Kamerbrief inzake de periodieke stand van zaken over Afghanistan (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/brievenparlement,2007/09/Kamerbrief-inzake-de-periodieke-stand-van-zaken-ov.html) 24-09-2007 |
Samenvatting:
Inhoud:
Hierbij doen wij u toekomen de periodieke stand van zakenbrief over
Afghanistan. Als bijlage bij deze brief is het overzicht van de gebeurtenissen
bij Chora opgenomen, zoals is toegezegd tijdens de briefing op 25 juni jl. aan
de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie.
De minister van Buitenlandse Zaken,
drs. M.J.M. Verhagen
De minister van Defensie,
E. van Middelkoop
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
drs. A. G. Koenders
Bezoek minister-president Balkenende aan Afghanistan
Doel en belangrijkste resultaten
Op 11 september jl. bracht minister-president Balkenende een bezoek aan
Afghanistan ter ondersteuning van de Nederlandse diplomatieke-, militaire- en
ontwikkelingssinspanningen aldaar. Hij sprak onder meer met Nederlandse eenheden
en met president Karzai. Gedurende het gehele bezoek werd de premier vergezeld
door staatssecretaris van Defensie Van der Knaap. Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking Koenders nam ook deel aan het onderhoud met president
Karzai.
In zijn gesprekken met de eenheden zowel in Tarin Kowt, Kandahar als Kabul
benadrukte de minister-president de gronden van de Nederlandse aanwezigheid:
bevorderen van vrede, veiligheid, ontwikkeling en respect voor mensenrechten, en
bestrijden van terreur en extremisme. Tegelijkertijd stond hij stil bij diegenen
die in het afgelopen jaar hun leven hiervoor hebben gegeven. Hij sprak namens
het kabinet waardering uit voor alle inspanningen onder moeilijke omstandigheden
en verwees naar de nauwe verwevenheid van defensie, ontwikkelingssamenwerking en
diplomatie in de Nederlandse benadering.
Ook nam de minister-president in Tarin Kowt kennis van diverse werkzaamheden
van het Provinciaal Reconstructie Team (PRT). Hij sprak zowel met Afghaanse
leerlingen van een vakopleiding als met Afghaanse stamoudsten die in het
PRT-huis bijeen waren. Ook overlegde hij met de commandant van de Australische
taskforce, die onderdeel van de Task Force Uruzgan uitmaakt. De Afghaanse
gesprekspartners toonden zich positief over de Nederlandse inspanningen. ISAF
bracht volgens hen vrede in een turbulente provincie.
Gesprek met president Karzai
President Karzai onderstreepte tijdens zijn onderhoud met de
minister-president het belang dat de Afghaanse regering hecht aan de Nederlandse
inspanning in Afghanistan alsmede aan de voortzetting ervan na augustus 2008.
President Karzai sprak zijn medeleven uit met de nabestaanden van de Nederlandse
slachtoffers.
De minister-president onderstreepte de noodzaak tot versterking van het (civiel)
provinciaal bestuur in Uruzgan. Dat is de sleutel om voortgang te boeken: zowel
op het gebied van veiligheid als op het gebied van sociaal-economische
ontwikkeling. In dit kader noemde de minister-president het belang dat Nederland
hecht aan goede en integere overheidsfunctionarissen, zowel op centraal als op
provinciaal niveau. De minister-president benadrukte de noodzaak van de uitrol
van nationale (Afghaanse) ontwikkelingsprogramma's naar Uruzgan. Ook hield hij
een pleidooi voor een geïntegreerde uitvoering van de Afghaanse
anti-drugsstrategie. Ook de grote handelaren moeten worden aangepakt.
De minister-president herinnerde president Karzai aan de toezeggingen over
aantallen legereenheden en politie-agenten welke hij had gekregen tijdens zijn
laatste bezoek aan Afghanistan (augustus 2006). Karzai onderkende dat de
aantallen nog steeds achterbleven bij de voornemens, doch hij wees erop dat het
aantal Afghaanse militairen in Uruzgan stijgende is. Er werd afgesproken dat een
en ander verder zou worden uitgewerkt tussen de nieuw benoemde gouverneur (zie
hieronder), de Nederlandse Ambassadeur en de commandant van de Task Force
Uruzgan (TFU).
Bezoek minister Koenders aan Afghanistan
Doel en belangrijkste resultaten
Van 9 - 11 september 2007 bracht de minister voor Ontwikkelingssameenwerking
een bezoek aan Afghanistan. Het bezoek had tot doel de voortgang van de opbouw
vast te stellen en tevens de mogelijkheden voor verdere opbouw en ontwikkeling
te onderzoeken, vooral voor Uruzgan. Op 7 en 8 september bezocht de minister
Pakistan. Uw Kamer gaat daarover een separaat verslag toe.
Door het bezoek aan Afghanistan is voortgang geboekt bij de implementatie van
nationale programma's in Uruzgan. Zo werden er meerdere overeenkomsten gesloten
met de ministers van Onderwijs en Rurale Ontwikkeling. Ook werd overeenstemming
bereikt over de start van een belangrijk micro-kredietprogramma in de provincie.
Capaciteit en onveiligheid in delen van de provincie zijn belangrijke
knelpunten voor ontwikkeling in Uruzgan. In Afghanistan als geheel moet sprake
zijn van sterker Afghaans leiderschap en een sterkere VN-en EU-rol bij
donorcoordinatie in Afghanistan. Een ander belangrijk knelpunt bij ontwikkeling
is de papaverteelt.
Minister Koenders heeft bij Afghaanse en andere gesprekspartners aangedrongen
op capaciteitsversterking op provinciaal niveau, meer politie voor Uruzgan,
sterkere coördinatie op nationaal niveau en een evenwichtige strategie ter
bestrijding van de papaverteelt. Meer in het algemeen is het essentieel dat de
civiele kant van de internationale missie wordt versterkt. Vanzelfsprekend is de
Nederlandse regering bereid goede initiatieven op deze gebieden te ondersteunen.
De eerste stappen zijn reeds gezet om activiteiten op deze vlakken te
ontwikkelen, zoals de opzet van een politieschool in Uruzgan, de oprichting van
een comité in de Afghaanse ministerraad met een focus op Uruzgan en het zuiden
alsmede de ontwikkeling van capaciteitsopbouw door de Duitse
ontwikkelingsorganisatie GTZ (Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit).
Kort na de val van de Taliban was Nederland de belangrijkste pleitbezorger
van een sterk gecoördineerde hulparchitectuur. Nederland was een van de
drijvende krachten achter het Afghan Reconstruction Trust Fund en drong aan op
een sterke, leidende rol van de nationale overheid. Mede door onze aanwezigheid
in eerst Baghlan en daarna Uruzgan is echter duidelijk geworden dat niet alle
provincies van nationale programma's profiteren, ook al zijn de nationale
programma's verbeterd. Lobbyen, bijdragen aan capaciteitsopbouw en selectieve
ondersteuning door donoren kunnen helpen. Eerste successen worden geboekt met
het ministerie van Gezondheidszorg, het ministerie van Rurale Ontwikkeling en
het ministerie van Onderwijs.
De minister sprak ook met de commandant van ISAF, generaal McNeill. Minister
Koenders onderstreepte daarbij de zorgen omtrent burgerslachtoffers, de
3D-benadering en het belang van een evenwichtige en gelijkgestemde
drugsstrategie waarbij kleine boeren worden ontzien.
Wederopbouw Uruzgan
Het bezoek aan Uruzgan stond in het teken van het brengen van nationale
programma's naar de provincie. Samen met de Afghaanse minister van Onderwijs,
Atmar, sloot minister Koenders in Tarin Kowt overeenkomsten met leiders van
zogeheten school management committees uit diverse districten voor
Nederlandse steun van USD 3 miljoen voor de bouw van 41 scholen en de opleiding
van leraren en leraressen. Deze bijdrage is in het kader van de uitrol van het
nationale EQUIP programma van het ministerie van Onderwijs. Minister Atmar en
minister Koenders spraken enige vrouwelijke scholieren. De uitrol van EQUIP
leidt hopelijk tot een verbetering van de moeilijke positie van vrouwen in
Uruzgan. Tevens bezocht minister Koenders gouverneur Munib en het ziekenhuis van
Tarin Kowt waar met Nederlandse steun een vrouwenvleugel tot stand is gekomen.
Daarnaast sprak hij met dorpoudsten en bezocht hij een project op het gebied van
dorpsontwikkeling en infrastructuur.
In kamp Holland sprak minister Koenders met de commandant van de Task Force
Uruzgan en de commandant van het Provincial Reconstruction Team, evenals de
aanwezige BZ-medewerkers over de ontwikkelingen in Uruzgan. Hij was zeer onder
de indruk van de Nederlandse inzet onder moeilijke omstandigheden en van de
goede samenwerking. Ook besprak hij het door ontwikkelingssamenwerking
ondersteunde saffraanproject met steun van de Nederlandse onderneming GSE.
Minister Koenders pleitte voor een versterking van de civiele kant van de
missie.
In Kabul tekende minister Koenders twee contracten voor
ontwikkelingsactiviteiten in Uruzgan. Met de Wereldbank en minister Zia van
Rurale Ontwikkeling werd een microkredietprogramma voor Uruzgan overeengekomen
ter waarde van USD 7,8 miljoen. Dit programma wordt uitgevoerd door de
'World Organization of Cooperative Credit Unions' (WOCCU). De Canadese
ambassadeur Lalani was aanwezig, aangezien Canada initiatiefnemer is van MISAF
(Microfinance Investment Support Facility for Afghanistan), het
koepelprogramma voor microkrediet in Afghanistan. Met UNDP tekende de minister
een contract ter waarde van USD 5 mln ter ondersteuning van programma's voor
Uruzgan van het ministerie van Rurale Ontwikkeling. Het gaat om het
'National Area-Based Development Programme', het 'National
Solidarity Programme' en het 'National Rural Access Programme'. De
ondertekening vond plaats in aanwezigheid van de nationale pers en kreeg brede
aandacht in de media.
Met Afghaanse NGO's die actief zijn in Uruzgan, discussieerde minister
Koenders in Kabul over de mogelijkheden voor ontwikkeling in de provincie. De
NGO's stelden dat onder bepaalde voorwaarden goed kon worden gewerkt in Uruzgan:
de lokale bevolking, hun formele en traditionele leiders en hun instituten
moeten betrokken zijn bij planning en uitvoering van activiteiten; er moet een
vertrouwensrelatie bestaan met de bevolking; de organisaties moeten duidelijke
resultaten kunnen leveren; en de NGO's moeten niet worden geïdentificeerd met de
militaire inzet. De meesten hadden goede relaties met de provinciale en
districtsautoriteiten en de traditionele overlegorganen. De organisaties gaven
uitleg over hoe zij opereren in instabiele gebieden waar de overheid en
militairen moeilijk kunnen opereren. De organisaties legden uit met welke
creatieve oplossingen zij werken om capaciteit te versterken en gekwalificeerd
personeel aan te trekken.
Minister Koenders verwelkomde in zijn gesprek met VN-vertegenwoordiger
Koenigs het benoemen van een UNAMA Head of Special Team voor Uruzgan
als eerste stap naar intensivering van de VN-inzet in Uruzgan, conform de
toezegging eerder dit jaar van de SGVN aan de minister-president. Hij heeft met
haar een eerste gesprek gevoerd.
Samenvattend concludeerde minister Koenders dat in Uruzgan een goed begin is
gemaakt, hetgeen zeker gezien de korte periode en de moeilijke omstandigheden,
een bijzondere prestatie is. Een combinatie van CIMIC en ontwikkelingsactiveiten
heeft tot op heden tot het volgende beeld geleid:
Basisgezondheidszorg is in zekere mate 'uitgerold' in vele delen van de
provincie dankzij een Nederlandse NGO en een lokale NGO (ADHS). Verdere uitrol
kan worden ondersteund. Op onderwijsgebied is sprake van meer potentieel, nu het
nationale programma EQUIP naar de provincie is gekomen. Ook andere projecten
staan op stapel. Recente subnationale consultaties moeten binnenkort leiden tot
een nationaal goedgekeurd provinciaal ontwikkelingsplan. De genoemde
overeenkomst met het ministerie voor rurale ontwikkeling kan helpen bij de
uitvoering. Een contract met de Duitse organisatie GTZ is eveneens in
voorbereiding voor rurale ontwikkeling, wegenbouw en capaciteitsopbouw. Het PRT
vervult inmiddels een zeer belangrijke rol om de overheid in Uruzgan te helpen
activiteiten op elkaar af te stemmen, inclusief het betrekken en aansporen van
de Provincial Development Council. Er is intensieve communicatie met de
vertegenwoordiger van USAID en de Australische Reconstruction Task Force alsmede
de door de VS opgezette politie monitoringteams.
Minder positief zijn de ontwikkelingen op het gebied van capaciteit van het
bestuur en drugs. Het bestuur in Uruzgan blijft zwak door gebrek aan capaciteit.
Een nieuwe gouverneur is benoemd (zie hieronder) en de hoop is dat deze sterkere
ondersteuning uit Kabul zal krijgen. Daar is de verantwoordelijkheid voor
provincies verschoven van het ministerie van Binnenlandse Zaken naar het kantoor
van de president, een potentieel goede ontwikkeling (zie hieronder).
Wederopbouw nationaal
In gesprekken in Kabul met minister Ahadi van Financiën, minister Atmar van
Onderwijs en minister Zia van Rurale Ontwikkeling werd gesproken over de
nationale ontwikkelingsstrategie. Ahadi hield een pleidooi voor centralisatie
van OS-gelden via de Afghaanse overheid. Dit zou de ontwikkelingseffectiviteit
verhogen. Voor decentralisatie van budgetten achtte hij de tijd nog niet rijp
gezien capaciteitsvraagstukken op provinciaal niveau. Minister Koenders tekende
aan dat een betere balans nodig is. Een provincie als Uruzgan heeft in de
praktijk een combinatie van nationale gelden en specifieke bijdragen nodig.
Minister Atmar van onderwijs en Zia van Rurale Ontwikkeling toonden zich ook
voorstander van een meer provinciale benadering (uiteraard ook binnen nationale
kaders).
Donororganisaties USAID, DFID, CIDA en AUSAID maakten zich, ook op een aantal
OS-dossiers, zorgen over het gebrek aan richting van de Afghaanse overheid.
Strategische keuzes werden onvoldoende gemaakt en de rol van de overheid in de
economie wordt bijvoorbeeld onvoldoende gedefinieerd. Er was enige zorg dat in
de aanloop naar de verkiezingen van 2009 de mogelijkheden voor de president en
de regering om belangrijke (en moeilijke) beslissingen door te voeren, minder
zal worden. Minister Koenders heeft daarbij fors aangedrongen op schoner
bestuur, mensenrechtenbescherming, intensivering van de strijd tegen corruptie
en een goede balans tussen de 3 D's.
De donorgemeenschap zal eenduidig moeten optreden. In overleggen met onder
meer SRSG Koenigs en IFI-directeuren McKechnie (Wereldbank) en Fawcett
(Aziatische Ontwikkelingsbank) werd gesproken over het verhogen van Afghaans
ownership, meer nadruk op goed bestuur en het versterken van het Afghaanse
overheidsapparaat (capaciteit en procesmatig).
In diverse gesprekken kwam aan de orde dat de bestrijding van drugs moet
worden toegespitst op grote handelaren en grote landeigenaren. Om deze aanpak
succesvol te laten verlopen is politieke wil van de Afghaanse overheid
noodzakelijk. Gezien het verband tussen 'insurgency' en opium diende
het Operatieplan van ISAF maximaal te worden benut, zonder dat ISAF zich met
verdelging gaat bezighouden. Minister Koenders drong aan op een gebalanceerde en
integrale strategie, met voldoende aandacht voor alternatieven voor boeren.
