Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
logoocw
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Bijlagen
26 september 2007 VO/OK/07/33880 drie
Onderwerp
advies profielcommissies
1. Inleiding
1.1 Eindadvies profielcommissies
Hierbij zend ik u het Eindadvies `Kennis, kwaliteit en keuze in de tweede fase' (en een samenvatting,
`Kernadvies') van de beide profielcommissies (natuur resp. maatschappij). Ik zend u tevens de
commentaren op het eerdere ontwerpadvies. In het eindadvies worden voorstellen gedaan voor
opnieuw een andere inrichting van de profielen. In bijlage 1 bij het advies worden de voorstellen
samengevat. Profielen zijn de samenhangende vakkenpakketten in vwo en havo. Het voornaamste
voorstel is het ontwikkelen van twee profielen in plaats van de huidige vier, feitelijk echter met name
het samenvoegen van de beide bètaprofielen tot één profiel.
Ik neem de voorstellen niet over. De profielen blijven dus zoals ze sinds kort zijn.
1.2 Waardering voor uitvoering complexe opdracht
Dat ik de voorstellen niet overneem doet niet af aan de waardering die ik heb voor het vele werk dat de
profielcommissies hebben gedaan.
De commissies stellen zeker een aantal belangrijke aspecten aan de orde. Ik denk daarbij aan het
benadrukken van de noodzaak van kwaliteit, van kennis, van algemene vorming en van goed bèta-
onderwijs. Met een groot deel van de algemene opmerkingen die de commissies daarover maken stem
ik zeker in. Ik trek echter andere concrete conclusies wat betreft die inhoud. Op een wezenlijk ander
punt is eerder al een conclusie getrokken die wel aansluit bij het advies van de commissies: zoals zij
adviseerden in hun eerdere ontwerpadvies heeft een commissie (Rinnooy Kan) zich inmiddels gebogen
over de lerarenproblematiek.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
E
blad 2/13
1.3 Nieuwe profielen per 1 augustus 2007
Per 1 augustus 2007 zijn er nieuwe profielen in werking getreden. Die zijn tot stand gekomen na een
lang en intensief maatschappelijk en politiek debat. De nieuwe profielen hebben veel steun bij de
scholen: zij maken de profielen beter werkbaar, beter `leerbaar' en beter organiseerbaar. De
profielcommissies hadden als taak om, uitgaande van die nieuwe profielen, te adviseren over de
verdere ontwikkeling voor de langere termijn. Zij hebben er echter voor gekozen om te adviseren tot
een andere profielstructuur.
1.4 Eindadvies en ontwerpadvies
Het eindadvies is een vervolg op het ontwerp dat u ontving op 21 december 2006 bij brief van de
toenmalige minister Van der Hoeven (vergaderjaar 2006-2007, 30 187, nr. 42).
Zij gaf in deze brief aan, dat de commissies in hun ontwerp geen invulling hadden gegeven aan hun
opdracht. Die opdracht was vastgesteld overeenkomstig de motie Hamer c.s. over dit onderwerp van
12 februari 2004 (vergaderjaar 2003-2004, 29 200 VIII, nr. 120).
Minister Van der Hoeven gaf ook aan, dat de voorstellen in de praktijk onuitvoerbaar zouden zijn door
overladenheid en bovendien niet opportuun.
De scholen zijn immers net bij het begin van dit schooljaar begonnen met de invoering van nieuwe
profielen. Na de uitvoerige maatschappelijke en politieke discussie daarover, uiteindelijk leidende tot
een breed draagvlak voor de nieuwe opbouw, is er geen behoefte aan een nieuwe discussie. Die
discussie is zelfs onwenselijk, het leidt tot verwarring bij scholen, leraren en vervolgonderwijs.
Ook de SLO wees in zijn reactie op het ontwerpadvies op de overladenheid in de voorstellen en zette
kanttekeningen bij de concrete invoeringsmogelijkheden. De SLO wees er ook op, dat niet duidelijk was
voor welke problemen nu deze voorstellen een oplossing zouden bieden. Een soortgelijke reactie kwam
van de VO-Raad.
Met name uit de bètawereld en het hoger onderwijs waren er ook positieve reacties. Die waren
ingegeven door de verwachting dat door de voorstellen het bèta-onderwijs versterkt zou worden.
Het tegendeel is echter het geval. In de onderdelen 2 en 5 van deze brief wordt daarop nader ingegaan.
De commissies hebben in grote lijnen aan hun eerdere ontwerp vastgehouden. Wel hebben zij een
nadere concretisering daarvan gegeven (o.a. bijlage 8 bij het advies). Die concretisering bevestigt wat
in de brief van 21 december 2006 al is aangegeven: de voorstellen zijn in de praktijk onuitvoerbaar.
In de onderdelen 4, 5 en 6 van deze brief licht ik dat toe.
blad 3/13
1.5 Kern van het advies: twee profielen, één bètaprofiel
De kern van de voorstellen (één bètaprofiel in plaats van twee) echter is, als de school/de leerling
daarvoor kiest, zonder meer uitvoerbaar binnen de pas ingevoerde nieuwe profielen (niet echter met
de invulling die de commissies daaraan geven, ik kom daarop terug).
Het profiel natuur en techniek met biologie als profielkeuzevak en het profiel natuur en gezondheid
met natuurkunde als profielkeuzevak (die keuze zal in veel gevallen worden gemaakt) zijn feitelijk
identiek. Ze vormen samen dus feitelijk één natuurprofiel. Een school die dit zou willen zou het zo
kunnen organiseren en dus feitelijk één natuurprofiel kunnen aanbieden. Een leerling kan er ook
gemakkelijk voor kiezen om aan de eisen van beide profielen te voldoen, in de praktijk zal dat veel
voorkomen. Maar het blijft in de bestaande profielen wel een keuzemogelijkheid naast andere, die
even relevant kunnen zijn. Gelet op het voorgaande bieden de voorstellen van de profielcommissies
geen aanvullende mogelijkheden.
1.6 Conclusie
In plaats van uitvoering te geven aan deze voorstellen wil ik de scholen en de leraren de ruimte en de
tijd geven die zij nodig hebben om de nieuwe profielen per 1 augustus 2007 in te voeren. Die leiden tot
een beter uitvoerbaar geheel op basis waarvan scholen zelf kunnen werken aan hun verdere
ontwikkeling.
Plannen voor weer een ingrijpende onderwijsvernieuwing en de discussie daarover leiden daarvan af.
Ik neem de voorstellen niet over om de volgende redenen:
- ze zijn in de praktijk niet uitvoerbaar, ze leiden tot een grote overladenheid en daardoor tot
verlies van kwaliteit van het onderwijs,
- ze verstoren een goede voortgang van de invoering van de nieuwe profielen (1 augustus 2007)
op de scholen (we moeten voorkomen dat ideeën over vernieuwing over elkaar heen tuimelen),
- ze zijn niet in het belang van een goede ontwikkeling van het bèta-onderwijs,
- ze zijn overbodig omdat aan wensen die de profielcommissies uiten ook vorm kan worden
gegeven in de structuur per 1 augustus 2007,
- ze leiden af van wat nu werkelijk moet gebeuren: niet een nieuwe discussie over de
profielstructuur, maar een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs binnen de vakken (in
onderdeel 7 van deze brief kom ik daarop terug).
blad 4/13
2. Ruimte geven aan de ontwikkeling van goed bèta-onderwijs op basis van eerder advies van de
profielcommissies
2.1 Korte-termijnadvies
De profielcommissies hebben eerder een belangrijke bijdrage geleverd aan de besluitvorming over de
nieuwe profielen per 1 augustus 2007, in de vorm van hun zgn. korte-termijnadvies (vergaderjaar
2004-2005, 29 800 VIII, nr. 231). Voor die bijdrage ben ik hun dankbaar.
2.2 Natuur, leven en technologie
Het belangrijkste element in dat korte-termijnadvies had betrekking op de invoering van een nieuw
geïntegreerd bètavak. Dat vak zou de samenhang in het bèta-onderwijs moeten bevorderen en ook de
belangstelling voor een bèta-(vervolg)opleiding.
Dat voorstel is overgenomen: per 1 augustus 2007 is het vak natuur, leven en technologie een
profielkeuzevak in de beide bètaprofielen (natuur en techniek en natuur en gezondheid). Er is door de
betrokken vakdeskundigen en de scholen met grote inzet gewerkt aan de opzet en invoering van dit
nieuwe vak. Natuurlijk moet zo'n geheel nieuw vak zich in de praktijk verder ontwikkelen, daarvoor
moet de tijd worden gegeven. De profielcommissie natuur stelde zich voor, dat op grond van die
feitelijke ontwikkeling dan op de langere termijn zou kunnen worden bezien of dit vak verplicht zou
kunnen worden gesteld in deze profielen, in plaats van het zgn. profielkeuzevak. De profielcommissies
komen daar nu op terug.
De stand van zaken op dit moment is, dat een opmerkelijk groot aantal scholen heeft gekozen voor de,
toch wat onzekere, stap om dit nieuwe vak in te voeren. Meer dan 150 scholen, ongeveer een derde
van het totale aantal, doen dat.
Van de ruimte die dit vak biedt om tot een geleidelijke vernieuwing van het bèta-onderwijs te komen,
vanuit het concrete schoolniveau (dus vanuit de praktijk en gebruik makend van het enthousiasme van
deskundige vakleraren) wordt veel verwacht.
Nu de feitelijke ontwikkeling van het vak is begonnen nemen de profielcommissies echter afstand van
het vak. Ze willen het profielkeuzevak vervangen door keuzemodules. Die kunnen niet inhoudelijk
worden gelijkgesteld met de modulen van natuur, leven en technologie.
De profielcommissies achten het nodig de positie van het per 1 augustus 2007 ingevoerde vak
"opnieuw in overweging te nemen" (noot 92 in het advies).
Mij lijkt dit niet een goede aanpak en het is ook een verkeerd signaal, ook in relatie tot
onderwijsvernieuwing in den brede. Het zou ook een ontmoedigende ervaring opleveren voor al
degenen die dit traject hebben ingezet.
blad 5/13
Dat zoveel scholen zich de inspanning hebben getroost dit nieuwe vak in te voeren is een bevestiging
van de steun die de nieuwe profielen hebben en het toont aan dat scholen, en vooral ook leraren,
bereid zijn hun verantwoordelijkheid voor de verdere ontwikkeling daarvan te nemen. Ik wil dat
ondersteunen. Ik zal in overleg met de Stuurgroep natuur, leven en technologie bezien hoe de
landelijke ontwikkeling van dit vak verder kan worden ondersteund en ik ben bereid daarvoor
aanvullende middelen beschikbaar te stellen als dat nodig mocht zijn mede in verband met het grote
aantal scholen dat de Stuurgroep blijkt te moeten begeleiden.
Waar overigens de commissies enerzijds voorstellen het pas ingevoerde nieuwe geïntegreerde bètavak
te heroverwegen, stellen zij tegelijkertijd weer een nieuw geïntegreerd bètavak voor, nu specifiek voor
het maatschappijprofiel.
Mede gelet op het voorgaande zou de belangstelling van scholen om aan de ontwikkeling van dit vak
mee te werken niet groot zijn.
2.3 Wiskunde D
Wat hier is opgemerkt over het nieuwe geïntegreerde bètavak geldt in grote lijnen ook voor een ander
eerder voorstel van de profielcommissies, het profielkeuzevak wiskunde D (`voortgezette wiskunde').
Ook dat vak zou feitelijk door de voorstellen in het eindadvies verdwijnen.
Ook dat nieuwe vak wordt met kracht ontwikkeld, waarbij bovendien er in hoge mate sprake is van wat
in dit kader de bedoeling was: het hoger onderwijs heeft hier concreet medeverantwoordelijkheid
genomen voor de inhoudelijke ontwikkeling, met name door de inrichting van zgn. Regionale
steunpunten. Bij dit vak lijkt het aantal scholen dat ervoor kiest zelfs nog groter: meer dan de helft.
Hier betreft het wel een voorlopige indicatie, maar in elk geval gaat het om een veel groter aantal dan
vanuit de wiskundewereld was voorspeld. De verwachting werd destijds uitgesproken dat maar zeer
weinig scholen dit nieuwe vak zouden aanbieden. Ook de feitelijke ontwikkeling van wiskunde D is een
blijk van het vertrouwen in de ingezette ontwikkeling dat niet beschaamd mag worden. En ook hier
geldt, dat vervanging van de ruimte voor dit vak door keuzemodules niet aan de orde is. Ook de
ontwikkeling van dit vak wil ik verder stimuleren en ik ben bereid daarvoor zonodig enige aanvullende
middelen beschikbaar te stellen.
In onderdeel 5 van deze brief zal ik toelichten, dat er vanuit het belang dat moet worden gehecht aan
goed bèta-onderwijs nog een belangrijke reden is om de voorstellen af te wijzen. Ze leiden tot een
halvering van het aantal verplichte uren voor de vakken natuurkunde, scheikunde en biologie.
3. Conclusies uit de stand van zaken bij de profielontwikkeling
Ik trek dus uit de huidige stand van zaken bij de invoering van de nieuwe profielen per 1 augustus 2007
een andere conclusie dan de profielcommissies. Niet alles moet weer anders. De in gang gezette
ontwikkeling verdient juist verdere ondersteuning. Scholen zijn bereid zelf de verdere vernieuwing ter
hand te nemen en ze verdienen daarin vertrouwen.
blad 6/13
Ik wil verder doen wat in het coalitieakkoord is afgesproken, namelijk duidelijk vastleggen wat
leerlingen moeten kennen en kunnen. Dat veronderstelt duidelijke kaders daarvoor, een gerichtheid op
de inhoud van de vakken in plaats van op weer nieuwe structuren waar die vakken deel van uitmaken.
Hoe anders dan wellicht kon worden verwacht het uiteindelijke resultaat van de advisering in
inhoudelijk opzicht ook is, uit het proces dat de profielcommissies hebben doorgemaakt trek ik toch
ook een positieve conclusie.
Na alle uitvoerige discussies op macroniveau met de scholen en met de Tweede Kamer die hebben
geleid tot de profielen zoals ze zijn per 1 augustus 2007, heeft in de vorm van de commissies voor het
eerst een intensieve en rechtstreekse discussie plaatsgehad op microniveau over de inrichting van de
profielen tussen gezaghebbende personen uit hoger onderwijs/wetenschap en voortgezet onderwijs,
onder leiding van een deskundige en in het onderwijsveld vertrouwen genietende voorzitter en met
secretariële ondersteuning van leerplandeskundigen van het landelijke expertisecentrum op dat
gebied, de SLO.
Dat nu juist een zo gezaghebbende groep na intensieve studie niet tot een resultaat komt dat een
redelijk en uitvoerbaar alternatief vormt voor de structuur die pas is ingegaan en die tot stand is
gekomen na heel veel maatschappelijke en politieke discussie, zie ik als een bevestiging dat de per
1 augustus 2007 op grond van die discussie gemaakte keuze de optimale is in de context van de vele
(tegenstrijdige) wensen. We beschikken door het werk van de profielcommissies als het ware over een
contra-expertise over de nieuwe structuur die het vertrouwen erin versterkt we kunnen de
commissies hiervoor dankbaar zijn.
Ik hoop bovendien, dat de ervaring die nu is opgedaan zal bijdragen tot een beter contact over de
aansluiting tussen voortgezet onderwijs en hoger onderwijs tussen de beide sectoren
(scholen/instellingen en hun organisaties), vanuit een besef van gezamenlijke verantwoordelijkheid.
4. Praktische uitvoerbaarheid: inleiding
In het voorgaande en in de eerdere brief van de toenmalige minister Van der Hoeven zijn overwegingen
genoemd die op zichzelf voldoende argumenten zijn om aan te geven waarom de keuzes van de
profielcommissies onwenselijk zijn in velerlei opzicht. De profielcommissies hebben uit de kritiek op
hun eerdere ontwerp de terechte conclusie getrokken, dat enige praktische concretisering van hun
eerder in heel algemene zin uitgesproken veelheid van wensen onvermijdelijk is. Die concretisering is
opgenomen o.a. in bijlage 8 bij het advies.
Uit de in die bijlage opgenomen procentuele verdelingen zijn echter op zichzelf geen conclusies te
trekken over de praktische uitvoerbaarheid. Het gaat in de praktijk om de concrete onderwijstijd die
beschikbaar is of, in termen van de cirkeldiagrammen die het advies presenteert: niet om ieders
aandeel in de taart, maar om de grootte van het resulterende taartstuk.
blad 7/13
In het volgende worden de in het advies genoemde verdelingen omgerekend in studielasturen per vak,
en de uren die zo voor een vak beschikbaar zijn worden vergeleken met programmatische wensen. Er
zal blijken dat er (veel) te weinig onderwijstijd beschikbaar is voor (veel) te veel stof.
Met andere woorden, de voorstellen zijn niet alleen onwenselijk op inhoudelijke en procedurele
gronden, maar ook onuitvoerbaar.
In het onderstaande beperk ik mij tot de kern van de voorstellen. Die orden ik vanuit de samenhang in
wat de leerling moet leren. Op deze wijze wordt enig overzicht verkregen over de veelheid van
voorstellen en overwegingen van de commissies en de samenhang daarin. De overige afzonderlijke
voorstellen zijn afgeleid van die kern.
Er moet niet de conclusie worden getrokken dat de in het onderstaande niet uitdrukkelijk genoemde
aanbevelingen uit het advies wél uitvoerbaar zouden zijn. Als voorbeeld kunnen worden genoemd het
voorstel om binnen elk vak te werken met keuzemodules (aanbeveling 47) en het voorstel dat in
principe scholen verplicht zouden worden om alle profielkeuzevakken aan te bieden (aanbeveling 48).
Beide voorstellen zijn, gelet op organisatie, personeel en financiële middelen in de praktijk
onuitvoerbaar en overigens ook niet nodig, gelet op de keuzemogelijkheden die de nieuwe profielen al
bieden.
5. Praktische uitvoerbaarheid: de profieldelen
5.1 De huidige profielen
Op dit moment zijn er vier profielen (samenhangende vakkenpakketten):
- de bètaprofielen: natuur en techniek, natuur en gezondheid;
- de alfa/gammaprofielen: economie en maatschappij, cultuur en maatschappij.
Elk profiel omvat een gemeenschappelijk deel (voor alle profielen gelijk), een profielspecifiek deel en
een vrij deel.
5.2 Het voorgestelde maatschappijprofiel
In het eindadvies wordt een stelsel bepleit van twee profielen, een natuurprofiel en een
maatschappijprofiel. Feitelijk is dat echter niet zo. Het maatschappijprofiel heeft namelijk drie (vwo)
of twee (havo) varianten. Eén variant komt overeen met het huidige profiel economie en maatschappij.
De andere varianten zijn globaal gesproken invullingen van het huidige profiel cultuur en maatschappij
(zie par. 4.2.2 van het advies). Wat betreft de structuur van de maatschappijprofielen (wel de precieze
invulling) zou er dus niets veranderen.
Het huidige profiel cultuur en maatschappij biedt, in de vorm van twee profielkeuzevakken, in
vergelijking met de andere profielen veel keuzemogelijkheden. Dat heeft een goede inhoudelijke reden.
blad 8/13
De vervolgopleidingen op dit gebied zijn zeer verscheiden, en de leerling kan zo een keuze maken die
het meest past bij de beoogde vervolgopleiding. Het advies beperkt die keuzemogelijkheid (één
profielkeuzevak), met het argument dat het huidige profiel nog te weinig is gericht op de clusters van
vervolgopleidingen.
Het tegendeel is waar: juist de huidige keuzemogelijkheden leiden tot de mogelijkheid een pakket te
kiezen dat zo goed mogelijk aansluit bij de beoogde vervolgopleiding. Beperking van de
keuzemogelijkheden beperkt juist die mogelijkheid. De aansluiting met het vervolgonderwijs zou dus
slechter worden.
5.3 Het voorgestelde natuurprofiel
De werkelijke kern van de voorstellen is het voorstel om te komen tot één bètaprofiel. Op dit moment
zijn het er twee: dat geeft de leerling enige keuzemogelijkheid, waardoor wordt bereikt dat een
bètaprofiel voor meer leerlingen aantrekkelijk, relevant en haalbaar wordt. De huidige opbouw van de
bètaprofielen is als volgt:
+natuur en techniek: wiskunde B, natuurkunde, scheikunde, profielkeuzevak (biologie of
informatica of natuur,leven en technologie of wiskunde D);
+natuur en gezondheid: wiskunde A of B, biologie, scheikunde, profielkeuzevak (natuurkunde of
aardrijkskunde of natuur, leven en technologie).
De profielcommissies stellen dus voor deze te vervangen door één bètaprofiel.
Het is echter de vraag of dat, zoals zij wel veronderstellen, zou leiden tot meer belangstelling voor
bèta. Belangrijk in dat ene bètaprofiel zijn de zgn. keuzemodules. Maar de huidige (nieuwe) profielen
kennen al een profielkeuzevak, ook juist om de aantrekkelijkheid voor een grotere groep leerlingen te
verhogen. En de huidige mogelijkheid om te kiezen uit twee bètaprofielen heeft ook mede die
bedoeling. Verder zullen scholen in de praktijk al die keuzemodules niet kunnen aanbieden; daarvoor
ontbreken de mogelijkheden.
Tenslotte herintroduceren de keuzemodules eigenlijk de per 1 augustus 2007 met grote instemming
afgeschafte deelvakken, ze leiden tot een versnipperd programma. De versnippering wordt nog
versterkt doordat ook de `gewone' vakken natuurkunde, scheikunde en biologie heel klein worden.
Het is wel in die gewone vakken dat de noodzakelijke basiskennis van die vakken moet worden
aangebracht; de keuzemodules zijn daarvoor per definitie geen alternatief.
Het voorgestelde ene bètaprofiel wordt gevormd door alle vakeisen van de twee bestaande
bètaprofielen samen te voegen: de verplichte vakken van allebei de profielen en ook nog
keuzemodules.
Dat kan in de praktijk niet. Het effect is voor het vwo aangegeven in tabel 1, laatste kolom.
Dit is een concrete uitwerking van de verdeling zoals de profielcommissies die geven.
blad 9/13
Tabel 1. Vakken in profiel(en) natuur, vwo, met het aantal studielasturen
vak profiel N&T profiel N&G profiel N&T profiel N&G profiel N
oud oud nieuw (2007) nieuw (2007) advies
wiskunde B (A) 760 600 * 600 600 (520) 600
natuurkunde 560 360 * 480 - 267
scheikunde 520 400 * 440 440 267
biologie - 480 - 480 267
keuzevak/modules - - 440 440 518
totaal 1840 1840 1960 1960 (1880) 1920
* = deelvak
Uitgangspunt in de tabel is een vak wiskunde van 600 studielasturen (slu). Minder dan dit aantal,
waarvoor in het kader van de nieuwe profielen per 1 augustus 2007 is gekozen na lange discussie, is
niet realistisch. In combinatie met de uren voor keuzemodules (27% van het profieldeel) blijven dan
voor de vakken natuurkunde, scheikunde en biologie samen over 802 uren, per vak gemiddeld 267
uren. Zoals uit de tabel blijkt, is dat zelfs nog aanzienlijk minder dan het relatief kleine aantal uren dat
voor de oude, mede daarom afgeschafte, deelvakken natuurkunde en scheikunde (d.i. de vakken in het
`lichtere' bètaprofiel natuur en gezondheid) waren uitgetrokken. De vakken worden in omvang bijna
gehalveerd in vergelijking met de pas ingevoerde profielen.
Een leerling zou dan dus bij voorbeeld natuurkunde of techniek (of ook geneeskunde) kunnen gaan
studeren met een kleinere basiskennis van natuurkunde dan de leerling met het oude profiel natuur en
gezondheid.
Dit geeft dan bovenden nog een te positief beeld. Ten eerste namelijk spreken de commissies van de
wens om meer uren voor wiskunde te reserveren. Zou dat gebeuren, dan blijven er dus voor
natuurkunde, scheikunde en biologie nog minder uren over. Ten tweede verminderen de
profielcommissies verder nog het totale aantal uren dat voor de bètavakken beschikbaar is, doordat
het vak algemene natuurwetenschappen (120 uren) uit het gemeenschappelijke deel wordt geschrapt.
De desbetreffende kennis zou volgens de commissies kunnen indalen in de vakken natuurkunde,
scheikunde en biologie. De commissies `scheppen ruimte' in het gemeenschappelijk deel van de
profielen door onderdelen daarvan over te hevelen naar het profieldeel. Het effect is, dat in veel
minder uren meer stof moet worden gedaan.
Het voorgestelde bètaprofiel is in de praktijk onuitvoerbaar en zou de kwaliteit van het onderwijs in de
bètavakken ernstig schaden.
Hoe zou dit nu in de praktijk op scholen uitwerken?
De leraren natuurkunde, scheikunde en biologie zouden worden geconfronteerd met een aanzienlijke
urenreductie zij zouden er dan terecht naar streven die te compenseren door een claim te leggen op
de uren voor keuzemodules: alleen op die manier kan er nog iets van hun vak overblijven.
blad 10/13
De schoolleiding en de roostermaker zouden worden geconfronteerd met hetzelfde probleem en
bovendien met de praktische onmogelijkheid een groot aantal keuzemodules aan te bieden.
Het gevolg zou zijn, dat wordt besloten alleen modules natuurkunde, scheikunde en biologie `aan te
bieden'. Natuur, leven en technologie, wiskunde D, informatica en aardrijkskunde verdwijnen dus.
De 518 uren die zijn gereserveerd voor `keuze' worden dus in de schoolpraktijk verdeeld over (modules)
natuurkunde, scheikunde en biologie, om de veel te kleine `kernvakken' daarmee uit te breiden.
Zo ontstaat niet een natuurprofiel met veel keuzemogelijkheden, zoals het eindadvies bepleit, maar
juist een geheel `dichtgeregeld' geheel.
De 518 uren zouden ongeveer gelijkelijk over de drie vakken worden verdeeld. De vakken krijgen dan
elk een omvang van 440 uren. Het eindresultaat van een ingewikkelde schuifoperatie met uren is dus
uiteindelijk, dat voor natuurkunde en biologie er nog steeds minder uren overblijven dan nu.
Voor het havo geldt ongeveer hetzelfde, maar voor die onderwijssoort is het aantal voor elk vak
beschikbare uren nog wat kleiner.
Deze voorstellen staan ook op gespannen voet met de inhoudelijke vernieuwingen waaraan op dit
moment wordt gewerkt voor de vakken natuurkunde, scheikunde en biologie, die uitgaan van de per
1 augustus 2007 voor die vakken gereserveerde uren en niet van het veel kleinere aantal dat de
profielcommissies voorstellen.
6. Praktische uitvoerbaarheid: het gemeenschappelijk deel
6.1 Inleiding
In tabel 2, laatste kolom, is aangegeven, hoe de profielcommissies zich het gemeenschappelijk deel in
het havo voorstellen.
Daarbij zij eerst voor een goed begrip opgemerkt, dat in deze voorstellen ook in het gemeenschappelijk
deel een differentiatie wordt aangebracht tussen het natuurprofiel en het maatschappijprofiel.
Tabel 2. Vakken in gemeenschappelijk deel, havo, met het aantal studielasturen
(variant: literatuur niet opgenomen in cultuur en kunst)
vakgebied oud (vóór 1.8.2007) nieuw (per 1.8.2007) advies commissies
Nederlands 400 400 320 of 360
Engels 360 360 320 of 280
tweede vreemde taal 160 * - -
natuur 160 - 282 (alleen M-profiel)
maatschappij 160 120 282 (alleen N-profiel)
cultuur en kunst 120 120 243
lichamelijke opvoeding 120 120 115
totaal 1480 1120 1280
* = deelvak
blad 11/13
6.2 Maatschappijkennis/geschiedenis en natuurkennis (havo)
In het natuurprofiel zou in het kader van de algemene ontwikkeling en vorming een nieuw vak
`maatschappijkennis' worden opgenomen en in het maatschappijprofiel een nieuw vak `natuurkennis'.
Voor deze vakken zouden dan in het havo ongeveer 280 uren beschikbaar zijn. De profielcommissies
spreken van de noodzaak van robuuste vakken om de algemene vorming te garanderen. De 280 uren
lijken inderdaad meer dan de 120 uren die voor het huidige (= nieuwe) vak maatschappijleer
beschikbaar zijn, welk vak in alle profielen verplicht is. Dat is echter schijn. In het voorgestelde vak
wordt voor de natuurprofielen de huidige kennis van maatschappijleer (120 uren dus) ondergebracht.
Die kennis is belangrijk: het omvat namelijk burgerschapsvorming en die is van belang voor álle
leerlingen. Daarenboven echter zou het vak volgens het advies moeten omvatten elementen van
geschiedenis, aardrijkskunde, economie, maatschappijwetenschappen en zelfs ook filosofie. Het is
onmogelijk dat allemaal zelfs maar oppervlakkig in één vak met 280 uren op te nemen. In werkelijkheid
is het `robuuste' vak dus zo overladen en onsamenhangend dat het veel te klein is: er zou dezelfde
overladenheid en oppervlakkigheid ontstaan die de reden was om de deelvakken per 1 augustus 2007 te
schrappen.
Even onmogelijk is de situatie in het maatschappijprofiel.
Daar menen de profielcommissies de `ruimte' voor deze brede maatschappelijke kennis te vinden door
ze toe te voegen aan het vak geschiedenis in het profieldeel ('geschiedenis breed'). Juist op het moment
dat het vak geschiedenis wordt vernieuwd door de kennisbasis ervan te versterken door de invoering
van de tien perioden `De Rooy' (en in de onderbouw daarnaast de canon), waarvoor tijd (uren) en
aandacht nodig is, zouden aan het vak worden toegevoegd de gehele burgerschapsvorming (nu 120
uren) én onderdelen van aardrijkskunde, economie,maatschappijwetenschappen en filosofie.
Dat kan slechts zeer oppervlakkig gebeuren (het is dus zinloos), maar toch zou daarmee het gehele vak
geschiedenis worden `opgeslokt' en verworden tot een breed, geïntegreerd en oppervlakkig
maatschappelijk vak dat in voorbereidend hoger onderwijs, zeker in een maatschappijprofiel, niet
thuishoort. Het is maar weinig overdreven te stellen, dat het vak geschiedenis feitelijk zou verdwijnen.
6.3 Cultuur en kunst (havo)
De profielcommissies reserveren verder ruimte voor een `robuust' vak cultuur en kunst voor alle
leerlingen. Zoals uit tabel 2 valt af te lezen ontstaat die ruimte door een (forse) beperking van het
aantal uren voor Nederlands en Engels. Dat is in strijd met het pleidooi dat de commissies zelf houden
voor een versterking (en inhoudelijke uitbreiding) van de taalvaardigheid Nederlands en Engels.
De commissies werken ook een variant uit met wat meer uren voor Nederlands en Engels. Ook in die
variant is echter het aantal uren voor Nederlands en Engels samen minder dan nu. Literatuur hoeft in
die uren dan weliswaar niet te worden gegeven, want dat onderdeel van de taalvakken is in die variant
verplaatst naar cultuur en kunst. Maar dat verplaatst slechts het probleem.
blad 12/13
Voor het vak cultuur en kunst zijn in die variant namelijk minder uren gereserveerd dan in de variant
die in de tabel is uitgewerkt (218). Als daarbinnen dan ook nog de literatuur van Nederlands en Engels
moeten worden gegeven, blijft van het `robuuste vak' cultuur en kunst niets over. Sterker nog: voor de
andere vormen van cultuur en kunst dan literatuur blijven dan minder uren beschikbaar dan in het
huidige kleine vak culturele en kunstzinnige vorming. Vaak zal er ook nog een tweede moderne
vreemde taal worden gevolgd, de literatuur daarvan zal ook weer in het vak cultuur en kunst worden
ondergebracht. Kortom: de uren die op papier zijn gereserveerd voor een meer omvangrijke opvolger
van het vak culturele en kunstzinnige vorming, zullen in werkelijkheid grotendeels of zelfs bijna geheel
worden ingezet voor literatuuronderwijs.
