Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Toespraak minister Ter Horst Opening symposium `Gekleurde
plafonds'
27 september 2007
Dames en heren,
Een tijdje geleden las ik een krantenkop waarbij ik dacht: het gaat de
goede kant op. De krantenkop luidde: `Vrouw is de baas in
Doe-het-zelf-winkels'. `Ha',dacht ik, `het aantal vrouwelijke
filiaalmanagers in deze mannenbranche is explosief gestegen.' Helaas,
ik was op het verkeerde been gezet. Het nieuwsfeit was dat vrouwen
steeds vaker het initiatief nemen om te gaan klussen. Ze zorgen voor
veel omzet.
Laten we dat optimistisch benaderen: er komen in ieder geval veel meer
vrouwen in doe-het-zelfwinkels. Dat is wellicht een eerste stap.
Misschien is een volgende stap dat ze ook echt de baas worden.
Ook in andere sectoren dan de Doe-het-zelf-sector is nog een wereld te
winnen op het gebied van diversiteit. Het ontbreekt niet aan de
aandacht en de inspanningen. Het ontbreekt nog wel aan de harde
resultaten.
Ik zie het als een van mijn belangrijkste opdrachten om ervoor te
zorgen dat de overheid een veelzijdiger samenstelling krijgt, ook aan
de top. Wat mij betreft gaan er verschillende plafonds aan diggelen
van wat voor kleur dan ook. Dat is nodig om te garanderen dat er ook
in de toekomst een kwalitatief goede publieke dienst is. We laten te
veel talent links liggen. Ten onrechte, want een diverser
samengestelde overheid is een betere overheid.
Laat ik kort aangeven waarom ik diversiteit voor de publieke dienst zo
cruciaal vind.
Ten eerste omdat de overheid van en voor ons allemaal is. De overheid
stelt regels op, ze handhaaft die regels, ze verleent diensten
waarvoor mensen ergens anders niet terecht kunnen en ze brengt
partijen bij elkaar en bemiddelt. Juist daarom is acceptatie en
vertrouwen zo belangrijk. Juist daarom moet de overheid een
afspiegeling van de samenleving zijn. Een witte overheid in een
gekleurde samenleving is contraproductief.
Een tweede reden heeft te maken met de kwaliteit. Een divers
samengestelde overheid is kwalitatief beter dan een eenzijdige
samengestelde overheid. Daar ben ik van overtuigd. Een handelskenmerk
van de overheid is dat ze verschillende belangen tegen elkaar moet
afwegen om tot een goed beleid te komen. Of het nu gaat om
veiligheidsvraagstukken, het fileprobleem of de aanpak van
jeugdwerkloosheid. Een heterogene organisatie - ook op leidinggevend
niveau - zorgt ervoor dat die verschillende gezichtspunten ook
doorklinken in het zoeken naar oplossingen. Investeren in kwaliteit is
investeren in diversiteit.
Een derde reden is het meest praktisch. We hebben het
arbeidspotentieel van vrouwen, allochtonen en ouderen, hard nodig.
Niet alleen in Nederland maar in heel Europa. Europees Commissaris
Frattini wees er vorige week nog op: in 2050 is eenderde van de
EU-bevolking ouder dan 65. In de zorg en in het onderwijs worden in
ons land al geruime tijd tekorten voorspeld. Bijvoorbeeld door Rinnooy
Kan en zijn commissie `leraren'. In 2015 moet driekwart van het
personeel van het voortgezet onderwijs worden vervangen vanwege
natuurlijk verloop. Dat betekent dat er zo'n 47 duizend voltijdsbanen
leegstromen. In de zorg zijn de aantallen nog veel hoger.
Diversiteitsbeleid is met andere woorden het stadium van politieke
correctheid al lang voorbij. Toch is het niet vanzelfsprekend dat
iedereen gelijke kansen krijgt. Er zijn nog te veel voorbeelden van
mensen die bij het vinden van een baan geen eerlijke kans krijgen
vanwege hun afkomst, geslacht, religie, seksuele geaardheid of
leeftijd.
Het leeuwendeel van de klachten bij de Commissie Gelijke Behandeling
gaat over werving en selectie: 62% in 2005.
Het betreft klachten van jongeren die alleen flexibele contracten
krijgen omdat sommige winkeliers vinden dat ze boven hun 19^e te duur
worden.
Klachten van jonge vrouwen die niet worden aangenomen omdat ze wel
eens zwanger zouden kunnen worden. En klachten van mensen met een
lichamelijke handicap bij wie al gauw wordt gedacht dat kosten voor
aanpassing van de werkplek alleen voor rekening van de werkgever
komen.
Kortom: gelijke kansen zijn niet vanzelfsprekend. Een andere indicatie
daarvoor vinden we in de samenstelling van organisaties. Laat ik de
Rijksdienst nemen als voorbeeld. Zo op het eerste gezicht valt het
mee: in 2006 was 41% vrouwen en bijna 13% heeft een allochtone
achtergrond. Maar als we scherper kijken dan komen de plafonds in
zicht. Vanaf schaal 10 is nog maar 6% van allochtone afkomst. En het
aandeel vrouwen in managementfuncties is 18%, ondanks een stijging in
de laatste jaren.
Dat moet veranderen. Wat mij betreft gaat er een schepje bovenop. Ten
eerste heb ik een aantal heldere streefcijfers voor de rijksdienst
opgesteld voor 2011.
* Het streven is dat in dat jaar één op de vier topambtenaren in de
Algemene Bestuursdienst een vrouw is.
* In 2011 zijn er minimaal 50 managers van allochtone afkomst op
posities net onder de top. Zij krijgen begeleiding om de stap naar
de top - naar de ABD - te kunnen maken.
* Het aandeel allochtonen in het personeelsbestand van de publieke
sector is met 50% toegenomen ten opzichte van 2007.
* We gaan 2000 structurele stageplaatsen creëren in de rijksdienst.
1000 reguliere plaatsen op MBO/HBO/WO-niveau en 1000 plaatsen voor
kansarme groepen zonder startkwalificaties. Te denken valt aan
herintredende vrouwen, schoolverlaters, mannen van boven de 45
jaar die lange tijd in de bijstand hebben gezeten. Voor beide
trajecten geldt dat de helft wordt bezet door vrouwen en/of
allochtonen.
Streefcijfers zijn prikkels. Duwtjes in de rug en in die zin
hulpmiddelen. Maar waar het echt om gaat, is dat diversiteit een
vaste waarde wordt in de manier van werken. We beperken diversiteit
nog te veel tot het domein van personeelsbeleid.
Het moet onderdeel zijn van een integrale visie binnen de organisatie.
Een vast aspect van de organisatiecultuur onderdeel. Anders blijven
nieuwe groepen botsen met de vaste manier van werken zoals die al
bestaat. James Kennedy, hoogleraar nieuwste geschiedenis, verwoordde
het als volgt in een essay over diversiteit: `Nederlanders op
invloedrijke posities erkennen het belang van diversiteit in hun
instellingen, zolang dat het business-as-usual maar niet verstoort.'
Einde citaat.
Hij legt de vinger op de zere plek. Mijn inzet is dan ook dat er een
business-as-unusual ontstaat. Een nieuwe routine in het ontvankelijk
zijn voor nieuwe inzichten, nieuwe visies en gewoonten. In een
integraal diversiteitsbeleid staan niet de doelgroepen centraal, maar
de organisatie.
We moeten boven tafel zien te krijgen welke elementen in de
organisatie belemmerend of bevorderend zijn voor diversiteit. We
moeten onszelf ook kunnen spiegelen aan andere, vergelijkbare,
organisaties. Om dit mogelijk te maken stellen we een
diversiteitsindex op. Hiermee kunnen organisaties hun streefcijfers,
inspanningen en resultaten vergelijken met andere organisaties.
U hoeft daar - tot slot - niet op te wachten.
Business-as-unusual: laten we daar vandaag al aan werken. Deze middag
biedt een prachtige gelegenheid om uw eigen, vertrouwde werkwijze ter
discussie te stellen en nieuwe inzichten op te doen. De omstandigheden
om de gekleurde plafonds te doorbreken zijn ideaal: u bent met een
zeer divers gezelschap vanuit bedrijfsleven en overheid, onderwijs en
politie. En u bent vol ambities om aan de slag te gaan met
diversiteitsbeleid. U kunt veel leren van elkaar.
Bovendien: als er steeds meer vrouwen in doe-het-zelfzaken komen, dan
mag zo'n plafonnetje geen enkel probleem meer zijn.
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties