Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200706477/1
Publicatie datum: dinsdag 25 september 2007
Tegen: het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
---
200706477/1.
Datum uitspraak: 25 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"New Yorker Nederland B.V.", gevestigd te Apeldoorn,
verzoekster,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 september 2007 heeft verweerder beslist
bestuursdwang toe te passen ter zake van de inrichting van verzoekster
aan de Nieuwendijk 158 D te Amsterdam.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 10 september 2007, bij de Raad van State ingekomen
diezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 september
2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.L. Zijlma,
advocaat te Den Haag en H.G.A. Nolte en T. Lothe, en verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Pietersz, ambtenaar van de gemeente,
zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het besluit van 7 september 2007 houdt in dat verzoekster met
onmiddellijke ingang moet voldoen aan de geluidgrenswaarden in
voorschrift 1.1.1 van bijlage 2, behorende bij het Besluit
detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit),
op straffe van het buiten gebruik stellen en houden van de zes
buiten-units van de airco-installatie die aan de achtergevel van het
pand Nieuwendijk 158 D zijn bevestigd.
2.2. Verzoekster heeft verzocht om bij wijze van voorlopige
voorziening het besluit van 7 september 2007 te schorsen en haar toe
te staan een tijdelijke stellage aan te brengen om te bewerkstelligen
dat het geluid van de airco-units de gevels van omwonenden niet meer
rechtstreeks bereikt.
Aan dat verzoek heeft zij ten grondslag gelegd dat vanwege het
ontbreken van luchtopeningen, het grote daklicht en de felle
verlichting in haar onlangs geopende kledingwinkel, het gebruik van de
airco noodzakelijk is voor een goede en gezonde bedrijfsvoering. Zij
stelt dat het verzegelen door verweerder van de airco-units op 7
september 2007 ertoe heeft geleid dat de temperatuur in de winkel
aanzienlijk oploopt ondanks het gebruik van een groot aantal losse
ventilatoren in de winkel en ondanks het uitschakelen van een deel van
de verlichting en dat hierdoor de omzet fors is gedaald.
Zij stelt dat zij in overleg is met het naastgelegen hotel om de
airco-units op het dak van dat hotel te plaatsen, waartoe zij, als dat
overleg succes heeft, een aanvraag om een bouwvergunning zal indienen.
Zij stelt reeds een aanvraag om een bouwvergunning te hebben gediend
voor het aanbrengen van een afscherming van de airco-units op de
huidige plaats. Maar, zo betoogt zij, verweerder wenst met het oog op
de beoordeling van die aanvraag eerst een aanvullende
geluidsrapportage te ontvangen. In afwachting daarvan wil verzoekster
op de huidige plaats een tijdelijke stellage aanbrengen, die haar,
naar zij stelt, de mogelijkheid biedt de airco-installatie te
gebruiken zonder het Besluit te overtreden. Zij acht het onredelijk
dat verweerder haar niet toestaat die tijdelijke stellage zonder
bouwvergunning aan te brengen, temeer nu zij het standpunt van
verweerder dat voor de tijdelijke stellage geen bouwvergunning vereist
is, onjuist acht.
2.3. De Voorzitter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.3.1. Verzoekster heeft de winkel op 14 juni 2007 geopend. Ter
zitting heeft verzoekster desgevraagd verklaard dat zij daaraan
voorafgaand niet heeft onderzocht of aan de geluidvoorschriften uit
het Besluit zou worden voldaan. Zij betoogt dat voordien in het pand
ook een winkel was gevestigd en op dezelfde plaats als thans ook
airco-units waren geplaatst. Zij heeft die units vervangen door units
die een grotere capaciteit hebben, maar, naar zij stelt, minder
geluidoverlast veroorzaken.
Blijkens de stukken heeft verweerder na klachten van direct omwonenden
reeds op 13 juni 2007 geconstateerd dat verzoekster de
geluidvoorschriften uit het Besluit overtrad. Nadat hij op 20 juni
2007 wederom had geconstateerd dat verzoekster die voorschriften
overtrad, heeft hij haar gelast binnen twee weken maatregelen te
treffen om verdere overtreding te voorkomen. Op 5 en 17 juli 2007
heeft verweerder opnieuw overtredingen vastgesteld, wat hem gebracht
heeft tot het dwangsombesluit van 17 juli 2007. Bij dat besluit is
verzoekster een begunstigingstermijn van twee weken verleend om de
overtreding op te heffen. De dwangsom is op 1000,- per overtreding
gesteld met een maximum van 10.000,- . Omdat de maximale dwangsom op 3
september 2007 was verbeurd, zonder dat de overtreding was beëindigd,
heeft verweerder bij het bestreden besluit besloten bestuursdwang toe
te passen door het buiten gebruik stellen van de airco-units.
2.3.2. De Voorzitter overweegt op grond daarvan als volgt.
2.3.3. Verzoekster heeft de zes airco-units nabij woningen van derden
geplaatst en in werking gesteld en haar winkel op 14 juni 2007
geopend, zonder vooraf te onderzoeken of aan de geluidvoorschriften
uit het Besluit kon worden voldaan. Nu verzoekster in de bijna drie
maanden die tussen de waarschuwing van verweerder op 20 juni 2007 en
het bestreden besluit zijn verstreken geen afdoende maatregelen heeft
weten te treffen om alsnog aan de geluidvoorschriften te voldoen,
weegt haar belang om de airco-units weer in gebruik te mogen nemen
niet op tegen het belang dat direct omwonenden erbij hebben dat
verzoekster de geluidvoorschriften uit het Besluit naleeft. Na
afweging van de betrokken belangen, ziet de Voorzitter dan ook geen
aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening
in te willigen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Stolker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2007
157.