In gesprekken met Afghaanse parlementariërs, vertegenwoordigers van
ministeries en NGO-vertegenwoordigers werd aandacht besteed aan de uitdagingen
van goed bestuur, opbouw van de rechtstaat en de noodzaak van meer politie als
essentiële prioriteit.
Op het terrein van bestuur was algemeen de visie dat goede benoemingen
essentieel zijn voor de geloofwaardigheid van de regering voor de bevolking.
Gesprekspartners toonden zich positief over de nieuwe benoeming van een
minister voor decentraal bestuur op het paleis, Popal. Dienstverlening van de
overheid op onder meer het terrein van veiligheid, onderwijs, gezondheidszorg en
toegang tot (formele) rechtspraak is cruciaal. Daarbij is wel duidelijk dat veel
verschillende ideeën bestaan over de aanstaande beleidskeuzes die nodig zijn op
politiegebied. Een combinatie van meer Afghaanse legereenheden voor veiligheid,
en meer en beter (op)geleide agenten voor politietaken lijkt de beste weg.
Minister voor Parlementaire Aangelegenheden Farouq Wardak benadrukte dat de
relatie tussen parlement en regering verdere verbetering verdiende. Momenteel
loopt deze stroef, getuige ook de moties van wantrouwen aan het adres van enkele
ministers eerder deze zomer en de nog lopende kwestie van de amnestieresolutie.
Verder stelde hij dat m.b.t. de kwaliteit van de overheid zelf (zowel qua
ministersposten als gouverneursbenoemingen) ook nog een verbeteringsslag kon
worden gemaakt.
Onderminister van Justitie Hashimzai en voorzitter van de
mensenrechtencommissie Sima Samar waarschuwden voor het gebruik van informele en
traditionele rechtspraak. Momenteel wenden burgers zich vaak uitsluitend tot
deze vormen van rechtspraak vanwege het ontbreken van formele alternatieven en
capaciteit. Hierdoor lopen met name vrouwen grote risico's. Hashimzai stelde te
hopen dat de formele juridische strategie als basis voor het trustfund
in deze sector de komende maanden gereed zou zijn en daarmee de door minister
Koenders in Rome in juli jl. toegezegde bijdrage aan dit trustfund geë
ffectueerd zou kunnen worden.
Politiek
Mediawet
Het Afghaanse Hogerhuis heeft de ontwerp mediawet recentelijk doorverwezen
naar de commissie voor Religieuze en Culturele zaken van het Lagerhuis. Er
liggen verschillende wijzigingsvoorstellen voor waar de commissie zich over zal
buigen. Zo zou de minister voor Informatie en Cultuur graag meer controle willen
over de media door ondermeer de RTA (Radio Television Afghanistan) tot
staatsomroep om te vormen en te laten ressorteren onder zijn gezag. Ook zou de
minister volgens een voorstel voorzitter worden van de High Media Council met
toezichthoudende bevoegdheden over alle media. Gaat de Lagerhuiscommissie niet
akkoord met de aanpassingen, dan zal vervolgoverleg met het Hogerhuis nodig
zijn.
De internationale gemeenschap, inclusief de EU en Nederland, heeft in eerdere
stadia getracht het Hogerhuis ervan te overtuigen het oorspronkelijke
wetsvoorstel goed te keuren. Het is de verwachting dat behandeling van het
wetsvoorstel in de conservatieve commissie Religieuze en Culturele Zaken
negatieve gevolgen zal hebben voor de inhoud van de mediawet. Met EU-partners is
afgesproken de kwestie nauwlettend te blijven volgen en gezamenlijk druk te
blijven uitoefenen.
Verzoeningsprogramma
Het PTS-programma (program Takhem-e-Sohl) is het enige, werkbare en
aanvaardbare verzoeningssysteem in Afghanistan dat de steun heeft van de
Afghaanse regering en een aantal van onze belangrijke partners. Tot nu toe zijn
zo'n 3000 ex-Taliban onder dit programma verzoend met de regering. Het
PTS-programma wordt uitgedragen door middel van lokale kantoren verspreid over
het hele land, waar mensen zich kunnen aanmelden en vervolgens een reï
ntegratieprogramma doorlopen. Nederland hecht belang aan politieke verzoening
en duurzame reïntegratie van verzoende Taliban. Dit jaar draagt Nederland
¤ 175.000 bij aan het PTS-programma in Uruzgan.
Relatie Afghanistan-Pakistan
De relatie tussen Afghanistan en Pakistan blijft gespannen. Het ontbreekt
Pakistan aan vertrouwen in de Afghaanse overheid. De veiligheidssituatie in
zowel de Pakistaanse grensstreek als in sommige terugkeergebieden is slecht.
Sinds eind 2006 zijn er signalen dat Pakistan bereid zou zijn om actiever op te
treden tegen het Taliban leiderschap en met name tegen buitenlandse strijders op
Pakistaans grondgebied. De verwachting is dat er vanuit delen van de Pakistaanse
samenleving steun zal blijven bestaan voor de Taliban.
Conform gemaakte afspraken tijdens het bezoek van de presidenten Karzai en
Musharraf aan de VS eind september 2006, vond van 9 tot 12 augustus in Kabul een
Regionale Peace Jirga (vredesbijeenkomst) plaats met Afghaanse en Pakistaanse
stamhoofden. Ondanks de afwezigheid van de pro-Taliban stamoudsten uit
Waziristan, wordt de jirga gezien als een belangrijke eerste stap op weg naar
een diplomatieke oplossing van de grensoverschrijdende conflicten, iets waar
Pakistan zich altijd sterk voor heeft gemaakt. De slotverklaring bevat
beleidsvoornemens over onder meer terrorismebestrijding (geen vrijhavens aan
weerszijden van de grens), drugsbestrijding, grensverkeer en het belang van
terughoudendheid in kritische uitlatingen over de Afghaans-Pakistaanse
verhoudingen in het openbaar. Het stemde positief dat president Musharraf op de
laatste dag van de jirga aanwezig was. Een tweede jirga, op een later moment in
Pakistan, moet concretere resultaten opleveren. Het gevaar bestaat dat Pakistan
(voorlopig) weinig aandacht zal hebben voor dit proces vanwege de turbulente
verkiezingsperiode in dat land.
Afghaanse vluchtelingen in Pakistan
Zoals in eerdere brieven is vermeld, heeft Pakistan in december 2006
aangekondigd vier vluchtelingenkampen te zullen sluiten in 2007. Sluiting van
een eerste kamp is vreedzaam verlopen. Pakistan heeft zich wederom aan de
principes van vrijwillige, geleidelijke en veilige terugkeer gecommitteerd door
op 2 augustus 2007 akkoord te gaan met verlenging van de tripartite overeenkomst
terzake tussen UNHCR, Pakistan en Afghanistan.
Pakistan, Afghanistan en UNHCR waren oorspronkelijk overeengekomen om een
tweede vluchtelingenkamp, in Jalozai, per 31 augustus 2007 te sluiten. Een
terugkeer van vluchtelingen, met de winter in aantocht, kan echter humanitaire
problemen geven, vandaar dat UNHCR en de internationale gemeenschap bij de
Pakistaanse autoriteiten hebben aangedrongen op uitstel van sluiting tot
voorjaar 2008. Er zijn thans indicaties dat de sluiting inderdaad zal worden
uitgesteld. Dit is echter nog niet formeel door de Pakistaanse regering
bevestigd. Voor twee andere vluchtelingenkampen (in Balochistan) is er nog geen
indicatie voor sluiting en daar blijft het vooralsnog rustig.
Nederland ondersteunt het programma van UNHCR dat is gericht op de
vrijwillige terugkeer van Afghaanse vluchtelingen uit onder andere Pakistan naar
Afghanistan. In juni 2007 heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de
bijdrage aan het Afghanistan-programma van UNHCR voor 2007 verhoogd van ¤ 2
miljoen naar ¤ 3 miljoen. De minister voor Ontwikkelingssamenwerkinng heeft in
augustus 2007 tevens de bijdrage aan het World Food Programme (WFP) in
Afghanistan verhoogd van ¤ 1,5 miljoen naar ¤ 2,3 miljoen. n. Deze voedselhulp komt
ten goede aan de meest kwetsbare bevolkingsgroepen (met name vrouwen en
kinderen) in Afghanistan, waaronder teruggekeerde vluchtelingen en ontheemden,
slachtoffers van natuurrampen en inwoners van verafgelegen gebieden waar nog
immer voedselonzekerheid heerst.
Verhouding Kabul/Provincies
Op 30 augustus heeft president Karzai de aansturing van het provinciaal bestuur
gewijzigd. Volgens de president presteren de provinciebesturen nog onvoldoende
bij het brengen van orde, veiligheid en ontwikkeling. Dat werkt demoraliserend
bij de bevolking, zoals blijkt uit de hoge desertiecijfers onder lokaal geworven
politiemensen. Voortaan zullen de provinciale gouverneurs rechtstreeks onder het
gezag van de president vallen (via een apart Directoraat voor Lokaal Bestuur).
Deze verandering zal gepaard gaan met de vervanging van gouverneurs (zie ook
hieronder) en maatregelen om de gouverneurs meer financiële armslag te bieden.
De aankondigingen van Karzai zijn door de Internationale Gemeenschap in het
algemeen verwelkomd. Daadkrachtiger provinciaal bestuur en herkenbare Afghaanse
leiders bevorderen veiligheid en ontwikkeling, mits deze leiders voldoen aan de
gestelde regels van benoeming van (hoge) overheidsfunctionarissen.
Uruzgan
Op 12 september heeft president Karzai Assadullah Hamdam benoemd tot
gouverneur van Uruzgan. Hij is de opvolger van de heer Munib. De heer Hamdam is
een Pashtun en afkomstig uit de provincie Zabul. Hij is ingenieur en voormalig
legerinstructeur. Op 13 september had de Nederlandse Ambassadeur in Kabul een
kennismakingsgesprek met Hamdam. Deze stelde dat landbouwontwikkeling en de
tribale dialoog speerpunten zullen zijn van zijn beleid. Nederland zal met de
gouverneur samenwerken en ziet uit naar zijn concrete beleidsvoornemens en
beleidsdaden.
Verbetering van het bestuur is essentieel voor de wederopbouw van Uruzgan.
Het aantreden van de nieuwe gouverneur Assadullah Hamdam zorgt op dat punt voor
een nieuwe situatie. De effectiviteit van de nieuwe gouverneur hangt voor een
groot deel af van de steun die hij krijgt van de centrale regering. Daarnaast
zal ook een nieuwe gouverneur rekening moeten houden met de macht en invloed van
voormalig gouverneur Jan Mohammad Kahn.
Militair en veiligheid
Op 21 september is de soldaat Eerste Klas Tim Hoogland om het leven gekomen
tijdens een vuurgevecht vijf kilometer ten noorden van de Nederlandse basis bij
Deh Rawod. De Regering betuigt haar medeleven aan de nabestaanden van Tim
Hoogland.
Veiligheidssituatie (Zuid-)Afghanistan
Het aantal gewapende incidenten in de zuidelijke provincies is de afgelopen
periode toegenomen. De Taliban hebben het operationele tempo in het Zuiden
verhoogd en de effectiviteit van het optreden vergroot. Naarmate de winter
nadert zullen Taliban-activiteiten zich naar verwachting meer gaan richten op
het consolideren van hun posities.
Veiligheidssituatie Uruzgan
De afgelopen maanden is het aantal gewelddadige incidenten tegen ISAF en het
Afghaanse leger en de Afghaanse politie (samen de Afghan National Security
Forces, ofwel de ANSF) in Uruzgan gestegen. De Taliban richten zich steeds meer
op civiele instanties en konvooien, waarbij het gebruik van Improvised
Explosive Devices (IED, oftewel bermbommen) een stijgende lijn vertoont.
De situatie in Centraal-Uruzgan, met name in het noorden van het district
Chora, blijft gespannen. De afgelopen periode is de permanente aanwezigheid van
de Task Force Uruzgan in Chora afgebouwd ten gunste van de ANSF. De
benoeming van de nieuwe districtscommandant in Chora, Rozie Khan, heeft
positieve reacties opgeleverd bij een groot deel van de bevolking. De Taliban
blijven echter zeer actief in de regio en in de afgelopen periode zijn er een
groot aantal gevechtscontacten geweest tussen ANSF en de Taliban waarbij in veel
gevallen ook eenheden van de TFU betrokken zijn geweest. Tevens zijn door het
Taliban-offensief de stammentegenstellingen in de regio vergroot.
In het Dehrafshan-gebied tussen Tarin Kowt en de Baluchi-vallei heeft de TFU
veiligheidsoperaties uitgevoerd om de steun van de lokale bevolking te
(her)winnen. In vervolg daarop heeft het PRT opbouwactiviteiten in het gebied
uitgevoerd. Er wordt tevens gewerkt aan een grotere politiepresentie in dit
gebied. Het PRT heeft daartoe een geïntegreerd plan ontwikkeld voor
politiecheckpoints in het Dehrafshan gebied. Onlangs zijn er 30 extra
hulpagenten gestationeerd (Afghan National Auxiliary Police). De
Taliban zullen waarschijnlijk in de nabije toekomst in dit gebied aanwezig
blijven.
De veiligheidssituatie in West-Uruzgan is duidelijk verslechterd. De
bewegingsvrijheid die de Taliban in het noordwesten van Uruzgan en Noordelijk
Helmand hebben, heeft ook invloed op Deh Rawod. Het checkpoint bij Chutu ten
noorden van Deh Rawod is, na verscheidene keren te zijn aangevallen, verlaten.
De verplaatsing van Talibanstrijders naar dit gebied en de vermoedelijke
aanwezigheid van Taliban IED specialisten zijn indicaties dat de druk op het
district wordt opgevoerd. Ook de gouverneur maakt zich zorgen om de veiligheid
in Deh Rawod en rekent op de steun van ISAF. Ten tijde van schrijven van deze
brief zijn vanuit Kamp Holland door de TFU en het ANA versterkingen overgebracht
van Tarin Kowt naar Deh Rawod om de stabiliteit te herstellen. Tevens worden
twee pelotons in Nederland beschikbaar gehouden, teneinde deze indien
noodzakelijk snel tijdelijk in te kunnen zetten.
Hoofdkwartier ISAF in Kabul
Zoals in de brief aan uw Kamer van 21 december 2006 is gemeld (Kamerstuk
27925 nr 242), is het hoofdkwartier van ISAF in Kabul per 1 februari 2007
omgevormd tot een samengesteld hoofdkwartier. Dit betekent dat niet één land
voor een bepaalde periode de commandant en bijbehorende staf levert, maar dat
landen een vaste bijdrage leveren. Destijds is gesteld dat de permanente
Nederlandse bijdrage daardoor zal toenemen van 20 tot 40 personen. Daarnaast
zijn in Kabul BSB-persoonsbeveiligers gestationeerd voor de beveiliging van hoge
Nederlandse Navo-functionarissen..
Naast militairen die direct door ISAF-landen voor het hoofdkwartier worden
geleverd, wordt de kern van het hoofdkwartier telkens door één van de staande
Navo hoofdkwartieren geleverd. Op dit moment is dat het Allied Land Component
Command (ALCC) Heidelberg (van augustus 2007 tot februari 2008). Daar zijn op
reguliere basis ook Nederlandse militairen gestationeerd waarvan een deel nu ook
naar Afghanistan wordt uitgezonden. Op dit moment zijn er 23 Nederlandse
militairen vanuit Heidelberg gestationeerd in Kabul. Deze personen vallen buiten
de eerder aan de Tweede Kamer genoemde aantallen, aangezien zij niet onder
nationale verantwoordelijkheid worden ingezet. Momenteel is nog niet bekend welk
internationaal NAVO hoofdkwartier de rol van Heidelberg gaat overnemen. Hoe
groot de inbreng van Nederlandse militairen in de toekomst zal zijn is derhalve
nog niet met zekerheid vast te stellen. De Kamer zal hier tijdig over worden ge
ïnformeerd. De aan deze extra inzet verbonden kosten worden uit het
HGIS-budget gefinancierd.
