Beantwoording vragen van het lid Van Bommel over de actuele
mensenrechtensituatie in Turkije
01-10-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Van Bommel over de actuele mensenrechtensituatie
in Turkije. Deze vragen werden ingezonden op 13 september 2007 met
kenmerk 2060725120.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op
vragen van het lid Van Bommel (SP) over de actuele
mensenrechtensituatie in Turkije.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het rapport "An ongoing practice" van het
Kurdistan Human Rights Project (KHRP)? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Wat is uw oordeel over de rapportage over de mensenrechtensituatie in
Turkije, waarin gesteld wordt dat martelingen in Turkije nog steeds
systematisch worden toegepast door staatsinstellingen en
veiligheidsorganisaties?
Vraag 5
Gaat u er bij de nieuwe Turkse regering op aandringen de aanbevelingen
van het KHRP-rapport over te nemen? Indien neen, waarom niet?
Antwoord
In algemene zin is door het `zero tolerance' beleid van de Turkse
regering ten aanzien van marteling en mishandeling het aantal
martelingen aanzienlijk gedaald. Marteling vindt niet meer
systematisch plaats, hoewel er nog steeds gevallen van marteling en
mishandeling worden geconstateerd. Het ongestraft blijven van gevallen
van marteling blijft echter een punt van zorg. De aanbevelingen in het
KHRP-rapport kunnen een bruikbaar instrument vormen voor de Turkse
regering bij de uitvoering van het zero tolerance beleid tegen
marteling.
De Nederlandse regering zal het rapport onder de aandacht brengen in
het kader van de politieke dialoog met Turkije en spreekt binnenkort
met de KHRP over de bevindingen en de aanbevelingen in het rapport.
Vraag 3
Wat is uw oordeel over het dringende advies om de vorderingen van
Turkije inzake de aanpassingen van de wet en de praktijk met
betrekking tot mensenrechten aan de criteria van Kopenhagen aan de
praktijk te toetsen en niet aan de theoretische hervormingen? 2)
Antwoord
Ik deel uw mening dat naast het overnemen van adequate wet- en
regelgeving met name de implementatie ervan van groot belang is.
Gedurende het hele onderhandelingsproces met Turkije wordt ook
getoetst op naleving van de regelgeving in de praktijk. In de
politieke dialoog en de jaarlijkse voortgangsrapportages van de
Commissie wordt hier expliciet aandacht aan besteed.
Vraag 4
Wat is uw oordeel over de aanbeveling aan de Raad van Ministers van de
Raad van Europa om er bij Turkije op aan te dringen te voldoen aan de
uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?
Antwoord
Vanzelfsprekend is Nederland van mening dat elke lidstaat verplicht
is, en dus ook Turkije, op zo kort mogelijke termijn de uitspraken van
het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ten uitvoer te leggen.
Het Comité van Ministers voor de Mensenrechten oefent, conform artikel
46 lid 2 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens supervisie uit
op de naleving van uitspraken van het EHRM. Dit geldt derhalve ook
voor uitspraken waarin een schending is geconstateerd van het EVRM
door Turkije. In beginsel blijven zaken op de agenda staan tot de
betreffende staat heeft voldaan aan de uitspraak van het EHRM.
Vraag 6
Wat is uw oordeel over de hernieuwde instelling van de noodtoestand in
enkele provincies in Zuidoost Turkije, waaronder de provincie Siirt?
Vraag 7
Hebt u tevens kennisgenomen van de rapportage die de Turkse
mensenrechtenverenigingen INSAN HAKLARI DERNEGI (IHD) en Mazlum Der
over de situatie in Cemekare in de provincie Siirt hebben
samengesteld? 3)
Vraag 8
Is het waar dat inwoners van het dorp Cemekare uit Siirt, die onlangs
(na jaren verdreven te zijn geweest), op basis van de Terugkeerwet uit
2000 naar hun dorp zijn teruggekeerd, nu opnieuw gemaand dan wel
gedwongen worden te verhuizen, omdat het leger hun dorp als Tijdelijk
Veiligheidsgebied heeft verklaard? Zijn deze burgers daarbij met de
dood bedreigd? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Vraag 9
Deelt u de mening dat aan deze situatie een eind moet worden gemaakt,
omdat zij in strijd is met het recht op vrije vestiging dan wel met de
regels van goed bestuur en dat de bewoners in de plaats van hun eigen
keuze moeten kunnen verblijven? Zo ja, gaat u dit standpunt bij de
Turkse autoriteiten uitdragen? Indien neen, waarom niet?
Antwoord
Ik ben op de hoogte van de rapportage die de Turkse
mensenrechtenvereniging INSAN HAKLARI DERNEGI (IHD) over de
gebeurtenissen in Siirt heeft uitgebracht. De mensenrechtensituatie in
Zuid-Oost Turkije en de terugkeer van `internally displaced persons'
wordt in EU-kader nauwlettend gevolgd. De gebeurtenissen die in het
rapport worden beschreven zullen door de Europese Commissie in de
politieke dialoog met Turkije worden opgebracht.
1) "An ongoing practice" van Kerim Yildiz en Frederick Piggott.
Uitgave: Kurdistan Human Rights Project, augustus 2007. Zie ook
www.khrp.org.
2) "An ongoing practice" pagina 162.
3) Zie http://www.ihd.org.tr/ Uitgave IHD -Siirt en Mazlum, 17
augustus 2007 "Siirt ili pervari ilcesi Yapraktepe köy ü
Cemekare...enz"
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken