Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rapport van een incidenteel onderzoek bij de stichting islamitische scholen helmond en omgeving
Vaststelling
Dit rapport bevat de resultaten van de onderzoeken die de Inspectie van het
Onderwijs (hierna: inspectie) en de Auditdienst van het Minsterie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (hierna: auditdienst) uitvoerden in de periode januari tot en
met maart 2007 naar de melding van mogelijke onregelmatigheden bij de Stichting
Islamitische Scholen Helmond en omgeving (hierna: SIS Helmond). Onder het
bevoegd gezag van deze stichting vallen de school voor Islamitisch basisonderwijs
Roermond en Islamitische basisschool Salah Eddin El Ayyoubi te Helmond.
Het rapport is vastgesteld door dr. L.S.J.M. Henkens, hoofdinspecteur, en
drs. R. Loep RA, plv. directeur auditdienst, te Utrecht/Den Haag op 18 juli 2007.
Bij de auditdienst is dit rapport geregistreerd onder nummer AD/RS/2007/30815
INCIDENTEEL ONDERZOEK
Naast de uitvoering van onder andere periodieke kwaliteitsonderzoeken, zal
de inspectie in staat moeten zijn te reageren op incidenten. Op grond van
artikel 15 van de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT) kan de inspectie
daartoe uit eigen beweging dan wel op aanwijzing van de minister
incidenteel onderzoek verrichten. De aanleiding kan bijvoorbeeld zijn
berichtgeving in de media, Kamervragen of ernstige klachten van
onderwijsdeelnemers of hun ouders.
De auditdienst is op grond van artikel 175 van de Wet op het primair
onderwijs bevoegd een onderzoek vanwege de minister in te stellen.
In voorkomende gevallen, eveneens afhankelijk van de aard van het incident,
werken de inspectie en auditdienst bij de uitvoering van het incidenteel
onderzoek samen.
Voor een incidenteel onderzoek worden onderzoeksvragen geformuleerd
afhankelijk van de aard van het te onderzoeken incident. Ook de
onderzoeksopzet en uitvoering volgen geen vast stramien, maar worden
per geval bepaald.
3
In beginsel worden de bevindingen naar aanleiding van een incidenteel
onderzoek vastgelegd in een openbaar rapport, tenzij de aard van het
onderzoek of de omvang daarvan zich daartegen verzet.
4
Inhoudsopgave
VASTSTELLING 3
1 MANAGEMENTSAMENVATTING 7
Conclusie 11
2 OPDRACHT EN WERKWIJZE 13
2.1 Aanleiding 13
2.2 Onderzoeksvragen en werkwijze 14
2.3 Afbakening onderzoek 15
2.4 Overig 15
3 ONDERZOEKSBEVINDINGEN 16
3.1 Het daadwerkelijk werkzaam zijn van medewerkers gedurende de
jaren 2002 tot en met 2006 16
3.1.1 Algemeen 16
3.1.2 Directie 18
3.1.3 Beleidsmedewerkers 22
3.1.4 Administratief medewerker 29
3.1.5 Schoonmaaksters 30
3.1.6 Reactie bestuur naar aanleiding van de rapportage over de
dienstverbanden gedurende 2005 en 2006 met
beleidsmedewerkers in het oriënterend rapport 31
3.1.7 Reactie van (de advocaat van) het bestuur d.d. 12 april 2007
naar aanleiding van vragen gesteld aan het bestuur
d.d. 27 maart 2007 en de reactie van (de advocaat van) het
bestuur d.d. 9 mei 2007 n.a.v. het concept-rapport
d.d. 17 april 2007 32
3.2 De inschaling van medewerkers gedurende de jaren 2002 tot en
met 2006 35
5
3.3 Het leerlingenvervoer 37
3.4 Uitgaven die niet passen in het normale uitgavenpatroon van de
scholen gedurende de jaren 2002 tot en met 2006 38
3.5 Inkomsten die minder gebruikelijk zijn voor scholen in het primair
onderwijs gedurende de jaren 2002 tot en met 2006 39
3.6 Beeld over het financiële beheer van de stichting 39
3.7 Het functioneren van de medezeggenschapsraad 40
3.8 Conclusie 42
3.9 Hoor en wederhoor 42
6
1 Managementsamenvatting
Op verzoek van de directeur Primair Onderwijs hebben de inspectie en auditdienst
onderzoeken ingesteld bij de school voor Islamitisch basisonderwijs Roermond en
de Islamitische basisschool Salah Eddin El Ayyoubi te Helmond. De scholen vallen
onder het bevoegd gezag van de SIS Helmond.
De aanleiding van dit verzoek is een brief van de burgemeester van Roermond aan
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin melding wordt
gemaakt van mogelijk strafbare feiten bij de school voor Islamitisch basisonderwijs
Roermond.
De signalen in de brief hebben geleid tot zes onderzoeksvragen, die na het
oriënterend onderzoek zijn uitgebreid met een zevende onderzoeksvraag; naar het
functioneren van de medezeggenschapsraad. Aan de hand van deze
onderzoeksvragen is het onderzoek opgestart. Na twee dagen van onderzoek is
gezien de aard van de bevindingen in overleg met de opdrachtgever besloten tot
een tussenrapportage: het rapport van het oriënterend onderzoek. Omdat er sprake
was van een tussenrapportage waren nog niet alle onderzoeksvragen beantwoord.
Na het oriënterend onderzoek is een vervolgonderzoek gestart dat gericht was op
beantwoording van de onderzoeksvragen die bij het oriënterend onderzoek niet
waren beantwoord. Voor wat betreft de onderzoeksvragen die in het oriënterend
onderzoek wel zijn beantwoord, ging het vervolgonderzoek weer op deze vragen
in, maar nu voor de jaren 2002 tot en met 2004. In het oriënterend onderzoek
ging het om de jaren 2005 en 2006. In deze rapportage wordt verslag uitgebracht
over beide onderzoeken.
Onderstaand volgt een overzicht van de onderzoeksvragen en de bevindingen
daarbij. In de bevindingen zijn de opmerkingen verwerkt, die in het kader van hoor
en wederhoor zijn gemaakt.
Onderzoeksvragen en bevindingen
1. Voor de jaren 2002 tot en met 2006 vaststellen dat er bij de school voor
Islamitisch basisonderwijs Roermond of bij de islamitische basisschool Salah
Eddin El Ayyoubi te Helmond geen medewerkers op de loonlijst staan die niet
op de scholen werken.
7
In de brief van de burgemeester van Roermond, waarin wordt aangegeven dat er
sprake is van mogelijk fictieve medewerkers op de loonlijst van de school voor
Islamitisch basisonderwijs Roermond, zijn vijf personen bij naam genoemd. Deze
vijf personen waren allen in 2005 of 2006 voor kortere of langere tijd in dienst
van de SIS Helmond.
Uit het oriënterend onderzoek (over de periode 1 januari 2005 tot en met 31
december 2006) is gebleken dat bij in totaal tien personen (de personen in de
bijlage vermeld onder a t/m j; onder wie de vijf hiervoor genoemde) vragen te
stellen zijn ten aanzien van de omvang van het dienstverband in relatie tot de
verrichte werkzaamheden.
Uit het vervolgonderzoek blijkt dat dit in de jaren 2002 tot en met 2004 voor in
totaal acht personen geldt, waarvan er reeds vier ook in het oriënterend onderzoek
zijn betrokken (aanvullend: de personen in de bijlage vermeld onder k t/m n). Voor
deze laatste personen geldt derhalve dat zij gedurende de periode 1 januari 2005
tot en met 31 december 2006 in dienst waren, doch reeds eerder een
dienstverband kenden met de stichting (twee personen; de administratief
medewerkster (de persoon in de bijlage vermeld onder j) en de stafmedewerker
bestuurlijke ondersteuning (de persoon in de bijlage vermeld onder f)), dan wel dat
het dienstverband reeds eerder dan 1 januari 2005 is begonnen (twee personen;
de bestuursleden die op de loonlijst staan; personen a en b in de bijlage).
In totaal zijn over de gehele onderzochte periode bij veertien personen vragen te
stellen ten aanzien van het dienstverband; twee directeuren, negen
beleidsmedewerkers, twee schoonmaaksters en een administratief medewerker.
Bij de vragen ten aanzien van het dienstverband gaat het om vragen ten aanzien
van de omvang van het dienstverband in relatie tot de verrichte werkzaamheden,
maar ook of er feitelijk sprake is van een dienstverband. Dit heeft twee redenen:
· Voor de schoonmaaksters, vier beleidsmedewerkers en de administratief
medewerker (de personen in de bijlage vermeld onder c t/m j, met
uitzondering van g) heeft het bestuur in het kader van hoor- en wederhoor
bij het oriënterend rapport aangegeven dat het bij het in dienst nemen
onder andere gaat om maatregelen die zijn getroffen om omzetbelasting,
die ten laste van de school komt, te vermijden en om het formatiebudget
te bestemmen voor langdurige beleidsondersteuning (diensten moesten
deels in schooljaar 2006/2007 worden verricht). Omdat dit veelal vlak
voor het moment gebeurde dat de oude manier van subsidiëring (met
formatiebudgetten) werd beëindigd en het in dienst nemen met
terugwerkende kracht gebeurde, lijkt het hier te gaan om maatregelen die
zijn getroffen om subsidieontvangsten van het ministerie te maximaliseren.
· Bij de twee directeuren en drie van de beleidsmedewerkers (de personen in
de bijlage vermeld onder k t/m n en f), betrokken in het vervolgonderzoek,
is het dienstverband steeds op een bijzondere wijze tot stand gekomen; er
was sprake van mutaties met terugwerkende kracht van circa een half jaar
en uit personeelsdossiers bleek dat het ging om "omboeken", "verrekenen
van fre's" of "het plaatsen op loonlijst". Bovendien blijkt uit enkele
personeelsdossiers niet dat betrokkenen op de hoogte waren van hun
8
dienstverband met de stichting, bijvoorbeeld door akten van benoeming,
loonbelastingverklaring, door betrokkene ingevulde inlichtingenformulieren
e.d. Volgens het bestuur is dit wel het geval. In drie van de vijf gevallen is
het salaris van de personen niet betaald aan de personen zelf, doch aan de
(voormalig) werkgever. In de vijf genoemde personen is één persoon
begrepen die in de jaren 2005 en 2006 ook een dienstverband heeft gehad
bij de SIS Helmond. Voorts blijkt, in aanvulling op de hierboven genoemde
bevindingen, bij de voormalig secretaris (de persoon in de bijlage vermeld
onder a)voor zijn salaris gedurende de periode 1 januari tot 1 augustus
2004 sprake te zijn van een "omboeking" ten laste van de SIS Helmond.
Ten aanzien van één persoon heeft (de advocaat van) het bestuur n.a.v.
gestelde vragen aangegeven dat hij geen werkzaamheden heeft verricht.
De andere zouden volgens het bestuur wel werkzaamheden hebben
verricht, waarbij de werkzaamheden die gedurende een langere periode
met soms aanzienlijke tussenpozen werden verricht, achteraf werden
"geclusterd" in een dienstverband.
Van één beleidsmedewerker (de persoon in de bijlage vermeld onder g) is
vastgesteld dat zij gedurende een jaar zowel haar salaris als een
arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft ontvangen. Het bestuur heeft dit erkend en
aangegeven dat zij het salaris van haar zal terugvorderen.
Voor drie beleidsmedewerkers (de personen in de bijlage vermeld onder d t/m f),
waarover in het oriënterend onderzoek is gerapporteerd, geldt dat ze voor een deel
nog geen werkzaamheden hebben verricht voor het door hen ontvangen loon.
Hierin is één persoon begrepen die ook in de periode 2002 tot en met 2005 een
dienstverband heeft gehad bij de SIS Helmond.
Twee bestuursleden staan tevens op de loonlijst als beleidsmedewerker. De
directie Primair Onderwijs heeft aangegeven een dergelijke vermening van functies
ongewenst te achten.
Van de administratieve kracht (de persoon in de bijlage vermeld onder j) is geen
personeelsdossier aangetroffen over de zeven maanden in 2003, waarin ze in
dienst was. Over deze persoon is ook reeds in het oriënterend onderzoek
gerapporteerd. Gedurende 2006 heeft zij ook als administratief medewerker op de
loonlijst van de stichting gestaan. Ten aanzien van dit laatste dienstverband
hebben de inspectie en auditdienst niet kunnen vaststellen dat zij daadwerkelijk
werkzaamheden ten behoeve van de scholen en/of het bestuur heeft verricht.
Van de schoonmaaksters (de personen in de bijlage vermeld onder h en i) die
gedurende 2006 voor 1,2 fte zeven maanden op de loonlijst hebben gestaan,
hebben de inspectie en de auditdienst op basis van door het bestuur gedane
uitspraken vastgesteld dat één medewerkster (nog) geen werkzaamheden heeft
verricht en dat de andere slechts gedurende maximaal zes weken werkzaamheden
heeft verricht.
2. Voor de jaren 2002 tot en met 2006 vaststellen dat de inschaling van
medewerkers op de loonlijst van de school voor Islamitisch basisonderwijs
9
Roermond en bij de islamitische basisschool Salah Eddin El Ayyoubi te
Helmond correct is.
Uit het onderzoek van inspectie en auditdienst is gebleken dat ten aanzien van de
inschaling van de beleidsmedewerkers (niet-normfuncties) de bepalingen die
daarover worden genoemd in het Rechtspositiebesluit WPO/WEC (geldend tot 1
augustus 2006) ten aanzien van inschaling en waardering van niet-normfuncties in
onvoldoende mate zijn nageleefd. Deze vereist o.a.dat functiebeschrijvingen en
waarderingen worden opgesteld. Er zijn vier functiebeschrijvingen opgesteld voor
beleidsmedewerkers, die echter niet aan alle voorwaarden voldoen. Uit de
beschikbare functiebeschrijvingen blijkt onder andere niet dat in verband met de
vaststelling van de geldende salarisschaal een deugdelijke vergelijking heeft
plaatsgevonden met de voor het rijkspersoneel geldende normen. Tevens zijn er
functiebeschrijvingen opgesteld van de functies van de beleidsmedewerkers,
tevens bestuurders. Deze zijn echter in juli 2006 opgesteld, terwijl de personen
reeds in 2003 en 2004 in dienst zijn getreden. Voor de overige
(beleids)medewerkers geldt dat in strijd met het Rechtspositiebesluit geen
functiebeschrijving is opgesteld. Verder is niet voldaan aan artikel 84, vierde lid
RPB WPO/WEC die eiste dat de maximumschaal van een niet-normfunctie ten
hoogste schaal 13 kon zijn, terwijl hogere schalen zijn toegekend.