NAVO Commando Kandahar
Op 1 augustus 2007 is het beheer van het vliegveld Kandahar formeel van
Amerikaanse in Navo-handen overgegaan. De eerste NAVO commandant van het
vliegveld Kandahar wordt ingevuld door een Engelse Air Commodore. Nederland
levert de plaatsvervangend commandant.
Inhuur Luchttransport
Op dit moment beschikt de NAVO in Afghanistan structureel over onvoldoende
militair luchttransport om aan alle vraag te kunnen voldoen. Om in de
Nederlandse luchttransportbehoefte te voorzien heeft Defensie een aantal civiele
vliegtuigen ingehuurd. Het betreft een De Havailland 7 (D-7) voor het vervoer
van personen en een Lockheed L100-30 (civiele C-130) voor het vervoer van vracht
en post. Dit toestel wordt samen met Australië geëxploiteerd. De contracten voor
deze toestellen lopen tot 1 augustus 2008. Het contract voor de huur van de
MI-26 helikopter, bedoeld voor de bevoorrading van Deh Rawod, is recent verlengd
tot en met december 2007. Al deze middelen worden ook aan bondgenoten
beschikbaar gesteld indien er ruimte en/of vlieguren beschikbaar zijn. De kosten
worden binnen de geldende ramingen van de missie geaccommodeerd.
Helikoptercapaciteit
Momenteel kan niet worden voorzien in de totale benodigde
helikoptercapaciteit van RC/S. Vooral op het gebied van transport is slechts 75%
van de behoefte ingevuld. De Verenigde Staten levert 16 gevecht- en
transporthelikopters en levert hiermee ongeveer 30% van de helikopterbehoefte
van ISAF Regional Command South (RC(S)). De VS heeft de inzet
van deze helikoptercapaciteit voor RC(S) verlengd tot 31 januari 2008. Een
mogelijke maatregel ter compensatie van het tekort aan transporthelikopters is
civiele inhuur. De NAVO werkt hiertoe momenteel een plan uit.
Een mogelijke optie voor het beperken van het ontstane tekort aan
gevechtshelikopters is een intensiever gebruik van fixed wing
gevechtsvliegtuigen. Hiervoor is echter wel een extra bijdrage van landen aan
ISAF vereist.
4e Brigade Afghan National Army
Deze zomer is besloten de nieuw opgerichte 4e Brigade van het Afghan
National Army (ANA) te ontplooien in Uruzgan. Hierdoor zal het aantal
beschikbare ANA eenheden geleidelijk worden uitgebreid. De eerste eenheden die
de komst van de brigade moeten voorbereiden zijn inmiddels in Uruzgan
gearriveerd. De komst van de brigade zal een belangrijke impuls geven aan het
versterken en uitbreiden van de Afghan Development Zones in Uruzgan.
Om een goede integratie met de TFU zeker te stellen heeft Nederland zijn OMLT
(Operational Mentoring and Liaison Teams, oftewel Nederlandse trainers
en mentoren) bijdrage voor de 4e Brigade uitgebreid met twee extra teams tot een
totaal van vier OMLT's. De verwachting is dat de verplaatsing van de 4e Brigade
naar Uruzgan in januari is afgerond, afhankelijk van de beschikbaarheid van
voldoende transportcapaciteit naar Tarin Kowt.
Stand van Zaken EUPOL
De Europese politiemissie in Afghanistan is op 17 juni 2007 van start gegaan.
De missie is bedoeld om de inspanning van de EU op het gebied van
politietraining te vergroten en de bijdragen van de EU-lidstaten te bundelen. De
Europese politiemissie is in korte tijd tot stand gebracht en kampt met een
aantal opstartproblemen. Deze hebben deels te maken met de logistieke uitdaging
van het opzetten van een dergelijke operatie in de Afghaanse context (ondermeer
de aanvoer van materieel; toepasbaarheid van Europese aanbestedingsregels),
deels met discontinuïteit in leiderschap (wisseling van commandant) en deels met
de juridische onderbouwing van samenwerking tussen o.a. EUPOL en EU enerzijds en
ISAF en PRT's anderzijds. Dit heeft ertoe geleid dat de EUPOL missie nog niet op
volle sterkte en nog niet volledig operationeel is.
Nederland zal de missie steunen met zeven personeelsleden van Koninklijke
Marechaussee en een gender specialiste van het Ministerie van Binnenlandse
zaken. Daarnaast wordt een Nederlandse financiële expert gefinancierd uit het
stabiliteitsfonds, vooral om een aantal financieel-administratieve knelpunten op
te lossen. De financiële expert en gender specialiste zullen worden toegevoegd
aan het EUPOL hoofdkwartier in Kabul; drie personeelsleden van de Koninklijke
Marechaussee worden te werk gesteld in Tarin Kowt en vier personeelsleden worden
te werk gesteld in Kandahar.
Nederland hecht aan een grotere presentie van de EU in Afghanistan en heeft
er vertrouwen in dat de missie, in nauwe samenwerking met de Afghaanse
autoriteiten, ISAF en de VS de komende maanden aan effectiviteit zal winnen. In
Europees kader zal Nederland aandringen op een snelle oplossing van genoemde
knelpunten en waar nodig assistentie bieden.
Afghan National Police Uruzgan
Tot op heden zijn in Uruzgan 965 agenten opgeleid van de Afghan National
Auxiliary Police (ANAP). Het verloop onder deze hulpagenten is echter groot
en wordt thans geschat op 40%. Dit verloop wordt voor een groot deel veroorzaakt
door het lage salaris en de slechte uitbetaling, maar ook door de risico's en
lage status van het werk. Dit geldt overigens niet alleen voor de hulpagenten
van de ANAP, maar tevens voor de reguliere ANP agenten.
De gebrekkige betaling werkt corruptie van de politie in de hand. Het komt
voor dat politiefunctionarissen hun salaris aanvullen door bijvoorbeeld '
tolgeld' te vragen of hun uitrusting te verkopen. Een positieve ontwikkeling is
dat recentelijk is besloten de salarissen van de reguliere politieagenten in de
lagere rangen met 30 dollar te verhogen tot USD 100 per maand.
Uitbetaling van salarissen verloopt echter moeizaam als gevolg van de
gebrekkige administratieve capaciteit binnen het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en de politie zelf, maar ook als gevolg van corruptie. Thans zijn
verschillende programma's gaande, o.a. opgezet door TFU en Combined Security
Transition Command - Afghanistan (CSTC-A) om de registratie van
politieagenten en de salarisadministratie te verbeteren en om corruptie terug te
dringen.
Civiel-militaire samenwerking
Uruzgan Algemeen
Het PRT, waar CIMIC een onderdeel van is, heeft zich in de afgelopen maanden
op een aantal hoofdpunten geconcentreerd:
CIMIC
CIMIC-functionarissen vervullen een belangrijke rol bij de contacten met de
lokale bevolking en de uitvoering van CIMIC-projecten. Ook dragen ze bij aan de
afstemming tussen het militaire en civiele deel van de missie. Naast de
reguliere CIMIC-functionarissen worden ook functioneel specialisten ingezet.
Functioneel specialisten zijn reserve-officieren die civiele kennis en ervaring
bezitten op een specifiek gebied. Sinds het begin van de missie zijn in Uruzgan
functioneel specialisten ingezet op de terreinen van gezondheidszorg, juridische
sector, landbouw, infrastructuur en irrigatie. Zij boden en bieden op deze
terreinen belangrijke technische ondersteuning aan CIMIC-projecten, de uitrol
van nationale programma's in Uruzgan en aan duurzame wederopbouwprogramma's.
