ChristenUnie


Bijdrage debat kwaliteit brandweerpersoneel

Bijdrage debat kwaliteit brandweerpersoneel

woensdag 26 september 2007 09:58

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Het wetsvoorstel dat vandaag ter bespreking voorligt, bevat twee wijzigingen. De eerste heeft tot doel de kwaliteit van het brandweerpersoneel te verbeteren en beter te borgen en de tweede heeft tot doel het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid in de gelegenheid te stellen zich te ontwikkelen tot een kennisinstituut.

Het takenpakket van het Nibra wordt uitgebreid met de geneeskundige hulpverlening en crisisbeheersing als thema's van onderzoek. Ook krijgt het Nibra meer ruimte om taken op het commerciële vlak te ontwikkelen. Terecht wordt in de stukken veel aandacht besteed aan de manier waarop de vormgeving van het instituut overeenstemt met de mededingingsregels. De scheiding tussen publieke en commerciële taken is op papier goed geregeld. Nu de praktijk nog. Wij moeten ervoor waken dat dit nieuwe instituut met zijn invloedrijke positie straks niet een eigen markt gaat creëren. Wij moeten er ook scherp op toezien hoe zuiver de kostentoerekening van de spin-off van het wetenschappelijk onderzoek in de praktijk zal uitwerken. Dan zal met name duidelijk moeten worden of er sprake is van kruissubsidiëring.

Terecht vraagt de Raad van State aandacht voor de aansturing van deze ZBO. De minister van Binnenlandse Zaken is aanspreekbaar op de uitoefening van de wettelijke taken door het Nibra en kan beleidsregels vaststellen over de uitvoering van die wettelijke taken. De Raad van State maakt opmerkingen over de verhouding van het wetsvoorstel tot de discussie over de Kaderwet ZBO's. Onze fractie vindt die vragen niet voldoende beantwoord. Het is immers heel goed mogelijk dat er een relatie bestaat tussen de toegestane activiteiten waar de minister op moet toezien en de wettelijke taken. Kan de minister ingaan op de relatie tussen de discussie over het aansturen van ZBO's en dit wetsvoorstel? Wat zou de invoering van de nieuwe regelgeving ten aanzien van sturing en toezicht voor de minister betekenen? Krijgt zij bijvoorbeeld een aanwijzingsbevoegdheid?

Mevrouw de voorzitter. Ik kom op de kwaliteit van het brandweerpersoneel. De fractie van de ChristenUnie is voor het borgen van de kwaliteit van het brandweerpersoneel. Wel hebben wij de minister verschillende keren gevraagd daarbij aandacht te hebben voor de brandweervrijwilligers. Vrijwilligheid staat niet voor vrijblijvendheid, stelt de minister in de nota naar aanleiding van het verslag. Dat heeft het nooit gestaan. De vrijwilligers die wij spreken, geven ook absoluut niet die indruk. Laat daar geen onduidelijkheid over bestaan. Kwaliteitseisen moeten worden gesteld. Dat mogen wij verwachten van een dienst die zo'n belangrijke taak waarneemt. De brandweervrijwilligers zelf zijn daar ook niet tegen. De fractie van de ChristenUnie hoopt echter niet dat de verdere professionalisering van de brandweer mensen zal afschrikken om vrijwilliger te worden. Hier is sprake van een dilemma dat de minister ook ziet. In het informele overleg dat zij in juli met de brandweervrijwilligers voerde, heeft zij daar aandacht voor gevraagd. Zij wil de lokale kwaliteit garanderen om ook afrekenbaar te kunnen zijn om de kwaliteit van de rampenbestrijding en crisisbeheersing te kunnen waarborgen. Onze fractie snapt dat dilemma. Onze stelling is dat het versterken van kwaliteit niet kan zonder oog te hebben voor de positie van de brandweervrijwilliger. Daar komt de blijvende zorg voor het aantal vrijwilligers in totaliteit bij.