3. Nagaan welke uitgaven worden gedaan t.b.v. leerlingenvervoer.
Het leerlingenvervoer wordt voor beide scholen uitgevoerd door de Stichting
Leerlingenvervoer Zuid-Nederland (hierna: Stichting Leerlingenvervoer). De
voormalig secretaris van het bestuur van de SIS Helmond is de voorzitter van de
Stichting Leerlingenvervoer.
Voor het vervoer van leerlingen naar de gym- en zwemles, voor excursies,
schoolreisjes en incidenteel gebruik zijn de scholen aan de Stichting
Leerlingenvervoer, naar opgave van de Stichting, vergoedingen verschuldigd van
24.500 per kalenderjaar. Het bestuur van de scholen heeft in het jaar 2000 een
lening van 45.000 verstrekt aan de Stichting Leerlingvervoer. Daarnaast zijn in
de afgelopen jaren de onderhoudskosten van de busjes ten laste van de scholen
gefinancierd. Onlangs zijn de vergoedingen over de schooljaren 2000/01 tot en
met 2005/06 verrekend met de ten laste van de schoolrekening betaalde uitgaven
alsmede de verstrekte lening.
Uit informatie van de gemeente Roermond en de directeur van de school te
Roermond is gebleken dat voor de school te Roermond de gemeente het
leerlingenvervoer naar de gym- en zwemlessen heeft verzorgd. Voor de gemeente
Helmond blijkt dit niet het geval. Daar heeft de Stichting Leerlingenvervoer het
vervoer naar gym- en zwemlessen wel verzorgd.
4. Voor de jaren 2002 tot en met 2006 uitgaven aan het licht brengen die niet
passen in het normale uitgavenpatroon (binnen de bedrijfsvoering) van de
scholen en eventueel vermoedens van strafbare feiten opleveren.
De auditdienst heeft de bankrekeningen opgenomen in de (financiële) administratie
van de SIS Helmond over de jaren 2002 tot en met 2006 kritisch doorgelopen met
10
bijzondere aandacht voor het overmaken van gelden die niet passen in het normale
uitgavenpatroon van de school.
Er is voor zover wij hebben kunnen vaststellen geen sprake van gelden die niet
passen in het normale uitgavenpatroon van de school. Wel is in enkele gevallen
sprake van belangenverstrengeling. Het gaat daarbij om aankopen van goederen en
diensten door de scholen bij bedrijven die zijn gelieerd aan bestuursleden
(bijvoorbeeld de schoonmaak die wordt verricht door het bedrijf van de
penningmeester).
5. Voor de jaren 2002 tot en met 2006 inkomsten aan het licht brengen die
minder gebruikelijk zijn voor scholen in het primair onderwijs.
De auditdienst heeft vastgesteld dat in de financiële administratie van de SIS
Helmond in de jaren 2002 tot en met 2006 geen ontvangsten zijn aangetroffen die
minder gebruikelijk zijn voor scholen in het primair onderwijs.
6. Een totaalbeeld geven over het financiële beheer van de stichting.
Wij hebben bij ons onderzoek geconstateerd dat de SIS Helmond in de jaren 2002
tot en met 2004 nog niet beschikte over een goed werkend stelsel van
administratieve procedures en interne controles. Vanaf 2005 is verbetering
zichtbaar. Tot 2005 bestond er geen adequate (primaire) registratie en
goedkeuringsprocedure voor facturen, waardoor geen zicht op
betalingsverplichtingen bestond. Tot op heden vinden veel en relatief hoge
betalingen plaats via de schoolbankrekeningen (in feite kassen). Uitgaven en
verantwoording van deze uitgaven lopen niet altijd parallel waardoor voorschotten
open blijven staan en moeten worden afgeboekt. Hierbij gaat het om 24.000. De
laatste jaren gaat dat iets beter.
7. Onderzoek naar het functioneren van de Medezeggenschapsraad ( dit naar
aanleiding van signalen die de inspectie en de auditdienst hebben ontvangen
tijdens het oriënterend onderzoek).
Uit de onderzoeken van inspectie en auditdienst komt naar voren dat er noch
sprake is van functionerende medezeggenschapsraden op beide scholen, noch van
een functionerende gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Er zou sprake zijn
van intimidatie. Het bestuur ontkent dit. Dit punt wordt nog nader onderzocht.
Conclusie
Uit bovenstaande komen de volgende twee zaken naar voren:
1. Auditdienst en inspectie hebben vastgesteld dat op meerdere momenten
naast de twee directeuren van de scholen zes of meer personen in dienst
waren als beleidsmedewerker, c.q. bezoldigd bestuurder. Het grote aantal
personen dat dit betreft, de hoge betrekkingsomvang van vaak 48 uren en
11
de vaak hoge schalen (onder andere de schalen 14 en 15) waarin deze
personen werden ingeschaald staan in geen enkele verhouding tot de
werkzaamheden die passen bij een bestuur met twee relatief kleine
basisscholen. De aanstelling van deze personen heeft ertoe geleid dat
langdurig en systematisch middelen onttrokken zijn aan de scholen die
bedoeld waren voor inzet van voldoende onderwijzend en
onderwijsondersteunend personeel en voor het scheppen van adequate
materiële voorzieningen.
2. Het bestuur heeft gewerkt in een bestuurscultuur waarin transparantie en
toezicht ontbraken. Bestuurders hadden door hun dienstverband (voorzitter
en secretaris) of doordat hun bedrijf diensten uitvoerde voor de scholen
(penningmeester) een te grote vermenging met hun persoonlijke belangen
om als goed bestuurder te kunnen toezien op het bestuursbeleid. Waar
toezicht door het bestuur ontbrak, kon dat echter ook niet worden
aangevuld door toezicht vanuit MR of GMR. Door de niet functionerende
medezeggenschapsraden en door het ontbreken van een GMR kon ook
door die raden geen controle op bestuursbeleid worden uitgevoerd. Het
bestuur heeft aangegeven zich niet te herkennen in de door de inspectie
opgetekende sfeer van intimidatie. De inspectie acht een tekortschietende
sociale veiligheid een risico voor de onderwijskwaliteit en vindt het daarom
noodzakelijk een uitgebreider onderzoek te doen naar de sociale veiligheid
op de scholen in Helmond en Roermond. Dat onderzoek zal op zo kort
mogelijke termijn worden uitgevoerd.
12
2 Opdracht en werkwijze
2.1 Aanleiding
Bij de directie Primair Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW) is een brief binnengekomen, gedateerd 21 november 2006,
afkomstig van de burgemeester van Roermond, waarin melding wordt gemaakt
van mogelijk strafbare feiten bij de school voor Islamitisch basisonderwijs
Roermond. Deze school ressorteert onder de SIS Helmond. Het signaal heeft
betrekking op mogelijk fictieve medewerkers op de loonlijst van de school en op
mogelijk dubbele declaratie van leerlingenvervoer door Stichting Leerlingenvervoer
Zuid-Nederland.
De directie Primair Onderwijs heeft de inspectie en de auditdienst verzocht een
geïntegreerd incidenteel onderzoek uit te voeren. In overleg met directie Primair
Onderwijs is besloten het incidenteel onderzoek bij de school, gezien de aard van
het signaal, uit te breiden met de andere school (Islamitische basisschool Salah
Eddin El Ayyoubi te Helmond) die onder het bestuur van de stichting valt. Na twee
dagen van onderzoek is gezien de aard van de bevindingen in overleg met de
opdrachtgever besloten tot een tussenrapportage: het rapport van het oriënterend
onderzoek.
Na het oriënterend onderzoek is een vervolgonderzoek uitgevoerd. Het oriënterend
onderzoek en het vervolgonderzoek samen geven antwoord op alle voorafgaand
aan de onderzoeken geformuleerde onderzoeksvragen en beslaan de periode 2002
tot en met 2006. Over beide onderzoeken wordt in deze rapportage verslag
uitgebracht.
13
2.2 Onderzoeksvragen en werkwijze
De inspectie en de auditdienst hebben de signalen in de brief van 21 november
2006 geanalyseerd en uitgewerkt in de volgende onderzoeksvragen (waaraan later
een zevende onderzoeksvraag is toegevoegd):
1. Voor de jaren 2002 tot en met 2006 vaststellen dat er bij de school voor
Islamitisch basisonderwijs Roermond of bij de islamitische basisschool
Salah Eddin El Ayyoubi te Helmond geen medewerkers op de loonlijst
staan die niet op de scholen werken.
2. Voor de jaren 2002 tot en met 2006 vaststellen dat de inschaling van
medewerkers op de loonlijst van de school voor Islamitisch basisonderwijs
Roermond en bij de islamitische basisschool Salah Eddin El Ayyoubi te
Helmond correct is.
3. Nagaan welke uitgaven worden gedaan t.b.v. leerlingenvervoer.
4. Voor de jaren 2002 tot en met 2006 uitgaven aan het licht brengen die
niet passen in het normale uitgavenpatroon (binnen de bedrijfsvoering) van
de scholen en eventueel vermoedens van strafbare feiten opleveren.
5. Voor de jaren 2002 tot en met 2006 inkomsten aan het licht brengen die
minder gebruikelijk zijn voor scholen in het primair onderwijs.
6. Een totaalbeeld geven over het financiële beheer van de stichting.
7. Onderzoek naar het functioneren van de Medezeggenschapsraad (dit naar
aanleiding van signalen die de inspectie en de auditdienst hebben
ontvangen tijdens het oriënterend onderzoek).
Op 18 januari 2007 is het oriënterend onderzoek gestart. Op die dag hebben de
inspectie en auditdienst beide scholen en het kantoor van het administratiekantoor
bezocht. Het administratiekantoor is het kantoor waar de administratie van de SIS
Helmond is ondergebracht. Op 23 januari 2007 heeft nog nader onderzoek bij het
administratiekantoor plaatsgevonden.
Op 15 februari 2007 is het vervolgonderzoek gestart. Het onderzoek heeft voor
het onderzoek naar de financiën plaatsgevonden bij het administratiekantoor. Het
vervolgonderzoek heeft aanleiding gegeven tot het stellen van vragen aan het
bestuur van de SIS Helmond. Het vervolgonderzoek is afgerond met bezoeken aan
beide scholen waarbij het aspect medezeggenschap is onderzocht.
Voor de uitvoering hebben de inspectie en de auditdienst gebruik gemaakt van de
volgende werkwijzen en instrumenten:
· Administratief onderzoek met betrekking tot de geldstromen van de
stichting en de scholen, die zichtbaar zijn in de financiële administratie van
de stichting en toegespitst op de jaren 2002 tot en met 2006.
· Onderzoek naar het voorkomen van mogelijk fictieve medewerkers op de
loonlijst door:
o onderzoek van de personeelsdossiers op de vereiste
aanstellingsdocumenten;
14
o afstemming personele uitgaven uit de financiële administratie met
de personeelsdossiers.
· Gesprekken met leden van de Medezeggenschapsraad over het
functioneren van de Medezeggenschapsraad.
Het financieel onderzoek beperkte zich tot (de bankrekeningen opgenomen in) de
(financiële) administratie van de SIS Helmond. Bij haar onderzoek heeft de
auditdienst de volgende bronnen van informatie geraadpleegd: de financiële
administratie (grootboek, banken en facturen) over 2002 tot en met 2006.
Er is hoor en wederhoor toegepast. De conceptversie van dit rapport is voorgelegd
aan het bestuur van de school. Het bestuur heeft gereageerd op het concept-
rapport met een brief d.d 9 mei 2007. Op grond hiervan is het rapport op enkele
punten aangepast.
2.3 Afbakening onderzoek
Dit onderzoek bevat, zoals hiervoor uiteengezet, de bevindingen van het
oriënterend onderzoek en het vervolgonderzoek tezamen.
De auditdienst heeft geen accountantscontrole uitgevoerd. Het is bij dit onderzoek
de verantwoordelijkheid van de inspectie en auditdienst, te rapporteren over de
vastgestelde feiten in het kader van de onderzoeksvraag. Het behoort tot de
verantwoordelijkheid van de directie Primair Onderwijs en CFI om al dan niet
financiële consequenties te verbinden aan de bevindingen.
2.4 Overig
De samenstelling van het bestuur was per 31 december 2006 als volgt:
Voorzitter
Secretaris
Penningmeester
15
3 Onderzoeksbevindingen
3.1 Het daadwerkelijk werkzaam zijn van medewerkers gedurende de jaren 2002
tot en met 2006
3.1.1 Algemeen
In de brief van de burgemeester van Roermond, waarin wordt aangegeven dat er
sprake is van mogelijk fictieve medewerkers op de loonlijst van de school voor
Islamitisch basisonderwijs Roermond, zijn vijf personen bij naam genoemd. Deze
vijf personen waren allen in 2005 of 2006 voor kortere of langere tijd in dienst
van de SIS Helmond.
Uit het oriënterend onderzoek (over de periode 1 januari 2005 tot en met 31
december 2006) is gebleken dat bij in totaal tien personen (de personen in de
bijlage vermeld onder a t/m j; onder wie de vijf hiervoor genoemde) vragen te
stellen zijn ten aanzien van de omvang van het dienstverband in relatie tot de
verrichte werkzaamheden.
Uit het vervolgonderzoek blijkt dat dit in de jaren 2002 tot en met 2004 voor in
totaal acht personen geldt, waarvan er reeds vier ook in het oriënterend onderzoek
zijn betrokken (aanvullend: de personen in de bijlage vermeld onder k t/m n). Voor
deze laatste personen geldt derhalve dat zij gedurende de periode 1 januari 2005
tot en met 31 december 2006 in dienst waren, doch reeds eerder een
dienstverband kenden met de stichting (twee personen; de administratief
medewerkster (de persoon in de bijlage vermeld onder j) en de stafmedewerker
bestuurlijke ondersteuning (de persoon in de bijlage vermeld onder f)), dan wel dat
het dienstverband reeds eerder dan 1 januari 2005 is begonnen (twee personen;
de bestuursleden die op de loonlijst staan; personen a en b in de bijlage).
In totaal zijn over de gehele onderzochte periode bij veertien personen vragen te
stellen ten aanzien van het dienstverband; twee directeuren, negen
beleidsmedewerkers, twee schoonmaaksters en een administratief medewerker.
Bij de vragen ten aanzien van het dienstverband gaat het om vragen ten aanzien
van de omvang van het dienstverband in relatie tot de verrichte werkzaamheden,
maar ook of er feitelijk sprake is van een dienstverband. Dit heeft twee redenen:
16
· Voor de schoonmaaksters, vier beleidsmedewerkers en de administratief
medewerker (de personen in de bijlage vermeld onder c t/m j, met
uitzondering van g) heeft het bestuur in het kader van hoor- en wederhoor
bij het oriënterend rapport aangegeven dat het bij het in dienst nemen
onder andere gaat om maatregelen die zijn getroffen om omzetbelasting,
die ten laste van de school komt, te vermijden en om het formatiebudget
te bestemmen voor langdurige beleidsondersteuning (diensten moesten
deels in schooljaar 2006/2007 worden verricht). Omdat dit veelal vlak
voor het moment gebeurde dat de oude manier van subsidiëring (met
formatiebudgetten) werd beëindigd en het in dienst nemen met
terugwerkende kracht gebeurde, lijkt het hier te gaan om maatregelen die
zijn getroffen om subsidieontvangsten van het ministerie te maximaliseren.
· Bij de twee directeuren en drie van de beleidsmedewerkers (de personen in
de bijlage vermeld onder k t/m n en f), betrokken in het vervolgonderzoek,
is het dienstverband steeds op een bijzondere wijze tot stand gekomen; er
was sprake van mutaties met terugwerkende kracht van circa een half jaar
en uit personeelsdossiers bleek dat het ging om "omboeken", "verrekenen
van fre's" of "het plaatsen op loonlijst". Bovendien blijkt uit enkele
personeelsdossiers niet dat betrokkenen op de hoogte waren van hun
dienstverband met de stichting, bijvoorbeeld door akten van benoeming,
loonbelastingverklaring, door betrokkene ingevulde inlichtingenformulieren
e.d. Volgens het bestuur is dit wel het geval. Daarvoor leveren ze echter
geen concreet bewijs. In drie van de vijf gevallen is het salaris van de
personen niet betaald aan de personen zelf, doch aan de (voormalig)
werkgever. In de vijf genoemde personen is één persoon begrepen die in
de jaren 2005 en 2006 ook een dienstverband heeft gehad bij de SIS
Helmond. Voorts blijkt, in aanvulling op de hierboven genoemde
bevindingen, bij de voormalig secretaris voor zijn salaris gedurende de
periode 1 januari tot 1 augustus 2004 sprake te zijn van een "omboeking"
ten laste van de SIS Helmond. Ten aanzien van één persoon heeft (de
advocaat van) het bestuur n.a.v. gestelde vragen aangegeven dat hij geen
werkzaamheden heeft verricht. De andere zouden volgens het bestuur wel
werkzaamheden hebben verricht, waarbij de werkzaamheden die
gedurende een langere periode met soms aanzienlijke tussenpozen werden
verricht, achteraf werden "geclusterd" in een dienstverband.
Van één beleidsmedewerker (de persoon in de bijlage vermeld onder g) is
vastgesteld dat zij gedurende een jaar zowel haar salaris als een
arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft ontvangen. Het bestuur heeft dit erkend en
aangegeven dat zij het salaris van haar zal terugvorderen.
Voor drie beleidsmedewerkers (de personen in de bijlage vermeld onder d t/m f),
waarover in het oriënterend onderzoek is gerapporteerd, geldt dat ze voor een deel
nog geen werkzaamheden hebben verricht voor het door hen ontvangen loon.
Hierin is één persoon begrepen die ook in de periode 2002 tot en met 2005 een
dienstverband heeft gehad bij de SIS Helmond.
17
Twee bestuursleden staan tevens op de loonlijst als beleidsmedewerker. De
directie Primair Onderwijs heeft aangegeven een dergelijke vermening van functies
ongewenst te achten.
Van de administratieve kracht (de persoon in de bijlage vermeld onder j) is geen
personeelsdossier aangetroffen over de zeven maanden in 2003, waarin ze in
dienst was. Over deze persoon is ook reeds in het oriënterend onderzoek
gerapporteerd. Gedurende 2006 heeft zij ook als administratief medewerker op de
loonlijst van de stichting gestaan. Ten aanzien van dit laatste dienstverband
hebben de inspectie en auditdienst niet kunnen vaststellen dat zij daadwerkelijk
werkzaamheden ten behoeve van de scholen en/of het bestuur heeft verricht.
Van de schoonmaaksters (de personen in de bijlage vermeld onder h en i) die
gedurende 2006 voor 1,2 fte zeven maanden op de loonlijst hebben gestaan,
hebben de inspectie en de auditdienst op basis van door het bestuur gedane
uitspraken vastgesteld dat één medewerkster (nog) geen werkzaamheden heeft
verricht en dat de andere slechts gedurende maximaal zes weken werkzaamheden
heeft verricht.
Ten behoeve van de leesbaarheid zijn in de bijlage details (periode dienstverband,
schaal, omvang dienstverband, datum ondertekening loonbelastingverklaring,
datum verklaring omtrent gedrag, datum ondertekening werknemer van akte van
benoeming) omtrent de in dit hoofdstuk genoemde dienstverbanden opgenomen.
Op 17 februari 2007 is een reactie van het bestuur op het conceptrapport over het
oriënterend onderzoek ontvangen. Dit rapport bevatte de bevindingen over de
jaren 2005 en 2006. De reactie, voor zover deze de dienstverbanden betreft, is
opgenomen in paragraaf 3.1.6.
Over (o.a.) de dienstverbanden gedurende de jaren 2002 tot en met 2004 zijn op
27 maart 2007 vragen gesteld aan het bestuur. (De advocaat van) het bestuur
heeft hierop op 12 april 2007 geantwoord. Hierop heeft (de advocaat van) het
bestuur in haar reactie van 9 mei 2007 op het concept-rapport nog aanvullingen
gegeven. De antwoorden en aanvullingen daarop zijn, voor zover betrekking
hebbend op een specifieke dienstbetrekking opgenomen in het tekstblok dat over
die dienstbetrekking gaat. Voor zover de beantwoording dienstbetrekkingen in het
algemeen betreft is deze opgenomen in paragraaf 3.1.7.
3.1.2 Directie
Op de loonlijst van de school te Roermond hebben in de periode 1 januari 2002 tot
en met 31 december 2004 vier directeuren gestaan, voor een groot deel
gedurende dezelfde periode. Eén daarvan betreft de huidige directeur en een ander
een persoon die als directeur zou gaan fungeren, maar die later na een
arbeidsconflict is vertrokken.
18
Bij de twee anderen (de personen vermeld in de bijlage onder k en l) zijn vragen te
stellen ten aanzien van de omvang van het dienstverband in relatie tot de verrichte
werkzaamheden. Eén van deze personen is gedurende 2003 vier maanden en
gedurende 2004 twee maanden in dienst geweest als bovenschools directeur.
Haar salaris over de laatste periode is achteraf, in november 2004 uitbetaald. De
ander heeft gedurende 2004 vier maanden als algemeen directeur op de loonlijst
gestaan. Van beide personen was geen dossier van hun dienstverband bij de SIS
Helmond bij het administratiekantoor aanwezig. Wel waren personeelsdossiers
aanwezig die betrekking hebben op de dienstverbanden bij het
administratiekantoor, respectievelijk Stichting Katholiek Onderwijs Soest-
Soesterberg (ook een cliënt van het administratiekantoor), alwaar bedoelde
personen als adviseur, respectievelijk algemeen directeur werkzaam waren/zijn.
Stichting Katholiek Onderwijs Soest-Soesterberg (hierna SKOSS) was de
begunstigde van het nettosalaris van de algemeen directeur. Dit is in november
2004 uitbetaald.
Kennelijk, althans dit blijkt uit documenten opgenomen in de administratie, was
hier sprake van een "omboeking" van twee personen (de andere persoon is de
voormalig secretaris van het bestuur) van de loonlijst van bestuur SKOSS naar de
loonlijst van de SIS Helmond. Deze "omboeking" heeft plaatsgevonden in
november 2004. De SKOSS heeft, zo blijkt uit de documenten, aan beide
personen netto-salaris betaald; dit netto-salaris is in november 2004 door de SIS
Helmond aan de SKOSS doorbetaald. Ook is de SIS Helmond met beide met
terugwerkende kracht een dienstverband aangegaan. Hierdoor was de SKOSS niet
meer de stichting waarvan het dienstverband van beide personen ten laste van de
beschikbare fre's kwam. Dit is door de constructie de SIS Helmond geworden.
Overigens is in dit kader het volgende nog van belang. In het dossier van de
voormalig secretaris van het bestuur is een brief aangetroffen, gedateerd 29 juni
2004 en gericht aan het administratiekantoor. Deze was voorzien van het logo van
de SKOSS. Als afzender stond de naam van de algemeen directeur (die toen
algemeen directeur van de SKOSS was), maar de brief was niet door hem
ondertekend. In deze brief is onder meer het volgende vermeld: "Een van mijn
vragen was die naar de positie van de heer naam voormalig secretaris SIS
Helmond -. Uit de reactie van de heer naam medewerker het
administratiekantoor- begreep ik dat de situatie rond de heer naam voormalig
secretaris SIS Helmond in het verleden zo, in goed overleg met het
administratiekantoor, is gegroeid. Ik begreep ook dat de heer naam voormalig
secretaris SIS Helmond- formatierekeneenheden vanuit zijn bestuur aan de SKOSS
overmaakte om de zaken op nul te brengen. Op mijn vraag waarom genoemde
heer nog op de Ludgerus als werknemer van de SKOSS te boek staat, terwijl hij
kennelijk bij een ander bestuur in dienst is, kwam geen helder antwoord. In mijn
simpelheid denk ik dan, dat hij gewoon bij zijn eigen bestuur in dienst kan zijn....
Tot slot wil ik nog een opmerking maken over het buiten mijn gezichtsveld houden
van deze problematiek. Ik acht het een serieus probleem, waar op zijn minst de
naam van de SKOSS is betrokken."
Uit de beantwoording van de vragen d.d. 12 april 2007 blijkt dat de algemeen
directeur geen werkzaamheden voor de SIS Helmond heeft uitgevoerd. Zijn
19
dienstverband met de stichting is (om puur boekhoudkundige reden) aangegaan ter
compensatie van een onvoldoende "overheveling van fre's" van de SIS Helmond
naar SKOSS t.b.v. het dienstverband van de voormalig secretaris, waardoor er bij
SKOSS een tekort ontstond.
Aan de andere persoon, de bovenschools directeur, voor en na het dienstverband
werkzaam bij het administratiekantoor, is wel in persoon netto-salaris uitbetaald.
In de financiële administratie van de Stichting zijn creditnota's aangetroffen ad
21.360,60 en ad 7.451,05 voor "de voor uw bestuur ingezette het
administratiekantoor medewerker mevrouw naam functionaris-". Bij de betaling
van het bedrag ad 21.360,60 per bank is de volgende omschrijving
vermeld: "Te verrekenen fre".
Bij de beantwoording van de vragen d.d. 12 april 2007 is over de bovenschools
directeur het volgende vermeld:
"De Stichting heeft het administratiekantoor in 2003 en 2004 verzocht om extra
ondersteuning met betrekking tot reïntegratieprocessen van langdurig zieke
werknemers en de afwikkeling van de functie van drie OALT-leerkrachten toen
deze vorm van onderwijs werd opgeheven. Deze ondersteuning is in de betrokken
perioden gerealiseerd door mevrouw (naam persoon). Deze ondersteuning maakte
geen onderdeel uit van de reguliere dienstverlening van het administratiekantoor.
Mevrouw (naam persoon) verrichte een belangrijk deel van haar werkzaamheden
(bijvoorbeeld in het kader van de reïntegratie van de langdurig zieke mevrouw
(naam persoon)) daadwerkelijk op de scholen in Roermond, respectievelijk in
Helmond. Voor wat betreft Helmond heeft zij bijvoorbeeld mevrouw (naam
persoon) en andere begeleid.
Nadat mevrouw (naam persoon) haar werkzaamheden had beëindigd, bleek dat zij
minder uren voor de Stichting had gewerkt dan aanvankelijk voorzien was. De
door het administratiekantoor te veel gedeclareerde bedragen zijn vervolgens
teruggestort. Dit verklaart beide creditnota's. Zoals gesteld heeft mevrouw (naam
persoon) in de betrokken schooljaren concrete werkzaamheden verricht voor de
Stichting."
Deze beantwoording roept bij de inspectie en auditdienst de vraag op waarom
deze activiteiten moesten worden verricht in de functie van bovenschools
directeur. Verder blijkt uit het feit dat het administratiekantoor een creditnota heeft
gestuurd dat de bovenschools directeur in ieder geval voor dat deel van haar
dienstverband geen werkzaamheden heeft uitgevoerd. Hier heeft een overheveling
plaatsgevonden van uitgaven ten laste van het personeel budget (declaratiebasis)
naar inkomsten ten gunste van het materieel budget (lump sum).
Van beide personen heeft de directeur van de school te Roermond (die vanaf de
opening van de school op de school werkzaam is) aangegeven dat deze personen
niet als directeur hebben gefunctioneerd op de school te Roermond.
Ten aanzien van het op de loonlijst van de SIS Helmond plaatsen van personeel
van een administratiekantoor heeft directie Primair Onderwijs van het ministerie
aangegeven dat dit niet is toegestaan.
20
In zijn reactie van 9 mei 2007 heeft (de advocaat van) het bestuur een bijlage met
de datum 18 november 2004 (bijlage 4) meegestuurd waarin het
administratiekantoor het volgende heeft aangegeven: "U heeft ons verzocht om de
mogelijkheden te onderzoeken om niet gebruikte fre's in het schooljaar 2003-2004
zodanig door naam administratiekantoor in te zetten, dat de fre's wél ingezet
kunnen worden. Benoeming van (naam administratiekantoor)-medewerkers op één
van de scholen is daarvoor een mogelijkheid. Gedeeltelijke verrekening van de
dienstverlening aan uw stichting zou daardoor gerealiseerd kunnen worden.
Het is uiteraard niet toegestaan dat u bij het rijk salariskosten declareert van
personeelsleden die geen enkele relatie met de dienstverlening aan uw stichting
hebben. Zodra een directe relatie aantoonbaar is, is de constructie echter
verdedigbaar.
Daarnaast dienen de betrokken personeelsleden medewerking te willen verlenen.
De vaak onduidelijke situatie voor werknemers van naam administratiekantoor
(ontslag bij naam administratiekantoor, aanstelling nieuwe werkgever, ontslag
nieuwe werkgever, aanstelling (naam administratiekantoor), andere CAO et cetera)
en de administratieve rompslomp brengt voor naam administratiekantoor-
medewerkers alleen maar nadeel met zich mee.
Tenslotte kost het naam administratiekantoor extra tijd en administratie om deze
operatie goed te laten verlopen.
Wij zijn dan ook blij u te kunnen berichten dat wij een medewerker die
werkzaamheden voor uw stichting verricht, bereid gevonden aan deze voor u
profijtelijke constructie mee te werken. Het belangrijkste argument dat daarvoor
geldt is de wens om de belangen van u als belangrijke klant van naam
administratiekantoor centraal te stellen.
Voor het schooljaar 2003-2004 is de volgende inzet gerealiseerd:
collega
Naam bovenschools directeur schaal 12, fre verbruik: 266".
Volgens de inspectie en auditdienst zijn kritische kanttekeningen te plaatsen bij dit
dienstverband. De medewerker is achteraf op de loonlijst gekomen en aan
meerdere medewerkers is gevraagd medewerking te verlenen, waarna er één aan
de "voor u zo profijtelijke constructie wilde meewerken". Dit duidt erop dat de
persoon, weliswaar werkzaamheden kan hebben verricht voor de stichting, doch
niet feitelijk als bovenschools directeur kan zijn opgetreden. Hiervan worden
immers sturende acties verwacht, die niet achteraf kunnen plaatsvinden. Verder
kunnen aan de werkzaamheden die destijds bij het administratiekantoor zijn
verricht in het kader van dienstverlening ook niet achteraf worden gerangschikt als
werkzaamheden als bovenschools directeur, omdat de gezagsverhouding op dat
moment ontbrak. Als laatste is de verklaring van het bestuur van 12 april 2007 in
tegenspraak met zijn verklaring van 7 mei 2007 voor wat betreft de vraag of
werkzaamheden van de bovenschools directeur zijn aan te merken als
werkzaamheden die deel uitmaken van de reguliere dienstverlening van het
administratiekantoor. Volgens de reactie d.d. 12 april is dit niet het geval. Uit de
21
brief van 18 november 2004 die is toegevoegd aan de reactie van het bestuur d.d.
9 mei 2007 blijkt dat dit wel het geval is. Er blijken meerdere medewerkers
gevraagd mee te werken aan de constructie. Deze kunnen niet alle niet-reguliere
werkzaamheden hebben verricht voor hun klant.
Het is de inspectie en auditdienst opgevallen dat in bovengenoemde brief schaal
12 wordt genoemd, terwijl de persoon uiteindelijk in schaal 15 is aangesteld.
3.1.3 Beleidsmedewerkers
Bouwkundig beleidsmedewerkers
Een bouwkundig beleidsmedewerker (de persoon vermeld in de bijlage onder m)
heeft van 1 januari 2002 tot 1 januari 2004 op de loonlijst van de school te
Helmond gestaan. In het personeelsdossier dat van hem aanwezig is, is een akte
van benoeming aangetroffen voor de periode 1 augustus 2002 tot en met 31 juli
2003. Uit deze akte en de verklaring van goed gedrag blijkt dat de aanstelling in
maart 2003 met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2002 heeft
plaatsgevonden. In het personeelsdossier is tevens een brief van het bestuur aan
de bouwkundig beleidsmedewerker aangetroffen waarin het volgende is
opgenomen: "Hierbij delen wij u mede, dat uw benoeming bij onze stichting per
01.01.2004 zal worden beëindigd en uw aanstelling weer zal worden
overgenomen door naam bouwkundige firma-" Bij het oriënterend onderzoek
(over de jaren 2005 en 2006) is reeds geconstateerd dat een andere medewerker
(de persoon vermeld in de bijlage onder d) van deze firma ook op de loonlijst van
de stichting heeft gestaan. Deze medewerker heeft gedurende zeven maanden van
2006 op de loonlijst van de school te Roermond gestaan als beleidsmedewerker
onderhoud. Het bestuur heeft het administratiekantoor eind juni 2006 opdracht
gegeven om deze persoon met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006 zijn
loon uit te betalen. Uit stukken in zijn personeelsdossier blijkt dat het
dienstverband feitelijk ergens rond september 2006 tot stand is gekomen.
In 2002 hebben wij betalingen aangetroffen aan deze bouwkundige firma voor
bouwkundige adviezen bij de uitbreiding van de school te Helmond met een
speellokaal (laatste termijn 7.829,98) en bij het plaatsen van noodlokalen voor
de school te Roermond ( 20.052). In latere jaren hebben wij geen facturen van
deze firma meer aangetroffen. Uit de financiële administratie blijkt ook dat nog
slechts in de jaren 2005/2006 in Helmond verbouwingen van enige omvang
hebben plaatsgevonden.
De directeur van de school te Roermond heeft aangegeven beide personen niet te
kennen.
Bij de beantwoording van de vragen over de dienstverbanden gedurende 2002 tot
en met 2003 d.d. 12 april 2007 is over de bouwkundig medewerker het volgende
vermeld:
"De heer (naam persoon) heeft voor de Stichting een nulmeting verricht van de
onderhoudssituatie zodat in de komende jaren de verbouw- en
22
bouwwerkzaamheden goed bewaakt konden worden. Een beschrijving van de
functie van de heer (naam persoon) is als bijlage aan deze brief toegevoegd.
Tevens treft u het aanvraagformulier ter verkrijging van een verklaring omtrent
gedrag. De functie van de heer (naam persoon) was opgenomen in het
bestuursformatieplan 2003/2004. Met ingang van 1 januari 2004 is de
arbeidsovereenkomst beëindigd omdat een meer specifiek deskundige voor de
onderwijshuisvesting van de Stichting Onderwijsburo Midden-Nederland (SOMN) te
Hilversum kon worden ingeschakeld.
Het feit dat de duur van de arbeidsovereenkomst niet geheel overeenstemt met de
periode waarin de werkzaamheden zijn verricht heeft te maken met de
administratieve "samenvatting" van verschillende korte arbeidsovereenkomsten tot
één arbeidsovereenkomst. Ik verwijs daarvoor naar het algemene deel van de
brief" (opgenomen in paragraaf 3.1.7 van dit rapport).
Inspectie en auditdienst merken nog op dat we hier te maken hebben met drie
verschillende perioden die gelden voor één en hetzelfde dienstverband. Ten eerste
is dit de periode waarin betrokkene op de loonlijst heeft gestaan en waarvoor de
kosten daarvan aan het ministerie zijn gedeclareerd; dit is twee jaar. Vervolgens de
periode die is vermeld in de akte van benoeming; dit is één jaar en als laatste,
zoals nu blijkt, de periode gedurende waarin de werkzaamheden feitelijk zijn
verricht; het gaat hier om verschillende korte perioden, die zijn samengevat in een
arbeidsovereenkomst; die van één jaar.
Stafmedewerker bestuurlijke ondersteuning en beleidsmedewerker
Een stafmedewerker bestuurlijke ondersteuning (de persoon vermeld in de bijlage
onder f) heeft gedurende 2003, 2004 en 2005 steeds gedurende enkele maanden
op de loonlijst van de school te Roermond gestaan. Van geen van de
dienstverbanden zijn verklaringen omtrent gedrag, akten van benoeming,
loonbelastingverklaringen en dergelijke in het personeelsdossier van deze persoon
aangetroffen. De in zijn personeelsdossier bij het administratiekantoor aangetroffen
stukken betreffen een later aangegaan dienstverband. Overigens is opvallend dat
hij in het overzicht (persoons)gegevens, ten behoeve van zijn dienstverband vanaf
2006, bij het onderdeel `Arbeidsverleden buiten het onderwijs' heeft aangegeven
dat hij van 2003 tot en met 2006 in dienst is geweest van de Stichting
Onderwijsburo Midden-Nederland (SOMN). Zijn dienstverband bij de SIS Helmond
gedurende dezelfde periode vermeldt hij dus niet.
Over de laatste periode waarin hij in dienst was van de SIS Helmond is al
gerapporteerd in ons rapport over het oriënterend onderzoek. Aldaar is
geconstateerd dat de persoon zijn salaris over 2005 pas in oktober 2005 heeft
ontvangen. Zijn salaris over de perioden waarin hij in 2003 en 2004 in dienst was,
is in één bedrag per jaar per bank betaald aan de SOMN. Aan laatstgenoemde
stichting is ook het salaris van een andere persoon overgemaakt (de persoon
vermeld in de bijlage onder n). Deze was bij de SIS Helmond, op de loonlijst van de
school te Roermond, in dienst als beleidsmedewerker in 2003 gedurende zeven
maanden. Beide medewerkers zijn met terugwerkende kracht in dienst gekomen bij
de SIS Helmond. Voor de aanstellingen gedurende 2003 blijkt dit uit een e-
mailbericht verzonden d.d. 10 juli 2003, waarin een functionaris van de SOMN het
23
volgende heeft weergegeven: "Hierbij de personeelsgegevens van de twee
medewerkers van ons buro die met terugwerkende kracht (periode 1 januari 2003
tot 1 augustus 2003) geplaatst gaan worden op de loonlijst van uw school".
Van beide personen heeft de directeur van de school te Roermond aangegeven dat
deze personen niet als stafmedewerker bestuurlijke ondersteuning, dan wel
beleidsmedewerker hebben gefunctioneerd op de school te Roermond. Van de
stafmedewerker bestuurlijke ondersteuning heeft zij aangegeven dat zij hem kent
als medewerker van de SOMN. Aan de hand van correspondentie, aanwezig op de
school in Roermond, hebben wij ook vastgesteld dat hij zich bezig heeft gehouden
met de eerste inrichting van de school te Roermond, betreffende meubilair groep 7
en het onderwijsleerpakket.
Ten aanzien van het op de loonlijst van de SIS Helmond plaatsen van personeel
van een administratiekantoor heeft directie Primair Onderwijs van het ministerie
aangegeven dat dit niet is toegestaan.
Bij de beantwoording van de vragen over de dienstverbanden gedurende 2003 tot
en met 2005 d.d. 12 april 2007 is over de Stafmedewerker bestuurlijke
ondersteuning en beleidsmedewerker het volgende vermeld:
"De heren (namen personen) waren de opvolgers van de hiervoor genoemde heer
(naam persoon). De heer (naam persoon) heeft met name veel overleg gevoerd
met de gemeente Roermond (met name in de persoon van de heer (naam
persoon)) en heeft onder andere de eindafrekening van de noodlokalen voor de
Stichting opgesteld en de uitbreiding begeleid.
De heer (naam persoon) werd ingeschakeld voor diverse personeelsproblemen
zoals reïntegratie, outplacementbegeleidingen en het reïntegratietraject dat voor de
directeur van de school was uitgezet. Tevens heeft de heer (naam persoon) de
Stichting ondersteund bij de uitwerking van het achterstandenbeleid in het kader
van Onderwijs Kansgelden.
De in de arbeidsovereenkomsten gehanteerde schalen kwamen overeen met de
schalen waarin zij bij hun andere werkgever waren ingedeeld. Deze zijn door de
stichting integraal overgenomen."
De inspectie en auditdienst merken op dat de werkzaamheden voor onder andere
de afrekening van de noodlokalen reeds via facturen zijn berekend aan SIS
Helmond en als kosten verantwoord.
Beleidsmedewerker organisatie (organisatieadviseur)
Een stafmedewerker bestuurlijke ondersteuning (de persoon vermeld in de bijlage
onder e) heeft gedurende 1 januari tot en met 31 juli 2006 op de loonlijst van de
school te Roermond gestaan. Hierover is al gerapporteerd in ons rapport over het
oriënterend onderzoek. Hierbij is geconstateerd dat het bestuur het
administratiekantoor eind juni 2006 opdracht heeft gegeven om deze persoon met
terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006 zijn loon uit te betalen. Uit stukken in
zijn personeelsdossier blijkt dat het dienstverband feitelijk ergens rond juli 2006 tot
stand is gekomen.
24
Financieel beleidsmedewerker
Deze beleidsmedewerker (de persoon vermeld in de bijlage onder c) heeft
gedurende geheel 2006 op de loonlijst van de school te Roermond gestaan en is
nog steeds in dienst. Het bestuur heeft het administratiekantoor pas eind juni
2006 opdracht gegeven om hem met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006
zijn loon uit te betalen. De in zijn personeelsdossier aanwezige verklaring omtrent
gedrag en loonbelastingverklaring zijn in juni 2006 opgemaakt. De akte van
benoeming is in augustus 2006 opgesteld en ondertekend door het bestuur. Van
hem staat vast dat hij gedurende 2006 en 2007 werkzaamheden heeft verricht.
Hij heeft onder andere de verrekeningen tussen de Stichting Leerlingenvervoer en
de SIS Helmond opgesteld en heeft het bestuur geadviseerd bij de kwestie die
tussen het ministerie en de SIS Helmond is ontstaan naar aanleiding van onze
eerste rapportage.
In zijn reactie van 9 mei 2007 heeft (de advocaat van) het bestuur het volgende
aangegeven: "De financieel beleidsmedewerker is bezig geweest met het realiseren
van beleggingsopbrengsten door stringente afspraken te maken en vergelijkend
onderzoek te doen bij banken. Daarnaast heeft hij onderzoek verricht naar en een
notitie opgesteld inzake de kosten van leerlingenvervoer en afwikkeling oude
verrekenposten vanaf 2001 tot en met 2006. De financieel beleidsmedewerker
heeft vooroverleg gehad met en jaarrekeningen besproken met het
administratiekantoor en het bestuur en heeft een uitvoerige analyse opgesteld ten
behoeve van het bestuur. Hij heeft de tussentijdse rapportering getoetst en
besproken met het bestuur. Hij heeft het bestuur ondersteund naar aanleiding van
de vragen en de rapportages van het Ministerie".
De inspectie en auditdienst erkennen dat het duidelijk is dat de financieel
beleidsmedewerker werkzaamheden heeft verricht. Het is echter niet duidelijk in
hoeverre de omvang van deze werkzaamheden de omvang van de dienstbetrekking
rechtvaardigen.
De zieke beleidsmedewerker
Deze beleidsmedewerker (de persoon vermeld in de bijlage onder g) staat op de
loonlijst van de school te Helmond, is reeds in 2003 aangesteld als
beleidsmedewerker en was voorheen als administratieve kracht (schaal 4)
aangesteld. In haar eerste functie was zij ziek gemeld, maar werd vòòr de
aanstelling als beleidsmedewerker weer beter gemeld. Betrokken persoon is korte
tijd na haar aanstelling als beleidsmedewerker (i.v.m. de uitbreiding van de functie
met leidinggevende taken, omdat de directie ontbrak) wederom ziek gemeld. Begin
januari 2006 is haar een uitkering toegekend (twee jaar ziek). Toch staat deze
persoon nog tot 1 april 2007 op de loonlijst.
In zijn reactie van 17 februari 2007 heeft het bestuur aangegeven dat het in de
loop van 2006 heeft ontdekt dat de desbetreffende medewerkster gedurende een
jaar ten onrechte salaris heeft ontvangen en dat het het ten onrechte betaalde
bedrag zal terugvorderen.
25
Beleidsmedewerkers, tevens bestuurders
Twee van de beleidsmedewerkers (de personen vermeld in de bijlage onder a en b)
betreffen de voorzitter en voormalig secretaris van het bestuur. Deze hebben
vanaf 1 januari 2004 (voormalig secretaris), respectievelijk vanaf 1 juni 1999
(voorzitter) op de loonlijst van één van beide scholen gestaan.
De voormalig secretaris is (formeel) tot 1 augustus 2004 in dienst geweest van de
SKOSS. Dit blijkt uit de akte van benoeming bij de SIS Helmond, die als datum van
aanvang van het dienstverband 1 augustus 2004 vermeldt en de akte van ontslag
bij de SKOSS die 1 augustus 2004 als einddatum vermeldt. De dienstbetrekking is
echter met terugwerkende kracht per 1 januari 2004 "omgeboekt" van de SKOSS
naar de SIS Helmond. In dit verband wordt nog gewezen op de nota van de
algemeen directeur van de SKOSS, waarvan reeds hiervoor melding is gemaakt.
Op 17 november 2004 is het netto-salaris van betrokkene over de periode 1
januari tot en met 31 oktober 2004 overgemaakt aan de SKOSS. De verklaring
omtrent gedrag voor het dienstverband van de voormalig secretaris bij de SIS
Helmond is afgegeven op 30 november 2004.
Bij de beantwoording van de vragen over de dienstverbanden gedurende 2002 tot
en met 2004 d.d. 12 april 2007 is over de voormalig secretaris het volgende
vermeld:
"Het administratiekantoor en haar rechtsvoorganger Stichting ROAB kon destijds
zijn personeel niet rechtstreeks in het pensioenfonds ABP opnemen. Met de
goedkeuring van het ABP werden alle personeelsleden van onderwijsbureaus
aangesteld bij schoolbesturen die de loonbetalingen direct verrekend kregen. Het
administratiekantoor heeft destijds de medewerking gekregen van de Stichting
Katholiek Onderwijs Soest -Soesterberg (SKOSS) om alle medewerkers daar op de
loonlijst te plaatsen. Pas veel later heeft het ABP het beleid gewijzigd, zodat het
personeel van onderwijsbureaus rechtstreeks in het pensioenfonds opgenomen kon
worden.
Het bureau van de Islamitische Scholen Besturenorganisatie (ISBO) was
aanvankelijk ondergebracht bij het administratiekantoor. Het personeel van de
ISBO werd dus ook bij de SKOSS op de payroll geplaatst. De bekostiging
(verrekening) vond plaats doordat alle ISBO-scholen een aantal fre's overdroeg
naar de SKOSS zodat voldoende dekking aanwezig was voor de aanstelingen.
De heer (naam voormalig secretaris) was destijds voorzitter van de ISBO en tevens
secretaris van de SIS Helmond. Om de hiervoor geschetste redenen was hij vanuit
zijn functie bij de ISBO benoemd bij de SKOSS. Het bestuur van de SIS Helmond.
heeft in 2004 niet tijdig het benodigde aantal fre's overeenkomstig het salaris van
de heer (naam voormalig secretaris) naar de SKOSS laten overhevelen, zodat bij
SKOSS een tekort ontstond. Om dit te compenseren werd op advies van het
administratiekantoor de heer (naam algemeen directeur) (eveneens in dienst van de
SKOSS) tijdelijk voor een aantal maanden bij de SIS Helmond aangesteld voor het
aantal fre's dat de Stichting verschuldigd was aan SKOSS. Op deze wijze werd
het verbruik dat normaliter toch voor de heer (naam voormalig secretaris) gebruikt
zou zijn bij de SIS Helmond zij het met een omweg- gecorrigeerd."
26
De inspectie en auditdienst merken op dat hieruit volgt dat de voormalig secretaris
bij de SIS Helmond gedurende de eerste maanden van zijn dienstverband zijn
werkzaamheden verrichtte ten behoeve van de ISBO. In die tijd was hij daarom
nog niet werkzaam als beleidsmedewerker van de stichting. Tevens merken wij op
dat het overhevelen van het dienstverband van de voormalig secretaris niet alleen
te maken had met het niet tijdig overhevelen van fre's, maar ook zoals in
paragraaf 3.1.2 is aangegeven, de algemeen directeur van de SKOSS dit niet meer
wenste. Als laatste merken wij nog op dat het overdragen van fre's van de ene
school voor primair onderwijs aan de andere is toegestaan. Daarvoor is echter
noodzakelijk een verzoek dat vooraf aan CFI wordt gezonden. Als dit niet is
gebeurd, is het niet toegestaan zaken "via een omweg" alsnog te corrigeren.
De voorzitter is zijn dienstverband bij de SIS Helmond begonnen in een in- en
doorstroombaan. Per 1 augustus 2003 heeft hij de functie van beleidsmedewerker
aanvaard.
Reeds bij het oriënterend onderzoek, in een gesprek tussen de inspectie en
auditdienst en bestuursleden d.d. 18 januari 2007, hebben de bestuursleden
aangegeven dat zij zich bezig houden met de dagelijkse gang van zaken op de
scholen. Ze komen echter niet vaak op de scholen zelf; teamvergaderingen wonen
ze bijvoorbeeld niet bij. Verder gaven ze aan zich bezig te houden met lopende
problemen, zoals huisvesting en het voortbestaan van de school te Roermond en
dat het voor de continuïteit van de scholen essentieel is geweest dat de
bestuursleden de contacten met de ouders, schoolleiding, diverse instanties en
externe deskundigen op een zodanige frequente wijze hebben onderhouden dat het
onmogelijk zou zijn geweest om deze taak als vrijwilliger te kunnen doen. De
inspectie en auditdienst hebben kennis genomen van deze opmerking. Het
verklaart naar de mening van inspectie en auditdienst echter niet de omvang van
het dienstverband.
In zijn reactie van 9 mei 2007 heeft (de advocaat van) het bestuur het volgende
aangegeven: "Grote besturen werken met een omvangrijk bestuursapparaat in de
vorm van bovenschoolse managers aangevuld met een omvangrijke stafdienst.
Deze kosten worden allemaal omgeslagen per school. Dergelijke instellingen
benutten fre's door deskundigen aan te trekken die permanent in dienst blijven van
het bevoegd gezag. Bij een kleine school is geen sprake van bovenschools
management en dient het bestuur een omvangrijke taak uit te voeren. Om te
kunnen overleven is het voor islamitische scholen extra belangrijk om een goed en
intensief contact met de ouders te hebben. Door dit intensieve contact kunnen
eventueel afwijkende tendensen onder (kinderen van schoolgaande) ouders ook
sneller opgemerkt en mogelijk aangepakt worden. Alle financiële beleidsvelden
zoals begroting, jaarrekening, huisvesting, organisatie en meerjarenbeleid gaan
voor een belangrijk deel buiten de schooldirecties om. De taakomvang van een
dergelijke bestuurder van een islamitische school kan niet meer door een
vrijwilliger gedaan worden.
Twee personen die belast zijn met de dagelijkse gang van zaken worden bekostigd
zoals een ieder ander in dezelfde gevallen bekostigd zou worden. Gelet op de
omvang van de werkzaamheden zijn de functies noodzakelijk. De gang van zaken
27
heeft met medeweten van de directies en/of de medezeggenschapsraden
plaatsgevonden. Deze personen staan in de formatieplannen vermeld en deze
stukken zijn door alle partijen geaccordeerd.
De Stichting verwijst in dit opzicht opnieuw naar de beantwoording van de
Kamervragen d.d. 30 juni 2004 waaruit al eerder werd geciteerd:
Vraag 10.
Wat vindt u van het feit dat de bestuursvoorzitter van (naam school) zijn vrouw, broer en
zoon als personeel heeft aangesteld? Hoe beoordeelt u het feit dat twee bestuursleden,
inclusief de bestuursvoorzitter, in loondienst zijn bij het bevoegd gezag zoals blijkt uit de
rapportage van de Auditdienst? Hoe beoordeelt u het feit dat het financieel beheer geheel in
handen is van de bestuursvoorzitter, tevens bestuursondersteuner? Deelt u de mening van de
Auditdienst dat "een adequate administratieve organisatie, functiescheiding en interne
controle noodzakelijk zijn voor het goed en controleerbaar functioneren van de scholen"?
Antwoord.
De inspectie heeft geconstateerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de aanstelling van
familieleden van het bestuur ten koste gaat van andere sollicitanten en/of zittende
personeelsleden. In het onderwijs komt het vaker voor dat sprake is van bezoldigde
bestuursleden. Op zich heb ik hier geen bezwaar tegen. Het feit evenwel dat het financieel
beheer en tevens de bestuursondersteuning geheel in handen is van de bestuursvoorzitter,
vind ik in het licht van een helder onderscheid van verantwoordelijkheden en deugdelijke
(interne) toezichtsverhoudingen ongewenst. Ik heb het schoolbestuur mijn opvatting kenbaar
gemaakt. Het schoolbestuur heeft toegezegd dat met ingang van 1 augustus 2004 geen
sprake meer zal zijn van een dergelijke vermenging van functies.
Uit het citaat blijkt dat de Minister van Onderwijs geen bezwaar heeft tegen het
betalen van bestuursleden. Ook het tegelijkertijd inschakelen van gezinsleden van
betaalde bestuursleden in andere betaalde functies wordt kennelijk niet a priori als
een probleem beschouwd. Een vermenging als waarop in het antwoord wordt
geduid doet zich bij de Stichting niet voor. Maar overigens is de Stichting bereid
om met u overleg te hebben over de vraag hoe te komen tot een meer transparant
bestuur. Het is u bekend dat de secretaris van het bestuur inmiddels is afgetreden.
De betrokken bestuursleden verrichtten in hun betaalde functie de volgende
werkzaamheden:
De voorzitter was belast met de volgende werkzaamheden:
· personeelsbeleid
· aanname / ontslagzaken
· sollicitatiegesprekken
· dagelijkse aansturing directies
· aanspreekpunt personeel en ouders inzake bestuurlijke (school)zaken.
De voormalig secretaris was belast met alle werkzaamheden op het gebied van:
· rechtspositiebesluit WPO/WEC
· huisvesting
· financiële randvoorwaarden
· subsidieaanvragen
· onderhouden van contracten met externe betrokkenen
· deelname aan onderwijsoverleg
· inspelen op nieuwe trends
28
· beleidsontwikkelingen naar de toekomst."
De inspectie en auditdienst stellen over de inhoud van deze werkzaamheden het
volgende: de inhoud en omvang van deze taken stemmen niet overeen met de
inhoud en omvang van het takenpakket zoals het bestuur deze in het gesprek d.d.
18 januari 2007 aan inspectie en auditdienst heeft uiteengezet (waarvan een
gespreksverslag is opgemaakt dat door het bestuur is geaccordeerd) en met de
mondelinge verklaring van de voorzitter in een gesprek met vertegenwoordigers
van OCW in april 2007, waarin hij aangaf dat zijn takenpakket zich met name op
het gebied van de kwaliteit van het onderwijs bevond. Verder bestaat er een
duidelijke overlapping met taken die door de beleidsmedewerkers zijn uitgevoerd
en taken die de directrice van Roermond heeft gesteld te verrichten en waarvan
wij registraties in haar kantoor hebben aangetroffen. Dit impliceert dat anderen
taken op deze beleidsgebieden op uitvoerend niveau hebben verricht en dat het
bestuur deze op het besturend niveau heeft uitgevoerd. Voor wat betreft het
antwoord op de kamervraag sluiten wij aan bij de redenatie die directie PO in haar
brief met kenmerk PO/BB-07.13779 heeft gedaan. Deze is als volgt: "In gevallen
waarin dat eerder heeft gespeeld is een dergelijke ongewenste functievermenging
op mijn verzoek ongedaan gemaakt. In het onderhavige geval ontvangen de
betrokken bestuursleden bezoldiging uit hoofde van een benoeming als
beleidsmedewerker. In afwijking van de akte van benoeming zijn deze
bestuursleden echter niet werkzaam als beleidsmedewerker, zodat zij ten onrechte
zijn benoemd in die functie. Volgens hun eigen verklaring verrichten zij
bestuurswerkzaamheden. Dat het hier om bestuurswerkzaamheden gaat, blijkt ook
uit het feit dat zij volgens het onderzoeksrapport niet vaak op de scholen komen
en bijvoorbeeld geen teamvergaderingen bijwonen. Op grond van artikel 34 WPO
kan een benoeming in (algemene) dienst van het bevoegd gezag slechts betrekking
hebben op werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden
scholen, hetgeen, voor wat betreft het bijzonder onderwijs, op grond van artikel
59, tweede lid, aanhef en onder h, van de WPO voor ieder personeelslid in de akte
van benoeming vastgelegd dient te worden. Van zulke werkzaamheden is in het
onderhavige geval kennelijk geen sprake. In lijn met artikel 34 WPO kent de WPO
voorts geen bezoldigde bestuurdersfunctie. Op grond van artikel 29 WPO kan aan
een school, naast een directeur, adjunct-directeur en leraren, uitsluitend
onderwijsondersteunend personeel verbonden zijn. Zoals gezegd is in casu geen
sprake van onderwijsondersteunende maar van bestuurswerkzaamheden.
Aangezien de bestuursleden in kwestie deel uitmaken van het bevoegd gezag, is
evenmin sprake van een gezagsverhouding en daarmee van een arbeidsrelatie die
aan de basis moet liggen van benoeming in een functie in het PO. In lijn met de
wettelijke regeling van de functies aan scholen voorziet tenslotte ook de
bekostiging van het PO niet in een (normatieve) vergoeding voor een bezoldigde
bestuursfunctie. Op de evengenoemde gronden moet worden geoordeeld dat in
casu sprake is van handelen in strijd met de WPO."
3.1.4 Administratief medewerker
29
Op de loonlijst van de school te Roermond heeft in 2003 gedurende zeven
maanden een administratief medewerker gestaan (de persoon vermeld in de bijlage
onder j). Zij heeft ook in 2006 gedurende zeven maanden op de loonlijst van de
school te Roermond gestaan. Het bestuur heeft het administratiekantoor eind juni
2006 opdracht gegeven om deze persoon met terugwerkende kracht vanaf 1
januari 2006 haar salaris uit te betalen. De in het personeelsdossier aanwezige
verklaring omtrent gedrag en loonbelastingverklaring zijn in juni en juli 2006
opgemaakt. De directrice van de school te Roermond heeft aangegeven de
administratief medewerker niet als zodanig te kennen. Wij hebben bij ons
onderzoek vastgesteld dat de directrice van de school te Roermond zelf
administratieve werkzaamheden verricht, waaronder een deel van de administratie
van het leerlingenvervoer. De administratief medewerker is de echtgenote van de
financieel beleidsmedewerker. Van het dienstverband van deze persoon gedurende
2003 is in het personeelsdossier niets aangetroffen.
Het bestuur heeft in zijn reactie d.d. 17 februari 2007 aangegeven dat voor het
dienstverband gedurende 2006 de administratieve kracht werd gekoppeld aan de
beleidsmedewerker financiële zaken daar bij de aanvang tot juni 2006 nog in
beperkte mate de benoeming kon worden ingevuld. Dit duidt er volgens inspectie
en auditdienst op dat de administratieve kracht geen werkzaamheden heeft
uitgevoerd, doch werd aangesteld om het overschot aan fre's optimaal te
benutten.
In zijn reactie van 12 april 2007 op vragen die bij het vervolgonderzoek zijn
gerezen heeft (de advocaat van) het bestuur over het dienstverband gedurende
2003 het volgende toegelicht:
"De heer (naam functionaris) is in 2003 ingezet om de financiële situatie van de
Stichting te toetsen. Het ging met name om de jaarrekening 2002 en om de
tussentijdse rapportages die in 2003 noodzakelijk waren in verband met de
huisvesting van de school te Roermond. Mevrouw (naam functionaris) werd
aangesteld om de heer (naam functionaris) te ondersteunen bij de administratieve
voorbereiding en de administratieve verwerking van diens werkzaamheden. De
vraag of de werkzaamheden van mevrouw (naam functionaris) enige relatie
hebben met de werkzaamheden van de heer (naam functionaris) kan dus
bevestigend beantwoord worden. "
De inspectie en de auditdienst merken nog op dat in de salarisadministratie
gedurende 2003 geen dienstverband van de beleidsmedewerker financiële zaken is
aangetroffen.
3.1.5 Schoonmaaksters
Twee schoonmaaksters (de personen vermeld in de bijlage onder h en i) hebben
gedurende zeven maanden voor 1,2 fte (schaal 1) op de loonlijst van de school te
Roermond gestaan. Dit zijn de (ex) echtgenotes van de voorzitter en secretaris.
Ook voor hen geldt dat het bestuur het administratiekantoor pas eind juni 2006
opdracht heeft gegeven om hen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006
30
hun loon uit te betalen. Tevens geldt voor beiden dat de in het personeelsdossier
aanwezige verklaring omtrent gedrag en loonbelastingverklaring in juni 2006 of
later zijn opgemaakt. In het gesprek dat de inspectie en de auditdienst met twee
bestuursleden hebben gevoerd, gaven de bestuursleden aan dat de intentie was
dat beide dames zouden worden ingezet voor de grote schoonmaak tijdens de
zomervakantie na afloop van het schooljaar 2005/2006. Het bestuur heeft voorts
aangegeven dat op de school te Roermond de grote schoonmaak is gedaan door
vrijwilligers. Daardoor heeft één van de dames wel al salaris ontvangen, zonder
dat zij daar tot dusver werkzaamheden voor heeft verricht. De andere
schoonmaakster heeft slechts gedurende maximaal zes weken werkzaamheden
verricht.
In zijn reactie van 9 mei 2007 heeft (de advocaat van) het bestuur het volgende
aangegeven: "de school heeft aan verschillende bedrijven gevraagd een offerte te
maken voor de schoonmaak van de schoolgebouwen in Roermond en Helmond aan
het eind van schooljaar 2005/2006. Uiteindelijk is de Stichting tot de conclusie
gekomen dat de schoonmaak goedkoper en efficiënter zou kunnen gebeuren door
de in het rapport genoemde personen daarvoor in te schakelen. In Helmond is dat
ook daadwerkelijk uitgevoerd. In Roermond bleek de directeur toch al een
schoonmaakbedrijf te hebben ingezet. Met de werknemer in Roermond is
afgesproken dat de werkzaamheden aan het eind van schooljaar 2006/2007
alsnog zullen geschieden zonder dat de werknemer daar opnieuw voor betaald zal
krijgen."
De inspectie en auditdienst wijzen er nogmaals op dat de directeur van Roermond
heeft aangegeven dat de schoonmaakwerkzaamheden in Roermond door
vrijwilligers zijn gedaan en dat het de vraag is of een grote (niet reguliere)
schoonmaak aan het eind van schooljaar 2006/2007 noodzakelijk is, gezien het
feit dat de school gaat sluiten. Tevens zou om die reden de schoonmaak niet
zeven maanden kunnen duren.
3.1.6 Reactie bestuur naar aanleiding van de rapportage over de
dienstverbanden gedurende 2005 en 2006 met beleidsmedewerkers in het
oriënterend rapport
In zijn reactie van 17 februari 2007 op het concept-rapport over het oriënterend
onderzoek heeft het bestuur over de dienstverbanden met beleidsmedewerkers
(m.u.v. de zieke beleidsmedewerker en de beleidsmedewerker tevens bestuurders)
gedurende 2005 en 2006 het volgende toegelicht.
· "De financieel beleidsmedewerker heeft zoveel zaken aangepakt dat het
verantwoord was de benoeming in augustus 2006 te continueren.
· De beleidsmedewerker huisvesting (bouwkundig beleidsmedewerker) heeft
in het verleden de bouw gerealiseerd van de school te Roermond en zou op
basis van het formatieplan opgesteld in mei 2005 de voorbereiding van de
permanente bouw van de school ter hand nemen indien de stichtingsnorm
gehaald werd en zoniet dan de afbouw van de bestaande lokatie
afwikkelen met de gemeente.
31
· Zoals u bekend zal zijn, wordt de formatie van de school in een omvang
van fre's (formatierekeneenheden) tot uitdrukking gebracht waarbij de niet
bestede formatie als een overschot dient te worden aangemerkt. Aan het
eind van schooljaar 2005/2006 was sprake van een ruim overschot. Gelet
op het formatieplan werd deze ruimte bestemd voor de
beleidsondersteuners uiteraard in een tijdelijke benoeming. Met de
benoeming was het bestuur verzekerd van een langdurige ondersteuning
terwijl er geen middelen aan de school onttrokken behoefden te worden
die in een situatie zonder formatieoverschot zou hebben plaatsgevonden.
Deze systematiek liep door invoering van de lumpsumbekostiging af en kon
derhalve nog voor een laatste keer plaatsvinden.
· Het bestuur heeft de keuze van de personele aanstelling mede gemaakt
omdat dit voordeliger was in verband met ontbreken van omzetbelasting
die anders op declaratiebasis in rekening zou zijn gebracht.
· Met de genoemde beleidsmedewerkers werd afgesproken dat de
betrokkenheid en te verrichten diensten niet alleen in het schooljaar
2005/2006 zouden plaatsvinden maar dat voor een langere periode een
beroep op hen gedaan kon worden zonder verdere verrekeningen".
De inspectie en auditdienst hebben kennis genomen van deze toelichting.
Bovengenoemde toelichting verklaart naar de mening van inspectie en auditdienst
echter niet de omvang van de dienstverbanden. Uit de toelichting blijkt dat
beleidsmedewerkers salaris hebben ontvangen, waarvoor ze (nog) geen
werkzaamheden hebben verricht. De inspectie voegt hier nog aan toe dat het in
dienst nemen van deze beleidsmedewerkers mogelijk is geworden door, zoals zij
tijdens eerdere bezoeken aan de school al heeft geconstateerd, groepsgrootten die
het dubbele bedroegen van hetgeen volgens de verstrekte rijksmiddelen mogelijk
was. Op deze manier bleven fre's onbenut die konden worden besteed aan niet
onderwijzend personeel.
3.1.7 Reactie van (de advocaat van) het bestuur d.d. 12 april 2007 naar
aanleiding van vragen gesteld aan het bestuur d.d. 27 maart 2007 en de reactie
van (de advocaat van) het bestuur d.d. 9 mei 2007 n.a.v. het concept-rapport
d.d. 17 april 2007
In zijn reactie van 12 april 2007 op vragen die bij het vervolgonderzoek zijn
gerezen heeft (de advocaat van) het bestuur over de dienstverbanden met
beleidsmedewerkers in het algemeen het volgende toegelicht.
"De manier waarop de betrokken medewerkers bij de Stichting waren benoemd is
door het administratiekantoor geadviseerd. Zoals u uit de beantwoording van de
specifieke vragen zult afleiden hebben alle medewerkers, m.u.v. de heer naam
algemeen directeur, daadwerkelijk concrete diensten voor de scholen van de
stichting verricht. Dit werd gerealiseerd door met hen een arbeidsovereenkomst
aan te gaan waarin een salariëring was opgenomen die in overeenstemming was
met de aard en de omvang van de werkzaamheden. Betrokken personen waren
(tevens) in dienst van het administratiekantoor of een andere rechtspersoon. De
32
afrekening van de voor de Stichting verrichte diensten vond plaats door aan een
rechtspersoon die aan het administratiekantoor gelieerd was, een aantal fre's over
te maken dat overeenstemde met de aard en de omvang van de door die persoon
voor de Stichting verrichtte werkzaamheden. Dit wordt nader toegelicht in de
paragraaf over de heren namen personen. Er werd dus daarnaast niet afzonderlijk
betaald voor de door die persoon verleende diensten. De werkzaamheden
verschilden in de loop van het schooljaar sterk in omvang en werden soms met
aanzienlijke tussenpozen verricht. Om de administratie te vereenvoudigen is ervoor
gekozen de werkzaamheden achteraf in één arbeidsovereenkomst "samen te
vatten". De perioden waarin betrokkenen benoemd waren stemmen daardoor in
sommige gevallen meer globaal overeen met de periode waarin de werkzaamheden
zijn verricht. Deze toepassing van het formatiebudgetsysteem heeft tevens bij een
groot aantal andere klanten van het administratiekantoor en van andere
administratiekantoren plaatsgevonden. Het administratiekantoor heeft zich met
betrekking tot deze toepassing laten adviseren door zijn accountant, die verklaard
heeft geen bezwaren te zien in deze toepassing van het formatiebudgetsysteem.
De jaarrekeningen zijn telkens afgesloten met een goedkeurende
accountantsverklaring.
Er is in geen van de gevallen sprake van geweest dat een aan het einde van het
schooljaar vastgesteld overschot aan fre's ad hoc werd ingezet. De fre's zijn
zoals gezegd- in het algemeen besteed voor concrete werkzaamheden voor de
betreffende school. Overigens geldt dat ook voor de fre's uit het schooljaar
2005/2006 waarvan in het eerste onderzoek sprake was."
In zijn reactie van 9 mei 2007 op het concept-rapport heeft (de advocaat van) het
bestuur over de dienstverbanden met beleidsmedewerkers hierop nog het volgende
aangevuld: "Uit informatie van het administratiekantoor blijkt dat honderden
medewerkers van die kantoren feitelijk bij scholen geplaatst zijn. Dit is telkens
door de accountant geaccepteerd. Alle accountantskantoren hebben periodiek
overleg met het Ministerie over controle-aspecten. Voor zover de Stichting bekend
is in dat overleg tot nu toe niet de conclusie getrokken dat de hier genoemde
toepassing van het formatiebudgetsysteem onrechtmatig zou zijn.
Dat het bij veel meer scholen voorkwam dat personeel met terugwerkende kracht
van maximaal zeven maanden op het fre-budget werden geplaatst blijkt uit de brief
van het administratiekantoor d.d. 18 november 2004 die als bijlage 4 aan deze
brief is toegevoegd. Aan de brief is een circulaire (versie juni 2003) toegevoegd
die kennelijk bedoeld was voor de clientèle van het administratiekantoor in zijn
algemeenheid wordt onder meer het volgende opgemerkt.
Zonder problemen kunt u echter het nog beschikbare saldo gebruiken om een personeelslid, dat
thans ten laste van de exploitatie komt, alsnog geheel of gedeeltelijk ten laste van het
formatiebudget te brengen, met uitzondering van het personeel dat wegens ziekte afwezig
is/was.
Opgemerkt dient te worden dat muteren over het kalenderjaar niet mogelijk is, zodat u gerekend
vanaf januari nog maximaal 7 maanden een personeelslid kunt inzetten. "
De inspectie en auditdienst hebben kennis genomen van deze toelichtingen.
33
Zij merken het volgende op.
- Hiervoor wordt aangegeven dat de werkzaamheden gedurende perioden sterk
van omvang verschilden en met tussenpozen werden verricht. Achteraf
werden de werkzaamheden in één arbeidsovereenkomst samengevat. Dit zou
verklaren waarom dienstverbanden met terugwerkende kracht werden
aangegaan. Het bevreemdt de inspectie en auditdienst dat deze personen
collectief ongeveer een half jaar op hun salaris hebben gewacht, omdat dit
voor de administratie van de scholen eenvoudiger was. Verder wordt echter
niet duidelijk waarom dienstverbanden niet geheel met terugwerkende kracht
werden aangegaan, maar soms ook na het opstellen van het akte van
benoeming nog doorliepen. Over de periode na het opstellen van de akte van
benoeming bestaat dan immers geen "control" meer over de omvang van de
werkzaamheden in relatie tot de omvang van de arbeidsovereenkomst. Ook
vereist een dergelijke wijze van benoemen van personeel een uitgebreide
registratie van verrichte werkzaamheden door personeelsleden. Ee dergelijke
registratie is door ons in het kader van het onderzoek niet aangetroffen.
Voorts is deze wijze van benoeming niet in overeenstemming met hetgeen
daaromtrent in de reactie tot het conceptrapport van ons oriënterend
onderzoek werd gemeld. Daar werd gemeld dat medewerkers zijn aangenomen
in juni 2006, maar dat hun werkzaamheden zich mede uitstrekten over het
schooljaar 2006/2007.
- Gesteld wordt dat de betrokken medewerkers een arbeidsovereenkomst
hadden met zowel de stichting als het administratiekantoor of een andere
rechtspersoon en dat afrekening van de voor de stichting verrichte diensten
plaats vond door aan een rechtspersoon gelieerd aan het administratiekantoor
een aantal fre's over te maken dat overeenstemde met de aard en omvang
van de door die persoon voor de stichting verrichte werkzaamheden. Voor een
toelichting wordt verwezen naar de paragraaf over de voormalig secretaris en
de algemeen directeur. De algemeen directeur werd echter in het kader van
een schuldcompensatie- betaald ten laste van fre's van de stichting, waarbij
geen sprake was van een overdracht van fre's aan andere scholen. Voor wat
betreft zijn benoeming als beleidsmedewerker bij de scholen van de stichting
geldt hetzelfde voor de voormalig secretaris. En ook voor wat betreft de
andere betrokken medewerkers geldt dat zij ten laste van fre's van de
stichting werden betaald.
- Gesteld wordt dat er in geen van de gevallen sprake is geweest van een aan
het einde van het schooljaar vastgesteld overschot aan fre's dat ad hoc werd
ingezet. De inspectie en auditdienst constateren dat dit dan in tegenstelling
tot de jaren 2005 en 2006 was. Over die periode heeft het bestuur expliciet
aangegeven dat dat daar wel het geval was (zie paragraaf 3.1.6).
- De opmerking dat de wijze waarop de betrokken medewerkers bij de Stichting
waren benoemd, is gebaseerd op adviezen van het administratiekantoor en de
accountant is voor rekening van het bestuur. De inspectie en auditdienst
hebben dit niet onderzocht. Dit valt buiten de scope van het onderzoek, dat is
gericht op het handelen van het bestuur. Inspectie en auditdienst wijzen nog
wel op de eerste zin in een brief van het administratiekantoor aan het bestuur
over het inzetten van personeel van het administratiekantoor (die als bijlage 4
bij de reactie van het bestuur van 9 mei is gevoegd), waarin is vermeld: "U
heeft ons verzocht om de mogelijkheden te onderzoeken om niet gebruikte
34
fre's in het schooljaar 2003-2004 zodanig door naam administratiekantoor in
te zetten, dat de fre's wél ingezet kunnen worden". Dit impliceert dat als er
sprake is van adviezen van het administratiekantoor, dit op verzoek van het
bestuur is geweest. De auditdienst vult hierop nog aan dat in de periodieke
overleggen die het ministerie met accountants heeft over controle-aspecten,
het punt van de medewerkers van administratiekantoren die op de loonlijst zijn
geplaatst van scholen, niet aan de orde is gekomen. Voorts heeft de
aangehaalde circulaire van het administratiekantoor betrekking op het
zogenaamde "flipperen" (dit is toegestaan); het schuiven met bestaande
personeelsleden tussen verschillende declaratiecodes. Daarbij gaat het om
personeel dat reeds langer in dienst is en alsnog ten laste van declaratiecode 1
(het formatiebudget) komt, dit i.t.t. de hier aan de orde zijnde situatie waarin
personeel met terugwerkende kracht wordt aangenomen.
3.2 De inschaling van medewerkers gedurende de jaren 2002 tot en met 2006
Uit het onderzoek van inspectie en auditdienst is gebleken dat ten aanzien van de
inschaling van de beleidsmedewerkers (niet-normfuncties) de bepalingen die
daarover worden genoemd in het Rechtspositiebesluit WPO/WEC (geldend tot 1
augustus 2006) ten aanzien van inschaling en waardering van niet-normfuncties in
onvoldoende mate zijn nageleefd. Deze vereist o.a.dat functiebeschrijvingen en
waarderingen worden opgesteld. Er zijn vier functiebeschrijvingen opgesteld voor
beleidsmedewerkers, die echter niet aan alle voorwaarden voldoen. Uit de
beschikbare functiebeschrijvingen blijkt onder andere niet dat in verband met de
vaststelling van de geldende salarisschaal een deugdelijke vergelijking heeft
plaatsgevonden met de voor het rijkspersoneel geldende normen. Tevens zijn er
functiebeschrijvingen opgesteld van de functies van de beleidsmedewerkers,
tevens bestuurders. Deze zijn echter in juli 2006 opgesteld, terwijl de personen
reeds in 2003 en 2004 in dienst zijn getreden. Voor de overige
(beleids)medewerkers geldt dat in strijd met het Rechtspositiebesluit geen
functiebeschrijving is opgesteld. Verder is niet voldaan aan artikel 84, vierde lid
RPB WPO/WEC die eiste dat de maximumschaal van een niet-normfunctie ten
hoogste schaal 13 kon zijn, terwijl hogere schalen zijn toegekend.
Toelichting:
Voor basisscholen zijn in het Rechtspositiebesluit WPO/WEC (hierna:
Rechtspositiebesluit) de gangbare normfuncties aangeduid. Het betreft hier
normfuncties voor onderwijsgevend personeel, onderwijsondersteunend personeel,
de directeur en de adjunct-directeur. De functie van beleidsmedewerker is echter
niet in het Rechtspositiebesluit als normfunctie aangeduid en kan niet gerangschikt
worden in de bestaande groep functies in de categorie `anders dan het geven van
onderwijs'.
Het Rechtspositiebesluit verzet zich niet tegen het creëren van deze zogenaamde
niet-normfuncties, maar als daartoe wordt overgegaan moet wel een aantal
voorschriften in acht worden genomen. Zo is in artikel 84, lid 4 van het
Rechtspositiebesluit bepaald dat een niet-normfunctie kan worden gecreëerd door
35
verzelfstandiging van taken behorend tot een normfunctie of door het
samenvoegen van taken behorend tot verschillende normfuncties tot één nieuwe
functie. Hetzelfde artikel schrijft voor dat het bevoegde gezag bij het creëren van
een niet-normfunctie een functiebeschrijving dient op te stellen, waarbij voor de
nieuwe functie de plaats in de organisatie wordt aangegeven. Tevens wordt de
maximumschaal aangegeven op basis van de aard en het niveau van de
werkzaamheden die in de functie zijn samengebracht, rekening houdend met de
voor het rijkspersoneel geldende normen en in samenhang met de formatie. Het
bevoegd gezag dient ten slotte ook aan te geven of de in het Rechtspositiebesluit
opgenomen voorschriften inzake de salariëring van directie, onderwijsgevend
personeel of onderwijsondersteunend personeel van toepassing zullen zijn.
Hoofdstuk 4 van dit besluit geeft vervolgens voorschriften voor het voeren van op
overeenstemming gericht overleg over het personeelsbeleid met de
personeelsorganisaties (decentraal georganiseerd overleg; DGO).
Het bestuur heeft in zijn reactie op het concept-rapport van het oriënterend
onderzoek aangegeven dat van drie beleidsmedewerkers, die zijn ingeschaald in
schaal 14, functiebeschrijvingen in oktober 2006 zijn ingeleverd bij het
administratiekantoor.
In zijn reactie van 12 april 2007 op vragen die bij het vervolgonderzoek zijn
gerezen heeft (de advocaat van) het bestuur over functiewaardering en
functiebeschrijvingen aangegeven dat in artikel C2 van de CAO voor het primair
onderwijs 2002-2004 is bepaald dat de functiewaardering pas definitief behoeft te
worden vastgesteld nadat de functionaris minimaal één en maximaal twee jaar
ervaring met de functie heeft opgedaan. Omdat de personen waarover werd
gerapporteerd alle niet langer dan twee jaar in dienst zijn geweest, zou
functiewaardering daarom niet nodig zijn. Van vier beleidsmedewerkers zijn
desalniettemin functiebeschrijvingen opgesteld en tezamen met de beantwoording
van de vragen toegestuurd.
De inspectie en auditdienst hebben kennis genomen van dit antwoord en de
functiebeschrijvingen, waarvan er drie, voor de beleidsmedewerkers die in dienst
waren gedurende 2006, op 25 januari 2006 zijn opgesteld. Zij merken daarbij op
dat deze functiebeschrijvingen zeer summier van aard zijn. Verder is aan twee
voorwaarden genoemd in het besluit niet voldaan; er is geen toestemming van de
personeelsvertegenwoordiging verkregen (althans deze is niet overlegd) en de
functiebeschrijvingen bevatten voor het vaststellen van de geldende salarisschaal
geen deugdelijke vergelijking met voor rijkspersoneel geldende normen.
Voor de andere in dit rapport genoemde medewerkers geldt dat geen
functiebeschrijvingen aanwezig zijn. In de reactie van 12 april 2007 wordt
betoogd dat dit ook niet nodig zou zijn. De inspectie en auditdienst delen deze
mening niet. Deze CAO-bepaling gold alleen voor een zittend personeelslid dat in
een nieuwe functie benoemd werd, gezien het vierde lid: "4. Een werknemer die
gedurende de in lid 3 genoemde periode deze functie vervult, wordt bezoldigd
overeenkomstig de voorlopig vastgestelde waardering en heeft recht op terugkeer
in de oorspronkelijke functie indien de werkgever besluit om de functie na deze
36
periode niet in het bestuursformatieplan op te nemen". Verder geeft de aanduiding
"definitief" aan dat er ook een voorlopige functiewaardering zou moeten zijn.
Als laatste gold o.g.v. artikel 84, vierde lid RPB WPO/WEC dat de maximumschaal
van een niet-normfunctie ten hoogste schaal 13 kon zijn, terwijl schaal 14 is
toegekend.
In zijn reactie van 9 mei 2007 heeft (de advocaat van) het bestuur het volgende
aangegeven: "Voor de functies van beide bestuursleden zijn functiebeschrijvingen
conform Fuwasys opgemaakt die als bijlagen 5 en 6 aan deze brief zijn
toegevoegd. De functies zijn in eerste aanleg gewaardeerd op schaal 10.
Uiteindelijk is gekozen voor aanstelling in schaal 8. Daarnaast is voor de
toegestane werktijdfactor 1,2 gekozen omdat betrokkenen de eigen ADV invulden
en ook overigens voor een groter aantal uren werkten dan de normbetrekking."
De inspectie en auditdienst wijzen erop dat de functiebeschrijvingen conform
Fuwasys die als bijlage 5 en 6 aan de reactie van (de advocaat van) het bestuur
zijn toegevoegd zijn opgesteld in juli 2006. De dienstverbanden met de secretaris
en de voorzitter zijn echter in januari 2004, respectievelijk augustus 2003
aangegaan. Dit betekent dat inschaling bij indiensttreding zonder waardering van
de functie heeft plaatsgevonden en dat salarisuitbetaling tot juli 2006 heeft
plaatsgevonden, zonder dat was voldaan aan de voorwaarden gesteld in het
Rechtspositiebesluit WPO/WEC.
3.3 Het leerlingenvervoer
Het leerlingenvervoer wordt voor beide scholen uitgevoerd door de Stichting
Leerlingenvervoer Zuid-Nederland (hierna: Stichting Leerlingenvervoer). De
voormalig secretaris van het bestuur van de SIS Helmond is de voorzitter van de
Stichting Leerlingenvervoer.
Voor het vervoer van leerlingen naar de gym- en zwemles, voor excursies,
schoolreisjes en incidenteel gebruik zijn de scholen aan de Stichting
Leerlingenvervoer, naar opgave van de Stichting, vergoedingen verschuldigd van
24.500 per kalenderjaar. Het bestuur van de scholen heeft in het jaar 2000 een
lening van 45.000 verstrekt aan de Stichting Leerlingvervoer. Daarnaast zijn in
de afgelopen jaren de onderhoudskosten van de busjes ten laste van de scholen
gefinancierd. Onlangs zijn de vergoedingen over de schooljaren 2000/01 tot en
met 2005/06 verrekend met de ten laste van de schoolrekening betaalde uitgaven
alsmede de verstrekte lening.
Uit informatie van de gemeente Roermond en de directeur van de school te
Roermond is gebleken dat voor de school te Roermond de gemeente het
leerlingenvervoer naar de gym- en zwemlessen heeft verzorgd. Voor de gemeente
Helmond blijkt dit niet het geval. Daar heeft de Stichting Leerlingenvervoer het
vervoer naar gym- en zwemlessen wel verzorgd.
Toelichting:
De secretaris van het bestuur is tevens voorzitter van de Stichting
Leerlingenvervoer die het vervoer van de leerlingen van de beide scholen verzorgt.
37
Uit het onderzoek bleek dat SIS Helmond in het jaar 2000 een lening van
45.000 aan de Stichting Leerlingenvervoer heeft verstrekt ter financiering van de
aanschaf van bussen, waarop nog niet is afgelost. Uit de financiële administratie
bleek voorts dat de kosten van onderhoud van de bussen ten laste van exploitatie
van de scholen zijn gebracht.
In het gesprek dat de inspectie en de auditdienst met twee van de bestuursleden
hebben gevoerd, gaven de bestuursleden aan dat de lening in principe in 5 jaar
dient te worden afgelost, maar dat de aflossing van de lening en de
onderhoudskosten nog dienen te worden verrekend met de kosten die Stichting
Leerlingenvervoer nog in rekening moet brengen aan de beide scholen voor het
vervoeren van leerlingen naar de gym- en zwemles, voor excursies, schoolreisjes
en incidenteel gebruik. De aan de scholen in rekening te brengen bedragen zijn
volgens het bestuur circa 12.250 per bus per jaar (het gaat om twee bussen).
In oktober 2006 heeft het bestuur het administratiekantoor de opdracht gegeven
over te gaan tot de financiële afwikkeling van het leerlingenvervoer over de jaren
2000 tot en met 2006. Deze verrekening heeft inmiddels plaatsgevonden binnen
de administratie van SIS Helmond. Aan de Stichting Leerlingenvervoer is als
sluitstuk van de verrekeningen een bedrag van circa 70.000 overgemaakt c.q.
zal overgemaakt worden.
De auditdienst heeft contact gehad met medewerkers van gemeente Roermond en
gemeente Helmond. De medewerker van gemeente Roermond stelde dat de
gemeente voor de school te Roermond het leerlingenvervoer naar de gym- en
zwemlessen verzorgt. De directeur van de school te Roermond heeft dit bevestigd.
De gemeente Helmond heeft verklaard het vervoer naar gym- en zwemlessen in
tegenstelling tot gemeente Roermond niet te verzorgen. Hierdoor is komen vast te
staan dat de busjes voor de school te Roermond slechts zijn gebruikt voor
incidenteel vervoer voor excursies en schoolreisjes.
In zijn reactie van 9 mei 2007 heeft (de advocaat van) het bestuur het volgende
aangegeven: "De Stichting volstaat voor wat betreft dit deelonderwerp naar de
reeds bij u bekende notitie die als bijlage 7 aan deze brief is toegevoegd".
De inspectie en auditdienst hebben van deze notitie reeds in een eerder stadium
kennis genomen.
3.4 Uitgaven die niet passen in het normale uitgavenpatroon van de scholen
gedurende de jaren 2002 tot en met 2006
De auditdienst heeft de bankrekeningen opgenomen in de (financiële) administratie
van de SIS Helmond over de jaren 2002 tot en met 2006 kritisch doorgelopen met
bijzondere aandacht voor het overmaken van gelden die niet passen in het normale
uitgavenpatroon van de school.
38
Er is voor zover wij hebben kunnen vaststellen geen sprake van gelden die niet
passen in het normale uitgavenpatroon van de school. Wel is in enkele gevallen
sprake van belangenverstrengeling. Het gaat daarbij om aankopen van goederen en
diensten door de scholen bij bedrijven die zijn gelieerd aan bestuursleden
(bijvoorbeeld de schoonmaak die wordt verricht door het bedrijf van de
penningmeester).
3.5 Inkomsten die minder gebruikelijk zijn voor scholen in het primair onderwijs
gedurende de jaren 2002 tot en met 2006
De auditdienst heeft vastgesteld dat in de financiële administratie van de SIS
Helmond in de jaren 2002 tot en met 2006 geen ontvangsten zijn aangetroffen die
minder gebruikelijk zijn voor scholen in het primair onderwijs.
3.6 Beeld over het financiële beheer van de stichting
Wij hebben bij ons onderzoek geconstateerd dat de SIS Helmond in de jaren 2002
tot en met 2004 nog niet beschikte over een goed werkend stelsel van
administratieve procedures en interne controles. Vanaf 2005 is verbetering
zichtbaar. Tot 2005 bestond er geen adequate (primaire) registratie en
goedkeuringsprocedure voor facturen, waardoor geen zicht op
betalingsverplichtingen bestond. Tot op heden vinden veel en relatief hoge
betalingen plaats via de schoolbankrekeningen (in feite kassen). Uitgaven en
verantwoording van deze uitgaven lopen niet altijd parallel waardoor voorschotten
open blijven staan en moeten worden afgeboekt. Hierbij gaat het om 24.000. De
laatste jaren gaat dat iets beter.
Toelichting:
De leden van het bestuur en beide directrices waren tot 2005 ieder afzonderlijk
bevoegd voor het autoriseren van betaalopdrachten. Vanaf 2005 was alleen de
voorzitter bevoegd betaalopdrachten te paraferen. De uitgebreide kring van
autorisatiebevoegden heeft er in de jaren 2002 tot en met 2004 toe geleid dat er
binnen de Stichting in beperkte mate zicht bestond op betalingsverplichtingen en
kwam het zeer regelmatig voor dat facturen zoek raakten waardoor herinneringen
van leveranciers of copie-nota's werden ingediend bij het administratiekantoor als
onderliggend document bij de betalingsopdracht. Hierbij kwam het ook voor dat
zowel de factuur als de betalingsherinnering werden ingediend. In de meeste
gevallen werd dit reeds door het administratiekantoor geconstateerd, zodat niet
dubbel werd betaald. Als dat wel gebeurde, stortte de leverancier het teveel
betaalde dikwijls terug. Wij hebben echter geconstateerd dat dit laatste in 2002
voor twee facturen van één leverancier, voor in totaal ruim 8.600, niet is
gebeurd (zowel de opdrachtbevestiging als de facturen zijn betaald). Het
administratiekantoor probeert deze onverschuldigd betaalde bedragen alsnog terug
te ontvangen.
39
Er gaat bij de SIS Helmond relatief veel per kas (schoolrekeningen) om. Er bestaan
geen heldere procedures voor kasverkeer en voor de uitbetaling en afrekening van
voorschotten, waardoor we hebben vastgesteld dat, zeker in de beginjaren,
voorschotten niet werden afgerekend en uiteindelijk werden afgeboekt ten laste
van het resultaat (voor in totaal 24.000). Verder hebben wij geconstateerd dat
relatief grote posten via de schoolrekening (in feite de kas) werden betaald.
3.7 Het functioneren van de medezeggenschapsraad
Uit het onderzoek dat de auditdienst en de inspectie op 18 januari 2007 instelden
op zowel de school in Helmond als die in Roermond, uit het onderzoek naar het
functioneren van de MR in Roermond dat op 15 maart 2007 plaats vond en uit de
gesprekken die op 27 maart 2007 met de teams van beide scholen zijn gevoerd,
komt naar voren dat er noch sprake is van functionerende
medezeggenschapsraden op beide scholen noch van een functionerende
gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Er zou sprake zijn van intimidatie.
Het bestuur ontkent dit. Dit punt wordt nog nader onderzocht.
Toelichting
Op de vraag van de auditdienst en de inspectie konden directeuren en teamleden:
· geen agenda's en verslagen van vergaderingen van MR of GMR
overleggen;
· niet aangeven bekend te zijn met het in artikel 8 voorgeschreven jaarlijkse
schriftelijke verslag van werkzaamheden waar alle bij de school
betrokkenen kennis van zouden moeten kunnen nemen;
· geen brieven overleggen waarin het bevoegd gezag om instemming of
advies vraagt aan de raden;
· niet aangeven welke teamleden en welke leden namens de ouders deel uit
maken van de MR, c.q. GMR;
· geen tijdstip noemen waarop de laatste jaren verkiezingen voor MR, c.q.
GMR plaats gehad zouden hebben.
Uit onderzoek en gesprekken kwam eerder een beeld naar voren dat wijst op
tegenwerking van het bevoegd gezag inzake het functioneren van de
medezeggenschapsraden die ongeveer zes jaar, c.q. vier jaar geleden zijn
ingesteld. Vragen om medewerking bij het opvullen van vacatures bij de
oudergeleding zijn door het bevoegd gezag niet gehonoreerd. Aan vragen van de
MR om samen met het bevoegd gezag te vergaderen over onderwerpen is,
ondanks de wettelijke verplichting daartoe in artikel 8 WMO, niet voldaan. Dat
geldt eveneens voor de herhaalde vragen om informatie. De raden die zijn
ingesteld hebben geen verdere legitimatie kunnen ontlenen aan nieuwe
verkiezingen. De raden zijn vanwege de wijze van functioneren en de opstelling
van het bestuur geconfronteerd met een verloop van leden, waarna niet door
nieuwe verkiezingen is voorzien in een aanvulling. Leraren gaven aan zich ook
onveilig te voelen om zich te melden als kandidaat voor de raad, omdat zij zagen
dat eerdere MR leden geïntimideerd werden door het bevoegd gezag. Daarmee is
door het bevoegd gezag niet voldaan aan het grondrecht van de medezeggenschap
zoals verwoord in artikel 3, waarin staat dat leden uit hoofde van hun
40
lidmaatschap van de raad niet mogen worden benadeeld in hun positie met
betrekking tot de school. Enkele personeelsleden hebben op persoonlijke titel wel
formatieplannen getekend, waardoor een schijn van functioneren van
medezeggenschap werd geschapen.
In zijn reactie van 9 mei 2007 heeft (de advocaat van) het bestuur het volgende
aangegeven: "Op beide scholen is een medezeggenschapsraad. Het feit waaruit
blijkt dat dezen ook functioneerden blijkt uit alle door hen getekende stukken,
waaronder o.a. de formatieplannen tot en met het schooljaar 2006/2007. Als
voorbeeld treft u in bijlage 8 aan het formatieplan schooljaar 2003/2004 dat mede
is ondertekend door het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad. Uit de
ondertekening blijkt tevens dat op dat moment mevrouw Seker en de heer Ölsen
zitting hadden in de raad.
Een GMR is er nog niet door allerlei andere zorgen zoals het voldoen aan de
stichtingsnorm in Roermond per uiterlijk 1 oktober 2006. Overigens kende de Wet
Medezeggenschap Onderwijs die tot 1 januari 2007 gold geen verplichting tot het
instellen van een GMR.
De Stichting wijst er tenslotte nog op dat de Inspectie in de jaren waarop dit
onderzoek betrekking heeft regelmatig bezoeken heeft afgelegd aan de scholen
van de Stichting. De Stichting acht het niet juist dat het nu van de ene dag op de
andere- op deze wijze wordt aangesproken op het door de Inspectie
veronderstelde disfunctioneren van de medezeggenschap. De Inspectie is namelijk
al jarenlang op de hoogte van de feiten, althans had daarvan ruimschoots op de
hoogte kunnen zijn".
Reactie auditdienst en inspectie: in de brief aan het bevoegd gezag (dd 5 april
2007) zijn de bevindingen t.a.v. het functioneren en de samenstelling van de
medezeggenschapsraad en gemeenschappelijke medezeggenschapsraad toegelicht.
Al eerder heeft de inspectie in de richting van het bevoegd gezag hierover
opmerkingen gemaakt:
· PKO-rapport 2003 Roermond: p.20, ouderbetrokkenheid: "Een ouderraad
is nog niet opgericht, een medezeggenschapsraad evenmin."
· (brief dd. 26-02-2004, in de context van kwaliteitszorg en de
totstandkoming van het schoolplan : "Het feit dat de school nog steeds
geen MR heeft, is hierin een complicerende factor." Tijdens het
schoolbezoek is deze conclusie mondeling toegelicht en onderbouwd.
· PKO-rapport Roermond 2004:
o P. 18: "... en is aangedrongen op goed overleg tussen de nieuwe
medezeggenschapsraad en het bevoegd gezag.." Dit omdat de
feitelijke situatie zodanig was dat er getwijfeld moest worden aan
het goed overleg tussen bevoegd gezag en MR
o p. 23 derde afspraak: "Directie past het schoolplan aan, ..., Tevens
wordt het document voorzien van de wettelijke eisen inzake
goedkeuring door het bevoegd gezag en instemming door de
medezeggenschapsraad."
41
3.8 Conclusie
Uit bovenstaande komen de volgende twee zaken naar voren:
1. Auditdienst en inspectie hebben vastgesteld dat op meerdere momenten
naast de twee directeuren van de scholen zes of meer personen in dienst
waren als beleidsmedewerker, c.q. bezoldigd bestuurder. Het grote aantal
personen dat dit betreft, de hoge betrekkingsomvang van vaak 48 uren en
de vaak hoge schalen (onder andere de schalen 14 en 15) waarin deze
personen werden ingeschaald, staan in geen enkele verhouding tot de
werkzaamheden die passen bij een bestuur met twee relatief kleine
basisscholen. De aanstelling van deze personen heeft ertoe geleid dat
langdurig en systematisch middelen onttrokken zijn aan de scholen die
bedoeld waren voor inzet van voldoende onderwijzend en
onderwijsondersteunend personeel en voor het scheppen van adequate
materiële voorzieningen.
2. Het bestuur heeft gewerkt in een bestuurscultuur waarin transparantie en
toezicht ontbraken. Bestuurders hadden door hun dienstverband (voorzitter
en secretaris) of doordat hun bedrijf diensten uitvoerde voor de scholen
(penningmeester) een te grote vermenging met hun persoonlijke belangen
om als goed bestuurder te kunnen toezien op het bestuursbeleid. Waar
toezicht door het bestuur ontbrak, kon dat echter ook niet worden
aangevuld door toezicht vanuit MR of GMR. Door de niet functionerende
medezeggenschapsraden en door het ontbreken van een GMR kon ook
door die raden geen controle op bestuursbeleid worden uitgevoerd. Het
bestuur heeft aangegeven zich niet te herkennen in de door de inspectie
opgetekende sfeer van intimidatie. De inspectie acht een tekortschietende
sociale veiligheid een risico voor de onderwijskwaliteit en vindt het daarom
noodzakelijk een uitgebreider onderzoek te doen naar de sociale veiligheid
op de scholen in Helmond en Roermond. Dat onderzoek zal op zo kort
mogelijke termijn worden uitgevoerd.
3.9 Hoor en wederhoor
De conceptversie van dit rapport is voorgelegd aan het bestuur van de school.
Het bestuur heeft gereageerd op het concept-rapport met een brief d.d 9 mei
2007. Op grond hiervan is het rapport op enkele punten aangepast.
Tot het geven van toelichtingen zijn wij altijd bereid.
Bijlage
42
Overzicht dienstverbanden
43