Ook wordt in deze variant het aantal uren voor natuurkennis/maatschappijkennis minder (218), zodat
daarvoor de gesignaleerde problemen ook weer groter worden.
De conclusie is, dat in het havo ook de voorstellen voor het gemeenschappelijk deel onuitvoerbaar zijn.
6.4 Atheneum en gymnasium
Voor het vwo geldt dat op het eerste gezicht in mindere mate. Dat komt doordat hier de
profielcommissies wel een duidelijke keuze maken, te weten het schrappen van de verplichte tweede
vreemde taal. Men kan de vraag stellen of dat wenselijk is, maar er lijkt dan inderdaad ruimte te
ontstaan voor maatschappijkennis/natuurkennis en cultuur en kunst. Ook hier blijft dan echter wel
degelijk het probleem van het `oplossen' van de maatschappelijke vorming in het maatschappijprofiel,
met andere woorden: ook in het vwo wordt de inhoud van het profielvak geschiedenis op
onaanvaardbare wijze aangetast.
Bovendien werkt de `oplossing' van de commissies alleen voor het atheneum, waar de tweede
`vreemde' taal een moderne taal is (meestal Frans of Duits, maar het kan ook bij voorbeeld Fries zijn).
Bij het gymnasium is deze ruimte nodig voor de verplichte klassieke taal.
De commissies geven wel aan dat het gymnasium zou moeten blijven, maar niet hoe dit in hun
voorstellen ook daadwerkelijk zou kunnen.
7. Conclusie
De profielcommissies verdienen waardering voor hun pogen te komen tot een fundamentele
doordenking van de inhoud van het voorbereidend hoger onderwijs. De resulterende voorstellen echter
zijn in veel opzichten onwenselijk. Ze verstoren het proces van vernieuwing dat sinds 1 augustus 2007
daadwerkelijk in gang is gezet (nieuwe profielen, vernieuwing bèta). Die vernieuwing is mede
gebaseerd op het zgn. korte-termijnadvies van de profielcommissies, waarvoor ik hun dankbaar ben.
De nieuwe voorstellen zijn in de praktijk onuitvoerbaar omdat er geen keuzen worden gemaakt. Ze
zouden bij invoering door daarmee gepaard gaande oppervlakkigheid de kwaliteit van het onderwijs
ernstig schaden. Ik zal dan ook geen voorstel doen om te proberen tot uitvoering van deze adviezen te
komen.
blad 13/13
In plaats daarvan wil ik de scholen het vertrouwen geven dat zij nodig hebben bij de invoering van de
vernieuwingen per 1 augustus 2007. Gelet op het grote aantal scholen dat vorm geeft aan die
vernieuwingen met name op bètagebied door de invoering van de nieuwe vakken natuur, leven en
technologie en wiskunde D, ben ik bereid voor de landelijke ontwikkeling van die vakken zonodig enige
extra middelen ter beschikking te stellen.
Tegenover de ruimte die ik de scholen geef, zal ik verder vorm geven aan het beleid zoals dat in het
coalitieakkoord is afgesproken: wat leerlingen moeten kennen en kunnen wordt duidelijk vastgelegd.
Dat vastleggen gebeurt in de bovenbouw van vwo en havo binnen de duidelijke kaders van `vakken', die
een inhoudelijk/vakmatige reden van bestaan hebben. Aan die vakken wordt vorm gegeven door
daarvoor opgeleide bekwame en enthousiaste leraren. Het vak natuur, leven en technologie kan zo'n
vak worden en bijdragen aan de noodzakelijke vernieuwing in het bèta-onderwijs. Maar weer nieuwe
ordeningen in keuzemodules, (weer) nieuwe brede vakken maatschappij, natuur, cultuur en kunst en
`geschiedenis breed' passen daar niet in. Ze leiden de aandacht af van de noodzakelijke inhoudelijke
versterking, zoals die plaatsvindt in de vorm van de nieuwe examenprogramma's geschiedenis,
aardrijkskunde en economie, de invoering van de canon, de vernieuwingsactiviteiten op het gebied van
wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie en maatschappijwetenschappen en het project
doorlopende leerlijnen wiskunde/rekenen en taal.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart