig is binnen hetzelfde postcodegebied. Dit
geldt voor 32,1 procent van het totaal aantal basisscholen.
Het aantal postcodegebieden met daarin zowel basisscholen als locaties voor
naschoolse opvang is 1617. Deze postcodegebieden bevinden zich vooral in
verstedelijkte delen van het land. Uit tabel 3.13 blijkt dat 74,5 procent van de
basisscholen in deze postcodegebieden één tot twee locaties voor
buitenschoolse opvang in de directe nabijheid heeft. Hierbij moet worden
vermeld dat het om potentiële locaties voor buitenschoolse opvang gaat,
omdat we niet weten of de bewuste scholen ook daadwerkelijk aan deze
locaties zijn gekoppeld.
Tabel 3.13 Aantal locaties voor buitenschoolse opvang in het zelfde postcode-
gebied per basisschool
Locaties voor
buitenschoolse opvang
Landelijk gemiddelde 2,0
Aandeel basisscholen met 1 locatie voor buitenschoolse
opvang in hetzelfde postcodegebied 48,7%
Aandeel basisscholen met 2 locaties voor
buitenschoolse opvang in hetzelfde postcodegebied 25,8%
Aandeel basisscholen met 3 locaties voor
buitenschoolse opvang hetzelfde postcodegebied 12,8%
Aandeel basisscholen met 4 of meer locaties voor
buitenschoolse opvang in hetzelfde postcodegebied 12,7%
Totaal 100%
21
22
4 CONCLUSIES
4.1 Ontwikkelingen in het aanbod
Het totale aanbod
Sinds het in werking treden van de Wet kinderopvang per 1 januari 2005 is het
aantal kindplaatsen in de hele dagopvang met 4,4 procent toegenomen en het
aantal kindplaatsen in de buitenschoolse opvang met 27,7 procent.
Het aantal gastouderbureaus blijkt ten opzichte van medio 2006 met 11,2
procent te zijn toegenomen.
Het relevante aanbod
Het relevante aanbod aan kindplaatsen in de hele dagopvang lijkt sinds de
invoering van de Wet kinderopvang niet te zijn veranderd. Het aantal `beschik-
bare' kindplaatsen per kind dat bereikbaar is binnen tien minuten autorijden ligt
op 0,14. Bij een bezetting van 1,9 kind per kindplaats is dus voor 26,6 procent
van alle nul- tot en met driejarigen een plaats.
Het relevante aanbod aan kindplaatsen in de buitenschoolse opvang lijkt wel
te zijn toegenomen (van 0,04 naar 0,06 kindplaats per kind). Dit betekent dat
er voor 11,4 procent van alle vier- tot en met twaalfjarigen een kindplaats
beschikbaar is binnen tien minuten autorijden.
De bevinding dat de landelijke aanbod-kindratio voor de hele dagopvang gelijk
is gebleven ondanks een toename in het aantal kindplaatsen, kan niet worden
verklaard door een toename van het aantal kinderen in de betreffende
leeftijdscategorie.
4.2 Kenmerken van het aanbod
Keuzemogelijkheden voor ouders
Ouders kunnen per postcodegebied voor zowel hele dagopvang als buiten-
schoolse opvang gemiddeld kiezen uit bijna twee locaties (1,9 locaties voor
hele dagopvang en 1,8 locaties voor buitenschoolse opvang). Per postcode-
gebied is er wat betreft beide opvangvormen keuze tussen ongeveer
`anderhalve' aanbieder. (1,6 voor de hele dagopvang en 1,4 voor de
buitenschoolse opvang).
Voor 54,9 procent van alle postcodegebieden waar hele dagopvang wordt
aangeboden, geldt dat sprake is van één locatie en voor 64 procent geldt dat
sprake is van één aanbieder. Voor de postcodegebieden waar buitenschoolse
opvang wordt aangeboden, geldt dat er in 57,1 procent van de postcodege-
bieden sprake is van één locatie en in 72,8 procent van de postcodegebieden
van één aanbieder.
23
Het relevante aanbod in probleemwijken
Het relevante aanbod van kinderopvang in wijken met minder gunstige
sociaaleconomische kenmerken is even groot als in de andere wijken van
dezelfde gemeenten.
Het relevante aanbod in gebieden met veel onvervulde vacatures
In dit onderzoek werd op het niveau van COROP-gebieden een positieve
samenhang gevonden tussen het percentage onvervulde vacatures en het
relevante aanbod aan kinderopvang: hoe hoger het percentage onvervulde
vacatures, des te groter het relevante aanbod. Mogelijk levert deze analyse
andere resultaten op wanneer gebruik kan worden gemaakt van specifiekere
regionale en meer actuele informatie over vacature-intensiteiten.
Locaties voor buitenschoolse opvang in de buurt van basisscholen
Voor 32,1 procent van de basisscholen geldt dat er geen locatie voor buiten-
schoolse opvang in hetzelfde postcodegebied aanwezig is. Wanneer er wel
locaties voor buitenschoolse opvang aanwezig zijn in hetzelfde postcode-
gebied als de school, geldt voor 74,5 procent van de basisscholen dat er één
tot twee locaties voor buitenschoolse opvang aanwezig zijn.
24
BIJLAGEN
25
26
BIJLAGE 1
Lijst met veertig wijken
Tabel B1-1 Lijst met veertig wijken (83 postcodes verdeeld over 18 gemeenten)
Nr Wijknaam 4 cijferige postcode Gemeente
1 Overdie 1813 Alkmaar
2 De Kruiskamp 3814 Amersfoort
3 Amsterdam Noord 1031 Amsterdam
4 1024 Amsterdam
5 1032 Amsterdam
6 Nieuw West 1061 Amsterdam
7 1065 Amsterdam
8 1063 Amsterdam
9 1068 Amsterdam
10 1069 Amsterdam
11 1064 Amsterdam
12 1062 Amsterdam
13 1067 Amsterdam
14 Bos en Lommer 1057 Amsterdam
15 1055 Amsterdam
16 1056 Amsterdam
17 Amsterdam Oost 1094 Amsterdam
18 1092 Amsterdam
19 Bijlmer 1104 Amsterdam
20 1103 Amsterdam
21 Klarendal 6822 Arnhem
22 Presikhaaf 6826 Arnhem
23 Het Arnhemse Broek 6828 Arnhem
24 Malburgen/Immerloo 6833 Arnhem
25 6841 Arnhem
26 6832 Arnhem
27 Rivierenwijk 7417 Deventer
28 Woensel West 5621 Eindhoven
29 Doornakkers 5642 Eindhoven
30 Bennekel 5654 Eindhoven
31 Korrewegwijk 9715 Groningen
32 De Hoogte 9716 Groningen
33 Meezenbroek 6415 Heerlen
34 Heechterp/Schieringen 8924 Leeuwarden
35 Maastricht Noordoost 6222 Maastricht
36 6224 Maastricht
37 Hatert 6535 Nijmegen
38 Rotterdam West 3027 Rotterdam
39 3014 Rotterdam
40 3026 Rotterdam
41 3025 Rotterdam
42 3021 Rotterdam
43 3024 Rotterdam
44 3022 Rotterdam
45 Rotterdam Noord 3035 Rotterdam
46 3036 Rotterdam
47 3031 Rotterdam
27
Nr Wijknaam 4 cijferige postcode Gemeente
48 3034 Rotterdam
49 3033 Rotterdam
50 Bergpolder 3038 Rotterdam
51 Overschie 3042 Rotterdam
52 Oud Zuid 3073 Rotterdam
53 3074 Rotterdam
54 3081 Rotterdam
55 3072 Rotterdam
56 3082 Rotterdam
57 3083 Rotterdam
58 Vreewijk 3075 Rotterdam
59 Zuidelijke Tuinsteden 3086 Rotterdam
60 3085 Rotterdam
61 Nieuwland 3118 Schiedam
62 3119 Schiedam
63 Stationsbuurt 2515 `s-Gravenhage
64 Schilderswijk 2525 `s-Gravenhage
65 2526 `s-Gravenhage
66 Den Haag Z-West 2541 `s-Gravenhage
67 2545 `s-Gravenhage
68 2542 `s-Gravenhage
69 2533 `s-Gravenhage
70 2544 `s-Gravenhage
71 2532 `s-Gravenhage
72 Transvaal 2572 `s-Gravenhage
73 Kanaleneiland 3527 Utrecht
74 3526 Utrecht
75 Ondiep 3552 Utrecht
76 Overvecht 3563 Utrecht
77 3561 Utrecht
78 3564 Utrecht
79 3562 Utrecht
80 Zuilen Oost 3554 Utrecht
81 Poelenburg 1504 Zaanstad
82 WielwijkCrabbehof 3317 Dordrecht
83 Mekkelholt/Deppenbroek 7523 Enschede
28
BIJLAGE 2
COROP-gebieden
Tabel B2-1 COROP-gebieden
Nr Gebied
1 Oost-Groningen
2 Delfzijl en omgeving
3 Overig Groningen
4 Noord-Friesland
5 Zuidwest-Friesland
6 Zuidoost-Friesland
7 Noord-Drenthe
8 Zuidoost-Drenthe
9 Zuidwest-Drenthe
10 Noord-Overijssel
11 Zuidwest-Overijssel
12 Twente
13 Veluwe
14 Achterhoek
15 Arnhem/Nijmegen
16 Zuidwest-Gelderland
17 Utrecht
18 Kop van Noord-Holland
19 Alkmaar en omgeving
20 IJmond
21 Agglomeratie Haarlem
22 Zaanstreek
23 Groot-Amsterdam
24 Het Gooi en Vechtstreek
25 Aggl. Leiden en Bollenstreek
26 Agglomeratie 's-Gravenhage
27 Delft en Westland
28 Oost-Zuid-Holland
29 Groot-Rijnmond
30 Zuidoost-Zuid-Holland
31 Zeeuwsch-Vlaanderen
32 Overig Zeeland
33 West-Noord-Brabant
34 Midden-Noord-Brabant
35 Noordoost-Noord-Brabant
36 Zuidoost-Noord-Brabant
37 Noord-Limburg
38 Midden-Limburg
39 Zuid-Limburg
40 Flevoland
29
30