De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Ons kenmerk SV/R&S/07/31773
Datum 28 september 2007
Onderwerp Kabinetsstandpunt "Participatie van jongeren met een
beperking"
Hierbij zend ik u mede namens minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin, staatssecretaris
Dijksma van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, staatssecretaris Bussemaker van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en staatssecretaris Aboutaleb van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid het kabinetsstandpunt over participatie van jongeren met een beperking
naar aanleiding van het SER-advies `Meedoen zonder beperkingen'. Het kabinet heeft eind
oktober 2006 de SER om advies gevraagd over de participatie van mensen die recht hebben op
een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
(Wajong). De SER heeft op 24 augustus 2007 zijn advies uitgebracht.
Het kabinet benadert de participatie van jongeren met een beperking vanuit een breed
perspectief. Dit is ingegeven door het feit dat het gebruik van tal van regelingen op het gebied
van (jeugd)zorg, onderwijs en werk en inkomen sterk toeneemt. Het kabinet heeft TNO
gevraagd die ontwikkeling en de oorzaken ervan in kaart te brengen en te analyseren. Het
TNO-rapport `Toename gebruik ondersteuning voor jongeren met een gezondheidsbeperking'
treft u bijgevoegd aan. De conclusies van het rapport zijn betrokken bij dit kabinetsstandpunt.
Het rapport is tevens het antwoord op de toezegging van de minister voor Jeugd en Gezin aan
de Kamer (AO jeugdzorg van 27 juni 2007) om een onderzoek in te stellen naar de groei van
de vraag naar jeugdzorg. Ook de voorstellen van de Commissie Werkend Perspectief van
maart 2007 zijn betrokken bij het kabinetsstandpunt, zoals is afgesproken tijdens de
participatietop.
Ten slotte heeft de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) onderzocht hoe Wajongers worden
ondersteund bij de toeleiding naar betaald werk. Dit kabinetsstandpunt gaat ook in op de
bevindingen van dit onderzoek. Het IWI-rapport `Wajong en werk' treft u als bijlage aan.
Ons kenmerk SV/R&S/07/31773
Visie kabinet
Het kabinet vindt dat iedereen in de samenleving zoveel mogelijk moet meedoen. Speciale
aandacht is daarom nodig voor de sterk groeiende groep Wajongers. Op het ogenblik zitten er
161.000 mensen in de Wajong. Dat aantal dreigt op te lopen tot meer dan 300.000. Het kabinet
vindt het sociaal onaanvaardbaar dat zo veel jongeren zo vroeg in hun leven aan de kant staan
of dreigen te komen staan. Het kabinet wil jongeren die benutbare arbeidsmogelijkheden
hebben, meer uitzicht bieden op werk en actieve deelname aan de samenleving. Het krijgen (en
houden) van een reguliere baan staat daarbij voorop; pas daarna komen werk in een
beschermde werkomgeving of andere maatschappelijke activiteiten.
Het kabinet wil daarom over een breed front langs drie lijnen actie ondernemen:
· Preventie en gerichte voorbereiding op participatie in de (voor)schoolse fase: het
kabinet wil jongeren met een beperking beter en gericht voorbereiden op een toekomst
waarin (aangepast) werk centraal staat. Het vroegtijdig onderkennen en aanpakken van
problemen bij (jonge) kinderen speelt hierbij een grote rol. Er komt daarom een landelijk
dekkend netwerk van Centra voor Jeugd en Gezin. Ook investeert het kabinet meer in
voor- en vroegschoolse educatie. Met de aanpak `passend onderwijs' krijgen alle leerlingen
die extra ondersteuning nodig hebben, onderwijs aangeboden dat aansluit bij hun
mogelijkheden en behoeften. Scholen gaan daartoe samenwerken in regionale netwerken.
· Verbetering van de overgang van school naar werk: het kabinet wil de overgang van
school naar werk soepeler laten verlopen. Het kwalificatiesysteem in het onderwijs wordt
aangepast voor jongeren met een beperking die geen reguliere kwalificatie kunnen halen,
zodat ook zij gericht kunnen toewerken naar een plek op de (beschermde) arbeidsmarkt. In
een (meerjarig) handelingsplan worden onderwijsdoelen geformuleerd en wordt het
(uitstroom)perspectief vastgelegd, zodat duidelijk is waar het onderwijs naartoe werkt.
· Versterking van de activering van Wajonggerechtigden: als jongeren met benutbare
mogelijkheden in de Wajong terecht komen, dan wil het kabinet deze zo snel mogelijk met
ondersteuning aan werk helpen. Een breed palet aan re-integratie-instrumenten is hiervoor
beschikbaar. Voorkomen moet worden dat jongeren met een beperking via de Wajong
worden `afgeschreven' of een stempel opgedrukt krijgen. In dit verband wil het kabinet
bekijken of het voor die jongeren die nog benutbare mogelijkheden hebben niet beter is om
de (definitieve) beslissing tot toelating tot de Wajong, die nu veelal plaatsvindt op 18-
jarige leeftijd, uit te stellen tot een later tijdstip. Deze groep krijgt maximale ondersteuning
bij scholing en het vinden en behouden van werk. Voor jongeren die geen duurzaam
benutbare mogelijkheden hebben, zal de regeling ongewijzigd blijven.
---
Ons kenmerk SV/R&S/07/31773
Het kabinet kiest voor een samenhangende preventieve aanpak tijdens de hele levensloop. Dit
vraagt om een brede én gerichte inzet op het gebied van (jeugd)zorg, onderwijs en werk en
inkomen. Om middelen effectief te benutten, is het noodzakelijk dat de verschillende
regelingen in hun samenhang worden bezien. Voorkomen moet worden dat het aanpakken van
problemen in het ene domein slechts leidt tot verplaatsing van de problemen naar een ander
domein. Alle inspanningen moeten zoveel mogelijk gericht zijn op het ontwikkelen van de
capaciteiten van de jongere, om hem of haar voor te bereiden op de arbeidsmarkt en de
maatschappij.
Tot slot
Jongeren met een beperking horen erbij in onze samenleving en moeten zoveel mogelijk
kunnen meedoen. Het kabinet kan dit niet in zijn eentje bereiken. Dat jongeren met een
beperking meer gaan werken is een zaak van de hele samenleving: van sociale partners tot
collega's op het werk, van begeleiders tot de jongeren zelf, iedereen moet zijn bijdrage daaraan
leveren en verantwoordelijkheid nemen.
Het kabinet beseft dat dit een forse inspanning vraagt van de sociale partners, met name van de
werkgevers. Zij moeten uiteindelijk de stageplaatsen, de werkervaringsplaatsen en de banen
voor deze jongeren aanbieden; zij moeten flexibel zijn met werktijden, arbeidsduur en functie-
inhoud. Maar het vraagt ook dat werknemers jongeren met een beperking als collega's
waarderen en behandelen. Alleen zo kunnen deze jongeren het gevoel krijgen er gewoon bij te
horen.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
Bijlage(n):
1. Kabinetsstandpunt "Participatie van jongeren met een beperking"
2. IWI-rapport "Wajong en werk"
3. TNO-rapport "Toename gebruik ondersteuning voor jongeren met een
gezondheidsbeperking"
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid