099 - De strafbaarheid van dwang en misleiding
Datum: 25 september 2007
Aanrandingen en verkrachtingen vinden doorgaans plaats door middel van
geweld en bedreiging, en dus onder dwang. Maar hoe zit het als het
slachtoffer door misleiding werd bewogen de seksuele handelingen toe
te staan? Bijvoorbeeld door iemand die zich uitgeeft voor arts en
verklaart dat de handelingen medisch noodzakelijk zijn? Of iemand die
zich 's nachts in het donker voordoet als de partner, maar dat niet
is? Kai Lindenberg analyseerde onder meer de wettelijke
delictsomschrijving van aanranding en verkrachting. Een van de
uitkomsten van zijn onderzoek is dat daders van seksuele misleiding in
veel gevallen vrijuit gaan, omdat deze beïnvloedingsvorm onvoldoende
door de strafwet wordt gedekt.
Veel belangrijke strafbaarstellingen bevatten het werkwoord `dwingen',
zoals mensenhandel, afpersing, chantage, aanranding en verkrachting.
Ook kent het Wetboek van Strafrecht het algemene delict `dwang' (art.
284 Sr). Lindenberg deed als eerste uitgebreid onderzoek naar de
inhoud en reikwijdte van `dwingen' als wetsterm.
Veel bescherming
Vergeleken met een aantal decennia geleden, bieden de huidige
strafbaarstellingen van verkrachting en aanranding betrekkelijk veel
bescherming. Dat komt voornamelijk doordat het er niet meer toe doet
hoe gedwongen wordt. Vroeger was juridisch alleen sprake van
verkrachting en aanranding als de dwang was uitgeoefend door geweld of
bedreiging met geweld.
Weerloosheid
Tegenwoordig is het zo dat de dader geen weerstand hoeft te hebben
overwonnen om als verkrachter of aanrander te worden aangemerkt,
concludeert Lindenberg. Ter illustratie: wanneer een vrouw in een
overvolle treincoupé door een man onzedelijk wordt betast, is voor het
delict aanranding nu voldoende dat de vrouw zich niet kon verweren.
Niet is nodig, dat haar weerloosheid door de dader werd veroorzaakt.
Nog een manco
Volgens Lindenberg vertoont de behandeling van de zedendelicten op één
punt nog wel een groot manco. Er is geen strafbepaling die afdoende
beschermt tegen de hierboven genoemde seksuele misleiding. Alleen
gevallen waarin sprake is van dwang zijn strafbaar onder de noemer
verkrachting of aanranding. Als het slachtoffer ten gevolge van
misleiding welwillend meewerkt, is geen sprake van dwang.
Ruime uitleg
Bij het eerdergenoemde algemene delict `dwang' (art. 284 Sr) komt
Lindenberg tot de slotsom dat dit artikel juist veel te ruim wordt
uitgelegd door de rechter. De maatschappij is weliswaar gebaat bij een
algemene strafbaarstelling van dwang, maar deze moet niet te ver gaan.
De maatschappij is immers evengoed gebaat bij het recht om te dwingen.
Denk bijvoorbeeld aan het recht om iemand te dwingen tot betaling van
een factuur door te dreigen met een rechtszaak.
Nieuw evenwicht
De rechter moet dus opnieuw het evenwicht bepalen tussen het recht om
te dwingen en het recht om niet gedwongen te worden. Dat evenwicht is
ook volgens Lindenberg niet altijd eenvoudig te vinden. Is het
strafwaardig wanneer een profvoetbalclub aan zijn speler te kennen
geeft: of je tekent bij, of je zit op de bank? Is het strafwaardig
wanneer een multinational een kleine onderneming wil overnemen en
daarvoor een bespottelijk lage prijs biedt, maar aan de ondernemer te
kennen geeft: `Als je niet voor die prijs verkoopt, gaan we naast je
bouwen. Dan ben je je omzet ook kwijt.'? De rechter zal zich dus voor
moeilijke gevallen gesteld zien.
Curriculum vitae
Kai Lindenberg (V.S., 1972) studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit
Groningen (cum laude). Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij de
vakgroep Strafrecht en Criminologie. Sinds 2006 is hij werkzaam als
universitair docent bij de vakgroep Algemene Rechtswetenschap. Hij
promoveert bij prof.mr. D.H. de Jong. De titel van zijn proefschrift
is: Strafbare dwang . Over het bestanddeel 'dwingen' en
strafbaarstelling van dwang in het bijzonder art. 284 Sr.
Noot voor de pers
Meer informatie: mr K.K. Lindenberg, tel. 050-363 8065, e-mail:
k.k.lindenberg@rug.nl
Rijksuniversiteit Groningen