Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200701883/3
Publicatie datum: maandag 1 oktober 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Gelderland
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Gelderland
---
200701883/3.
Datum uitspraak: 1 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen onder meer:
de stichting "Stichting Natuur en Milieu Aalten", gevestigd te Aalten,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2004 heeft de gemeenteraad van Aalten het
bestemmingsplan "Buitengebied Aalten 2004" (hierna: het plan)
vastgesteld.
Bij besluit van 28 juni 2005, kenmerk RE2005.1533, heeft verweerder
beslist over de goedkeuring van dit plan.
Bij uitspraak van 23 augustus 2006, no. 200506487/1, heeft de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State dit besluit gedeeltelijk
vernietigd.
Bij besluit van 30 januari 2007, kenmerk 2005-001086, heeft
verweerder, voor zover vereist, opnieuw beslist over de goedkeuring
van dit plan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 20 maart
2007, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 21 maart 2007,
beroep ingesteld. Bij brief van 16 augustus 2007, bij de Raad van
State ingekomen op 20 augustus 2007, heeft zij de Voorzitter verzocht
een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 september
2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door {voorzitter}, en
verweerder, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, ambtenaar in dienst
van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord de
gemeenteraad van Aalten, vertegenwoordigd door W.G. ten Voorde,
wethouder, en de {partij}, vertegenwoordigd door mr. ing. A.P.J.
Timmermans.
2. Overwegingen
2.1. Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft
verleend aan de acht aanduidingen "windmolen toegestaan" voor de
plandelen met de bestemmingen "Agrarisch gebied" en "Agrarisch gebied
met landschapswaarden" gelegen tussen de Zilverbekendijk, de
Boterdijk, de Goorstegendijk en de Veengootdijk, die voorzien in de
aanleg van het zogenoemde windmolenpark {}. Zij voert hiertoe onder
meer aan dat niet is voldaan aan voormelde uitspraak van de Afdeling
van 23 augustus 2006, aangezien de locatiekeuze voor het windmolenpark
niet is onderbouwd. Verder wijst verzoekster er onder meer op dat het
plan in strijd is met het streekplan Gelderland 2005 en dat het
milieueffectrapport niet meer actueel is. Voorts klaagt zij dat zij
ten onrechte niet door verweerder is gehoord in het kader van de
voorbereiding van zijn hernieuwde besluit over de goedkeuring van het
plan en dat bij dit besluit een aantal stukken ten onrechte niet ter
inzage heeft gelegen.
Verzoekster beoogt met haar verzoek onomkeerbare gevolgen van het
inwerkingtreden van het plan te voorkomen.
2.2. Bij zijn oordeel betrekt de Voorzitter de procedure met
betrekking tot de vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening voor de bouw van voornoemd windmolenpark, die
verzoekster heeft gevoerd. Hiertoe overweegt hij dat de rechtbank
Zutphen bij uitspraak van 3 juli 2007, in zaak no. 06/1048 WRO, het
beroep van verzoekster, gericht tegen de beslissing op bezwaar inzake
de vrijstelling en de bouwvergunning, niet-ontvankelijk heeft
verklaard. Gelet hierop is
- behoudens de mogelijkheid van hoger beroep - thans een bouwtitel
aanwezig waarvan de beslissing op bezwaar reeds is genomen en in
beroep in stand is gebleven. Schorsing van het besluit van verweerder
over de goedkeuring van het plan kan derhalve nu niet leiden tot het
doel dat door verzoekster wordt nagestreefd. De Voorzitter is gelet
hierop van oordeel dat geen sprake is van een spoedeisend belang dat
het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.3. Gelet hierop ziet de Voorzitter geen aanleiding om een voorlopige
voorziening te treffen. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Neuwahl
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2007
280-464.