Gepubliceerd op 2 oktober 2007
`We moeten internationale straftribunalen kritischer tegemoet treden'
Joegoslavië-tribunaal censureerde recent verschenen boek
Het internationale strafprocesrecht werkt nog niet effectief en
eerlijk genoeg. Dat vindt prof. dr. Göran Sluiter, die aan de UvA
onderzoek doet naar internationale processen zoals het
Joegoslavië-tribunaal en het Internationaal Strafhof in Den Haag. `Het
verbaast me dat er tijdens internationale strafprocessen zo weinig
aandacht is voor mensenrechten. Een van de verdachten in het
Rwanda-tribunaal is in 1996 aangehouden en zijn proces is nog steeds
niet afgerond. Dat is ronduit schandelijk.'
`Internationale tribunalen zijn een reactie op de meest
verschrikkelijke mensenrechtenschendingen, zoals genocide,
oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid. Berechting van
de daders draagt bij aan verzoening, vrede, veiligheid en
geschiedschrijving.' Prof. dr. Göran Sluiter (1970) is hoogleraar
Internationaal strafrecht, in het bijzonder het internationaal
strafprocesrecht, aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de
Universiteit van Amsterdam (UvA). `Internationale misdrijven zijn een
interessant onderzoeksterrein, want het gaat alle landen aan', vindt
hij.
Tribunalen worden ingesteld omdat de berechting van internationale
misdrijven vaak niet in de landen zelf gebeurt. Bijvoorbeeld omdat
door een oorlog de totale juridische infrastructuur is vernietigd,
zoals in Rwanda. Of omdat de machthebbers betrokken waren bij de
misdaden en het dus niet wíllen, zoals in voormalig Joegoslavië.
Sluiter: `Dat soort situaties zal je altijd houden, maar de bedoeling
is wel dat het steeds meer in de landen zelf gaat gebeuren.
De situatie is op dit moment heel gecompliceerd, want er zijn veel
verschillende internationale tribunalen. Het Internationaal Strafhof
(ICC) in Den Haag, ingesteld in 2002, is bedoeld als permanente
oplossing. In de toekomst willen we af van tijdelijke tribunalen,
zoals het Joegoslavië-tribunaal. Maar het ICC is een last resort, het
komt pas in actie als alle mogelijkheden om de zaak op nationaal
niveau te voeren zijn uitgeput.'
Foto Jeroen Oerlemans
Overwinnaarsrecht en willekeur
Het internationale strafprocesrecht heeft zich niet ontwikkeld vanuit
een duidelijke visie of structuur; de gemaakte keuzes zijn voor een
aanzienlijk deel de weergave van de op dat moment bestaande
machtsverhoudingen. Het eerste internationale straftribunaal was het
Neurenberg-proces, opgericht om de misdrijven te berechten die in de
Tweede Wereldoorlog waren gepleegd. Omdat de Verenigde Staten en het
Verenigd Koninkrijk dominant waren bij de oprichting van dit
tribunaal, had het procesrecht duidelijke trekken van de stelsels in
die twee landen. Vanwege de Koude Oorlog is daarna lange tijd niets
gebeurd. `Niet dat er geen mensenrechtenschendingen waren, maar het
politieke klimaat was er niet naar om binnen de internationale
gemeenschap op te treden.' Het Joegoslavië- en Rwanda-tribunaal werden
in respectievelijk 1993 en 1994 opgericht door de VN Veiligheidsraad.
`Dat waren dwangmiddelen. Maar er was na de Koude Oorlog ook weer de
mogelijkheid om op vrijwillige basis met elkaar te onderhandelen over
het instellen van een permanent internationaal tribunaal.'
`Die eerste tribunalen waren op zich succesvol, maar er waren twee
belangrijke kritiekpunten op het proces van Neurenberg. Ten eerste was
er sprake van overwinnaarsrecht en willekeur. Alleen Duitsers werden
berecht, terwijl ook geallieerden misdaden hadden begaan. Het
permanente tribunaal moest een rule of law hebben, een rechtsorde.
Daarnaast moest het strafproces gebaseerd worden op bestaand recht. In
Neurenberg dachten ze nog: het moet niet te lang duren, en daarom
namen ze het niet zo nauw met allerlei gedetailleerde regels die in
het nationale strafrecht wel gelden, zoals het recht van de verdachte
op een goede verdediging. Er waren toen nog geen
mensenrechtenverdragen en ook de publieke opinie keerde zich niet
tegen deze behandeling van verdachten. De regelingen en procedures
waren geen issue, en dat gold ook voor het Joegoslavië-tribunaal.'
Maar toen Slobodan Milosevic in 2006 na vier jaar proces overleed
voordat het tot een veroordeling was gekomen, werd duidelijk dat het
internationaal strafprocesrecht nog onvoldoende in staat is om een
effectieve en eerlijke rechtspleging te waarborgen.
Censuur
Tegenwoordig realiseren de instanties die tribunalen organiseren zich
dat de procesgang belangrijk is voor de geloofwaardigheid. `De kritiek
op de processen die tot nu toe hebben plaatsgevonden, richt zich
vooral op procedurele kwesties als de duur van processen en de manier
waarop de verdediging is geregeld. Toch zal dat in de nabije toekomst
niet helemaal worden opgelost, want bij het Internationaal Strafhof
kunnen slachtoffers nu bijvoorbeeld ook meedoen. Ze mogen vertellen
wat de misdaad voor hen heeft betekend, vragen stellen en
schadevergoeding claimen. Dat is op zich sympathiek, maar het zorgt er
wel voor dat het een enorm complex geheel wordt.'
Sluiter verbaast zich erover dat binnen de huidige tribunalen zo
weinig aandacht is voor mensenrechten. `De duur van de detentie is
bijvoorbeeld vaak veel te lang. Een van de verdachten in het
Rwanda-tribunaal is in 1996 gearresteerd en zijn proces is nog steeds
niet afgerond. Dat is ronduit schandelijk. Als dat in een Nederlandse
zaak zou gebeuren, zouden alle mensenrechten-NGO's tekeergaan. Nu hoor
je ze niet.' Een mogelijke verklaring daarvoor is volgens Sluiter het
zogeheten white knight syndrome: `Die tribunalen doen in wezen zulk
goed werk, want hun uiteindelijke doel is bescherming van de
mensenrechten en het herstellen van de rechtsorde, dat ze bij wijze
van spreken geen kwaad kunnen doen.'
De instellingen voor internationaal strafrecht missen volgens Sluiter
een aantal externe toezichtorganen zoals we die in de nationale
rechtspraak hebben, zoals een Orde van Advocaten, een Raad voor de
rechtspraak of een mensenrechtenhof. We moeten deze instellingen
daarom kritischer tegemoet treden, vindt hij. De tribunalen zelf
moeten zorgen voor meer transparantie en openheid. Sluiter weet uit
eigen ervaring dat het Joegoslavië-tribunaal censuur toepast om te
voorkomen dat medewerkers kritiek uiten: het vorige maand verschenen
boek International Criminal Law - A Critical Introduction dat hij
samen met een tribunaalmedewerker schreef, moest op 165 punten
aangepast worden, anders zou het boek niet worden gepubliceerd.
Sluiter: `Dat tekent de in zichzelf gekeerde, gesloten cultuur van het
tribunaal'. Ook de landen die deelnemen kunnen strenger toezicht
houden. `Dat geldt met name voor Nederland, als gastland van diverse
internationale straftribunalen.' Daarnaast zijn ook wetenschappers nog
te weinig kritisch, meent Sluiter.
Tegenstrijdigheden
Het onderzoek van Sluiter en zijn vakgroep, waarvoor hij een
Vidi-subsidie kreeg van NWO, richt zich in de eerste plaats op wat het
internationaal strafprocesrecht precies inhoudt. Wat zijn de centrale
beginselen en uitgangspunten? `Vervolgens, kijkend naar de praktijk
die we tot dusver hebben, stellen we vast wat de
strafprocesrechtelijke uitgangspunten zouden moeten zijn. Welke
soorten bewijs laat je toe, hoe wordt het vooronderzoek geregeld,
mogen slachtoffers deelnemen? Een normatieve onderzoeksvraag dus.
Daarvoor heb je een gemeenschappelijk begrip nodig van de richting die
het internationaal strafprocesrecht uit gaat. Op dit moment is dat nog
onvoldoende aanwezig. Dat heeft onder meer te maken met onderlinge
verschillen en tegenstrijdigheden tussen de tribunalen en
verschillende achtergronden van rechters, aanklagers en advocaten. Zo
is het Amerikaanse model met zijn plea bargains en objections heel
anders dan het Nederlandse model. Dat leidt tot moeizame, langdurige
processen en dat komt de geloofwaardigheid uiteindelijk niet ten
goede.'
Ook kunnen volgens Sluiter veel problemen verklaard worden door de
gedachte dat het internationaal strafprocesrecht een combinatie moet
zijn van de belangrijkste nationale stelsels. Dit leidt echter niet
automatisch tot het ideale model. Sluiter vindt dat gekozen moet
worden voor de interne consistentie en logica van één model.
`Daarnaast onderzoeken we ook of het internationale strafprocesrecht
gevolgen kan hebben voor ons nationale recht. Dat klinkt misschien
raar, want je kan zeggen: het Nederlandse rechtssysteem staat als een
huis. Maar we hebben nooit eerder misdrijven van een omvang gehad
zoals in de zaak tegen de Nederlandse zakenman Van Anraat, die
aangeklaagd werd voor medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven en
genocide. Hij leverde grondstoffen voor chemische wapens die Saddam
Hussein gebruikte in de oorlog met Iran en tegen de Iraakse Koerden.
Het is de vraag of het Nederlandse recht in dit soort zaken afdoende
is. Zo mag in internationale zaken iemand niet bij verstek veroordeeld
worden, omdat het om zulke omvangrijke misdrijven gaat. In Nederland
kan dat wel. Misschien moeten wij die regel, of bepaalde regels met
betrekking tot getuigenbescherming, wel overnemen in zulke zaken.'
Geweldig rechtsgebied
Sluiter verwacht niet dat zijn conclusies en aanbevelingen direct
zullen worden overgenomen door het Internationaal Strafhof. `Wat je
met juridisch onderzoek kunt bereiken is beperkt. Ik ben enigszins
pessimistisch, omdat je zou hopen dat het Internationaal Strafhof van
het Joegoslavië-tribunaal heeft geleerd hoe dingen beter kunnen, maar
in het statuut van het Strafhof zitten alweer zo veel problemen.
Getuigen hoeven bijvoorbeeld niet verplicht te verschijnen, de
slachtoffers moeten meedoen en de aanklager heeft nauwelijks
bevoegdheden om onderzoek te doen in het land zelf. Zo geeft Soedan
geen toestemming voor onderzoek en gebeurt het dus niet.'
Internationaal recht wordt gemaakt door staten en de invloed van de
onderzoeker is redelijk beperkt, maar Sluiter hoopt dat hij en zijn
collega's toch een bijdrage kunnen leveren. `De UvA loopt voorop in
dit vakgebied en investeert er ook in. We hebben twee hoogleraren
internationaal strafrecht en een hoogleraar Europees strafrecht, en
studenten weten Amsterdam ook te vinden als het om internationaal
strafrecht gaat.' Binnen het Amsterdam Center for International Law
(ACIL) werken juristen van de UvA samen met andere internationale
onderzoekers.
`Het is een geweldig rechtsgebied omdat er zoveel dingen bij elkaar
komen: volkenrecht, strafrecht, mensenrechten, politieke
wetenschappen. Leuk is ook dat als je internationaal strafrecht
bestudeert, je ook je eigen, nationale stelsel beter kunt begrijpen.
Er is een periode geweest dat het vakgebied marginaal was. Dit is
natuurlijk een relatief nieuw gebied. Maar op dit moment wordt het zo
belangrijk gevonden dat als je binnen de rechtswetenschap onderzoek
gefinancierd wil krijgen, het een internationale component móet
hebben.'
International Criminal Law - A Critical Introduction van G.K. Sluiter
en A. Zahar verscheen in september 2007 bij Oxford University Press.
Auteur(s)
Josje Spinhoven
Bron: UvA Persvoorlichting
Zie ook
Eerder verschenen in de rubriek 'Onderzoeksfocus'
Universiteit van Amsterdam