Wij vragen de minister om een beleidsvisie over brandweervrijwilligers te ontwikkelen. Welke eisen kunnen er gesteld worden aan de brandweer zonder brandweervrijwilligers te verliezen? Hoe gaat zij de brandweervrijwilligers faciliteren als zij er inderdaad aan hecht dat er voldoende brandweervrijwilligers overblijven? Wij zijn in eerste instantie benieuwd naar de reactie van de minister, maar wij hebben daar ook een motie over voorbereid.

Ondanks het informele overleg met de vrijwilligers is de organisatie in oprichting niet betrokken bij de invulling van de algemene maatregel van bestuur. Wij begrijpen de formele opstelling van de minister hierin niet. Het gaat inderdaad niet om een vakorganisatie die is betrokken bij het formele overleg over het Besluit brandweerpersoneel. De minister is in haar beantwoording daarover uiterst formeel. Wij vragen ons af waarom dat moet en wij vinden ook dat in dit soort gevallen gekeken moet worden naar de voordelen die te halen zijn, zoals praktijkkennis en draagvlak onder de brandweervrijwilligers. Inmiddels is duidelijk dat de organisatie in november definitief wordt opgericht en dat er een officieel subsidieverzoek is gedaan aan de minister van Binnenlandse Zaken. Alle reden om serieus aandacht aan deze groep te besteden. Ik verneem graag van de minister of zij van plan is, dit te gaan doen. Onze fractie heeft een amendement voorbereid om de AMvB's aan de Kamer voor te leggen, waarbij de betrokkenen daarop kunnen reageren.

Afrondend zeggen wij ja tegen verdere professionalisering. Maar laten wij dat in samenspraak met de vrijwilligers doen. Laat ook de inspanning van de minister erop gericht zijn om de vrijwilligers te behouden. In het laatste AO over de brandweer merkte de minister terecht op dat het bijzonder is dat zo'n cruciaal onderdeel van de veiligheidsketen in Nederland grotendeels gedragen wordt door vrijwilligers. Wij hebben daarmee een prachtig instrument van burgerbetrokkenheid in handen. De brandweervrijwilligers zijn in de praktijk een uitstekend voorbeeld van burgerbetrokkenheid die de kracht en de kwaliteit van een samenleving bepaalt.

Tweede termijn De heer Anker (ChristenUnie): Mijnheer de voorzitter. Om te beginnen waar de heer Van der Staaij ophield: ik ben inderdaad ook niet overtuigd door de opmerkingen van de minister. Mijn partij hecht enorm aan de gemeentelijke verantwoordelijkheid, maar tegelijkertijd is een beweging gaande dat wij landelijk steeds meer eisen stellen op het gebied van veiligheid, ook kwaliteitseisen aan bijvoorbeeld de brandweer. Er zijn dus wel degelijk steeds meer landelijke tendensen. Voor de grote groep brandweervrijwilligers moeten wij weten wat de effecten zijn van alles wat wij daarover beslissen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de 23.000 brandweervrijwilligers belangrijke dragers zijn van het lokale veiligheidsbeleid;

overwegende dat deze brandweervrijwilligers daarmee in de praktijk een uitstekend voorbeeld zijn van burgerbetrokkenheid die de kracht en de kwaliteit van de samenleving bepaalt;

van mening dat de nieuwe functie-indeling geen ongewenste effecten op de beschikbaarheid van die brandweervrijwilligers dient te hebben;

verzoekt de regering, voor de begrotingsbehandeling BZK met een visie te komen over het behoud van de beschikbaarheid van brandweervrijwilligers en daartoe tevens concrete voorstellen te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Anker, Van der Staaij en Van Bochove. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 7 (30875).

De heer Anker (ChristenUnie): Ik ben zeer blij met de ruime toezegging van de minister over het overleg met de brandweervrijwilligers. Ik begrijp dat er nog wel enige juridische problemen moeten worden opgelost. Ik schaar mij bij de vorige spreker, die aangaf benieuwd te zijn naar hoe het precies zit met het instemmingsrecht in artikel 14 en 15. Ik ben blij met de positieve grondhouding van de minister om deze groep mensen erbij te willen betrekken.