De afgelopen periode heeft een geleidelijke stijging van belangstelling van
NGO's en andere hulporganisaties voor Uruzgan laten zien. Samen met de civiele
staf van het PRT onderhoudt CIMIC contacten met hen om ervoor te zorgen dat de
afstemming tussen militaire en civiele activiteiten optimaal verloopt. Tevens
heeft CIMIC ondersteuning verleend bij de voorbereiding van de Sub National
Consultations.
Vanwege het grote aantal CIMIC-projecten heeft de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking het budget voor CIMIC in Uruzgan onlangs verhoogd van
1 miljoen euro naar 2 miljoen euro (tot augustus 2008).
Chora
Het PRT houdt een sterke aanwezigheid in Chora. Samen met eenheden van de
battle group is een missieteam van het PRT aanwezig in Chora. Dit missieteam
onderhoudt nauwe contacten met het districtsbestuur en de lokale stamleiders. Om
het vertrouwen van de bevolking in de betrokkenheid van ISAF te bestendigen,
worden in samenwerking met het districtsbestuur en de lokale stamleiders diverse
CIMIC-projecten uitgevoerd. Deze projecten richten zich op basisvoorzieningen
zoals drinkwater, irrigatie en het herstellen van overheidsgebouwen. Het
drinkwaternet in Chora is weer operationeel door de plaatsing van een nieuwe
generator.
IDEA (International Development of Entrepreneurial Activities)
De private sector is voor een land in ontwikkeling van groot belang. IDEA is
een initiatief van Defensie en VNO-NCW en voorziet in de uitzending van
specialisten op het gebied van het Midden- en Kleinbedrijf. Om ook in Uruzgan de
bescheiden private sector te helpen ontwikkelen is sinds begin juni een
specialist van IDEA actief . Zijn taak bestaat uit het begeleiden en trainen van
ondernemers. IDEA gebruikt hiervoor de methodiek die is ontwikkeld door de
International Labour Organisation (ILO) waar het opleiden van Afghaanse trainers
centraal staat. Op die manier groeit de Afghaanse capaciteit om zichzelf te
ontwikkelen. Buiten het opleiden van Afghaanse trainers wordt ook de
mogelijkheid tot de opbouw van een Business Development Centre (BDC) onderzocht.
Dit BDC zal moeten gaan fungeren als kenniscentrum en ondersteuning aan
ondernemers bieden, zoals hulp bij het aanvragen van micro kredieten.
Drugs
De papaverteelt blijkt ook in 2007 omvangrijk. Het United Nations Office
on Drugs and Crime (UNODC) heeft op 27 augustus jl. in zijn jaarlijkse
rapport bekendgemaakt dat de opiumproductie in Afghanistan in het seizoen
2006-2007 met 34 procent is gestegen ten opzichte van het recordjaar 2006. Dit
jaar hielden 509.000 huishoudens zich bezig met opiumproductie, tegenover
448.000 huishoudens vorig jaar. Ruim 50 % van de Afghaanse papaver kwam dit jaar
uit de provincie Helmand, Uruzgan leverde 5%. Hoewel het areaal waarop papaver
in Uruzgan werd verbouwd licht daalde (-6%), is de opiumproductie door de
gunstige weersomstandigheden in de provincie niettemin met 74% gestegen.
Nu de stijging van de opiumproductie geheel voor rekening van de onveiligere,
maar relatief rijkere zuidelijke en oostelijke provincies komt, concludeert
UNODC dat opiumproductie niet zozeer geassocieerd moet worden met armoede, maar
eerder met instabiliteit. Opiumproductie is volgens UNODC omgekeerd evenredig
aan de kwaliteit van bestuur. Speciaal Vertegenwoordiger van de EU (EUSV) in
Afghanistan Vendrell stelt in reactie hierop dat de grote rol die de noordelijk
provincies spelen bij de productie van en handel in opium onderbelicht blijft in
het UNODC-rapport.
De Afghaanse nationale drugsstrategie, gericht op acht pijlers, wordt
gesteund door de internationale gemeenschap. Nederland en partners blijven
gecommitteerd aan een gebalanceerde uitvoering van deze strategie waarbij
aandacht wordt besteed aan o.a. voorlichting, alternatieve
bestaansmogelijkheden, verdelging en interdictie. Partners brengen evenwel eigen
accenten aan in de bijdrage aan de bestrijding van de papaverteelt.
Zo presenteerde het VK naar aanleiding van de publicatie van voornoemd
UNODC-rapport een nieuwe drugsstrategie, die zich met name richt op arrestatie
en strafrechtelijke vervolging van handelaren, effectieve voorlichting en
verdelging bij grootgrondbezitters (onder wie gouverneurs en
politiecommissarissen). Ook de VS heeft een nieuwe drugsbestrijdingsstrategie
gepresenteerd, waarbij de nadruk ligt op verdelging van de papaverteelt.
Doelstelling is om 25 % van de papaverteelt in 2008 te verdelgen. De VS sluit
niet uit dat in 2008 zou moeten worden overgegaan op grond- en luchtsproeien.
Nederland, net als diverse internationale partners, heeft zich altijd
tegenstander getoond van chemische verdelging. De Afghaanse regering heeft zich
recentelijk nog publiekelijk tegen luchtsproeien gekeerd.
Naast verdelging wordt in de VS-drugsstrategie overigens ook ingezet op
ontwikkeling van alternatieve inkomstenbronnen, interdictie, juridische
hervormingen en het bewerkstelligen van duurzame politieke wil voor de
bestrijding van drugs bij de Afghaanse overheid en internationale organisaties.
Voor boeren in Uruzgan is de overgang naar alternatieve vormen van
levensonderhoud van belang. Nederland zet daarom in Uruzgan primair in op
algemene armoedebestrijding. Het ontwikkelen van de landbouwsector is een
essentieel onderdeel hiervan. In dit kader financiert Nederland verschillende
projecten. Zo zijn zaden, fruitbomen en kunstmest uitgedeeld en is een
pilot gestart ten behoeve van de ontwikkeling van de saffraanteelt in
Uruzgan. Het pilotproject is een samenwerking tussen een Nederlands bedrijf,
Afghaanse NGO's en het Afghaanse ministerie van Landbouw. Elf Afghaanse
cursisten zijn getraind in het planten en verbouwen van saffraan. De elf
cursisten hebben op hun beurt inmiddels 125 boeren in de districten Tarin Kowt
en Deh Rawood getraind, waarna vervolgens ongeveer 25 hectare is beplant.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft tijdens zijn bezoek aan
Afghanistan een overeenkomst getekend met het ministerie voor Rehabilitatie en
Rurale Ontwikkeling (MRRD) ter hoogte van 5 miljoen dollar. Door deze
overeenkomst worden de programma's van het ministerie voor Rehabilitatie en
Rurale Ontwikkeling (MRRD) ondersteund. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan
plattelandsontwikkeling en opbouw van infrastructuur om de markttoegang te
verbeteren en de handel in Uruzgan te stimuleren. Ook door middel van de
uitvoering van het microkredietprogramma door de World Organization of
Cooperative Credit Unions (WOCCU) wordt boeren een kans geboden om over te
stappen op een legale en ook rendabele bestaansmogelijkheid.
Naast projecten gericht op rurale ontwikkeling zijn activiteiten uitgevoerd
om de bewustwording van de gevaren van drugsgebruik te vergroten. Zo besteedt
Radio Nawa door middel van het uitzenden van dramaseries aandacht aan de gevaren
van drugsgebruik. In Uruzgan wordt verder door het PEP-team (Poppy
Elimination Programme) aan kinderen voorlichting gegeven op scholen over de
consequenties van drugsgebruik.
Op het gebied van interdictie heeft Nederland de Afghaanse
Counter-Narcotics Police financieel ondersteund met de bouw, die voor
dit jaar staat gepland, van een kantoor in Uruzgan. De Nederlandse bijdrage
loopt via UNODC. Met de aanstelling van een nieuwe Directeur voor Counter
Narcotics is Uruzgan een van de veertien provincies geworden met een
dergelijke functionaris. Hij is belast met het ontwikkelen van een provinciaal
plan.
Bijlage
De verdediging van Chora, 16 tot 20 juni 2007
Inleiding
De Commandant der Strijdkrachten (CDS) en de minister van Defensie hebben de
Tweede Kamer 25 juni jl. in een briefing op de hoogte gesteld van de
gebeurtenissen in het Chora-district tussen 16 en 20 juni. Nederlandse en
Afghaanse troepen hebben in die dagen een grootscheepse aanval van
Taliban-strijders afgeslagen en hen uiteindelijk uit het gebied rondom Chora
verdreven. Gezien de omvang van de gevechten en, vooral, het feit dat er
burgerslachtoffers zijn gevallen, hebben civiele en militaire autoriteiten
onderzoeken naar de gebeurtenissen gelast. Het gaat om vier onderzoeken:
- Een operationeel verslag (after action report) van de
gebeurtenissen in Chora, in opdracht en ten behoeve van de CDS;
- Een onafhankelijk onderzoek, op verzoek van de Nederlandse regering, door
de United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA) samen met
de Afghan Independent Human Rights Commission (AIHRC);
- Een onderzoek door een Afghaanse commissie, ingesteld door president
Karzai, bestaande uit vertegenwoordigers van de ministeries van Binnenlandse
Zaken en Defensie, de nationale Veiligheidsraad (NDS) en leden van het Afghaanse
Lagerhuis, de Wolesi Jirga;
- Een onderzoek in opdracht en ten behoeve van de commandant van ISAF
(COMISAF).
Hieronder volgt een chronologisch overzicht van de gebeurtenissen in en
rondom Chora op basis van het operationele verslag van de CDS, aangevuld met
bevindingen en conclusies uit de andere rapporten. De gebeurtenissen
onderstrepen het belang van de standvastige houding van de Nederlandse
militairen ter plaatse en tonen eens te meer de dilemma's wanneer zij worden
geconfronteerd met tegenstanders voor wie de levens van Afghaanse burgers geen
waarde lijken te hebben. Het rapport van UNAMA/AIHRC wordt uw Kamer aangeboden
als bijlage bij deze brief. Het Afghaanse rapport is tot dusver niet openbaar
gemaakt. Wel heeft de Nederlandse ambassade in Kaboel inzage gehad in de
hoofdpunten uit dit rapport. De beide militaire verslagen zullen niet openbaar
worden gemaakt, om te voorkomen dat operationeel relevante informatie de
veiligheid van Nederlandse en Afghaanse militairen in gevaar brengt. De
militaire staven in Brussel, Den Haag en Kaboel zullen de verslagen gebruiken om
verdere operationele verbeteringen te bewerkstelligen, waarbij het vermijden van
burgerslachtoffers prioriteit heeft.
De gebeurtenissen bij Chora waren een belangrijk onderwerp van gesprek
tijdens het bezoek van de minister van Defensie van 5 tot en met 8 juli 2007 aan
Afghanistan. De minister heeft onder meer gesproken met president Karzai,
minister van Defensie Wardak, de commandant van ISAF generaal McNeill, de
commandant van ISAF Regional Command (South) generaal-majoor Page, en toenmalig
gouverneur Munib. Alle gesprekspartners uitten hun dank en waardering voor het
Nederlandse optreden. Minister Van Middelkoop heeft in Tarin Kowt uitvoerig met
de commandant van de TFU, kolonel van Griensven, gesproken en zijn waardering
uitgesproken voor de bijzondere prestatie die de Nederlandse militairen hebben
geleverd om Chora te behouden.
Aanloop
De MIVD beschikte sinds februari 2007 over aanwijzingen dat de Taliban een
aanval op het Chora-district voorbereidde. Het exacte moment waarop een aanval
zou plaatsvinden was echter niet te voorspellen. In reactie op de dreiging heeft
de commandant van de Taskforce Uruzgan (C-TFU), kolonel Van Griensven,
de Afghaanse autoriteiten herhaaldelijk verzocht de Afghaanse politie en het
Afghaanse leger - samen de Afghan National Security Forces (ANSF) - in
de regio te versterken. De autoriteiten waren hier echter nauwelijks toe in
staat. Met het oog op de toegenomen dreiging en de beperkte aanwezigheid van
ANSF heeft de TFU vanaf eind april troepen in Chora gestationeerd. De
mogelijkheden daartoe waren echter begrensd, omdat de overige inspanningen van
de TFU in de provincie niet te zeer konden worden beperkt. Van een omvangrijke
troepenmacht aan de zijde van ISAF was geen sprake.
Het rapport van de Afghaanse autoriteiten analyseert hoe de Taliban aan
kracht hebben kunnen winnen in Uruzgan en legt de verantwoordelijkheid daarvoor
vooral bij de lokale autoriteiten. Zo is de overheidspresentie op districts- en
dorpsniveau zwak, is het leiderschap gebrekkig en is er onvoldoende aandacht
voor de dialoog met de bevolking. Ook de Afghaanse veiligheidstroepen zijn zwak
en beschikken over onvoldoende materieel, aldus de commissie. Zij doet president
Karzai een aantal aanbevelingen om deze zwakke punten te verbeteren, onder meer
door het veiligheidsoverleg te institutionaliseren, door het overleg met
stamoudsten te intensiveren en door disciplinaire en beloningsmaatregelen voor
de politie en het leger te versterken. Wij onderschrijven deze aanbevelingen.
Het gebrek aan bestuurlijke capaciteit bij de Afghaanse autoriteiten belemmert
de duurzame ontwikkeling in Uruzgan.
Ook UNAMA en het AIHRC concluderen dat de Afghaanse autoriteiten in gebreke
zijn gebleven door de ANSF in Chora niet voldoende te versterken. Hierdoor bleef
het district kwetsbaar voor aanvallen van de Taliban. De onderzoekers plaatsen
vraagtekens bij het standpunt van ISAF om de eigen presentie in Chora niet
verder te vergroten om een Taliban-offensief te voorkomen. De C-TFU heeft
echter, zoals hierboven is weergegeven, wel degelijk besloten de ISAF-presentie
in het gebied uit te breiden. Tegelijkertijd moest hij echter voorkomen dat de
overige inspanningen van de TFU in de provincie voor langere tijd onder druk
zouden komen te staan.
Gebeurtenissen 16 - 20 juni
Op 16 juni voerde de Taliban vanuit het westen en oosten een gecoördineerde
aanval uit op de Chora-vallei. Een nauwkeurige schatting van het aantal
strijders dat zich in de regio bevond kan niet worden gemaakt. Op basis van de
beschikbare informatie kunnen (ten dele achteraf) schattingen worden gemaakt die
uiteenlopen van 300 á 350 strijders tot 800 á 1000 strijders. De Taliban is een
heterogene groepering met een mobiele kern waar lokale strijders zich vaak
tijdelijk bij aansluiten. Daarnaast is het terrein in en rondom Chora
onoverzichtelijk en vonden de acties voor een deel in het donker plaats.
Hierdoor is niet mogelijk te bepalen hoeveel Taliban er aan de aanval hebben
deelgenomen. De Talibanstrijders - volgens de Afghaanse overheid vooral
afkomstig uit de provincies Helmand, Kandahar en Zabul en het district Gizab in
noord Uruzgan - hebben bij deze aanval burgerobjecten niet ontzien en hebben
burgers geëxecuteerd. Dat blijkt uit de aangrijpende getuigenissen in het
rapport van UNAMA/AIHRC. Na zware gevechten moest de Afghan National
Police (ANP) tegen de avond van 16 juni de posten in het westen opgeven,
waarna alle eenheden van de TFU en de ANSF zich terugtrokken tot de omgeving van
het districtscentrum in Chora.
Er waren aanwijzingen dat het districtscentrum het aanvalsdoel was en de
invallende duisternis bood de Taliban de gelegenheid dichtbij te komen. De
inname van Chora zou de Taliban een groot psychologisch voordeel opleveren,
terwijl de opgave van Chora de geloofwaardigheid van ISAF en de Afghaanse
autoriteiten in Uruzgan op het spel zou zetten. Chora is ook een belangrijk
kruispunt van verbindingswegen van de Taliban in Uruzgan en daardoor van groot
belang voor hun bewegingsvrijheid. Daarnaast bestond het reële risico van meer
moorden door de Taliban onder de bevolking als de TFU zich zou terugtrekken. In
het licht van het bovenstaande is besloten dat Chora moest worden behouden. De
commandant van ISAF Regional Command South onderschreef expliciet (
'stand and fight') het besluit en zegde luchtsteun toe. C-TFU gaf
opdracht de burgerbevolking tijdig te waarschuwen en te allen tijde
proportionaliteit in acht te nemen.
Omdat de directe dreiging aanhield, besloot C-TFU de posities van de Taliban
te bestrijden met lucht- en vuursteun. Voorafgaand aan deze acties informeerde
C-TFU de Afghaanse autoriteiten, in het bijzonder de provinciale gouverneur, de
commandant van de politie in Uruzgan, de districtschef en het lokale stamhoofd.
Tevens verzocht hij hun de burgerbevolking zo spoedig mogelijk het gebied ten
westen van het districtscentrum te doen verlaten. Het rapport van UNAMA/AIHRC
maakt melding van de inspanningen van C-TFU om de Afghaanse autoriteiten te
waarschuwen en op 7 juli heeft ook president Karzai tegenover de minister van
Defensie zijn waardering uitgesproken voor de tijdige aankondiging en de
waarschuwingsmaatregelen. In de nacht van 16 op 17 juni namen vliegtuigen en
artillerie posities van de Taliban onder vuur en een opmars naar het
districtscentrum bleef uit.
De situatie rondom het districtscentrum was op 17 en 18 juni bedreigend maar
stabiel. Enerzijds waren de TFU en het Afghaanse leger (ANA) versterkt, al
controleerden zij nog steeds slechts een klein gebied rondom het
districtscentrum. De Taliban, anderzijds, leken niet in staat de aanval door te
zetten. Op maandag 18 juni besloot C-TFU om op dinsdag 19 juni een tegenaanval
in te zetten en zo de situatie van vóór 16 juni te herstellen. Het ANA heeft een
belangrijke rol bij deze tegenaanval gespeeld en een Afghaanse militie onder
leiding van voormalig politiecommandant Rosi Khan heeft de tegenaanval in het
oosten uitgevoerd. Deze aanval werd gecoördineerd met die van de TFU uitgevoerd.
Rosi Khan is in augustus door toenmalig gouverneur Munib tot District
Chief van Chora benoemd.
In antwoord op de vraag van het lid Poppe, gesteld tijdens de briefing aan de
Kamer van 25 juni, over de samenwerking met burgerwachten kan worden vermeld dat
burgerwachten geen georganiseerde groepen zijn, maar naar eeuwenoud gebruik in
(zuid) Afghanistan ad hoc door dorpsoudsten worden samengesteld. In voorkomend
geval melden lokale burgerwachten zich om uit zelfverdediging of ter verdediging
van stamgenoten de Taliban te bestrijden. Er kan begrip worden opgebracht voor
de inwoners van Chora die onder directe dreiging zichzelf en hun familie en
gemeenschap wilden beschermen. Deze groepen opereren niet onder commando van
ISAF en er is geen sprake van structurele samenwerking van ISAF met milities.
Vanwege de uitzonderlijke situatie rondom Chora heeft de compagniescommandant in
de ochtend van 18 juni de lokale autoriteiten geadviseerd om munitie aan burgers
te verschaffen.
Voorafgaand aan de aanval op 19 juni werd de bevolking opnieuw gewaarschuwd
(onder meer door middel van een geluidswagen) en opgeroepen het gebied te
verlaten. In de middag werden de door Taliban ingenomen politieposten heroverd
en door het ANA bezet en later die week konden ze weer worden overgedragen aan
de ANP. De omvang van de Nederlandse eenheden kon geleidelijk worden verminderd
tot de situatie vóór de aanval. Vier dagen na het conflict was de situatie
enigszins genormaliseerd en werden winkels en scholen in Chora weer geopend.
Inzet luchtwapen
Tijdens de operaties in Chora zijn vliegtuigen en helikopters ingezet om
grondtroepen te steunen. Doelwit waren gevechtsopstellingen en de commandoposten
van de Taliban. De gevechtsopstellingen bevonden zich zowel in de nabijheid van
quala's als in het open veld en in de bergen rondom Chora. De vliegers
onderhielden contact met een Joint Tactical Air Controller (JTAC) op de
grond die verantwoordelijk was voor het aanwijzen en vervolgens vrijgeven van
doelen. In alle gevallen heeft de commandant in Chora of een hogere commandant
de inzet goedgekeurd. Er is vrijwel uitsluitend gebruik gemaakt van geleide
bommen. Kleinere doelen, zoals voertuigen, werden bestookt met het boordkanon.
In het operationele verslag van de CDS en het rapport van COMISAF worden
geconcludeerd dat voor de inzet van vliegtuigen en helikopters in alle gevallen
de ISAF-procedures en regels zijn toegepast.
Vuursteun
Tijdens de operaties is ook gebruik gemaakt van vuursteun, o.a. geleverd door
de Pantserhouwitser (PZH). De PZH heeft in de nacht van 16 op 17 juni gedurende
ongeveer twee uur vooraf vastgestelde stellingen en vermoedelijke aanvoerlijnen
van de Taliban onder vuur genomen. De beschietingen waren bedoeld om te
verhinderen dat de Taliban naar het districtscentrum zou oprukken en zijn
uitgevoerd zonder dat de doelen onder directe waarneming lagen. Om het risico
van burgerslachtoffers en nevenschade te beperken, werd deze nacht op elk doel
slechts één granaat afgeschoten, terwijl het gebruikelijk is dat de artillerie
meer schoten op een doel afvuurt om de trefkans te vergroten. Het is echter niet
uit te sluiten dat er schade aan personen of huizen is ontstaan. Het rapport van
COMISAF stelt dat door het vuren van artillerie zonder directe waarneming op het
doel mogelijk niet afdoende onderscheid zou zijn gemaakt tussen militaire doelen
en civiele objecten. Dit aspect komt verderop, onder 'Juridisch kader'
uitgebreid aan de orde.
Vervolg
Na afloop van de gevechten heeft het Provinciaal Reconstructie Team (PRT)
vanaf 21 juni diverse missies in de regio uitgevoerd om noodhulp te verlenen, de
schade te identificeren en (eerste) herstelwerkzaamheden uit te voeren. Het PRT
heeft tot dusver $ 34.000 uitgekeerd voor het herstel van infrastructurele
schade. Nederland heeft daarvoor onmiddellijk een bedrag van 250.000 euro
beschikbaar gesteld, in overeenstemming met de aanbeveling van UNAMA en AIHRC.
Volgens Afghaans gebruik hebben de autoriteiten aan nabestaanden en gewonden
schadeloosstellingen uitgekeerd.
Het basic health centre in Chora is na de gevechten voorzien van
aanvullende medische voorraden en in het ziekenhuis op Kamp Holland is medische
hulp verleend aan gewonden. De hulp en nazorg zijn afgestemd op de inspanningen
van andere (Afghaanse) organisaties. Er zijn ook nieuwe ontwikkelingsprojecten
geïdentificeerd en lopende projecten op het gebied van bijvoorbeeld energie,
irrigatie en brug- en wegenbouw worden voortgezet.
Ook zijn er shura's gehouden om de relatie met de lokale bevolking te
onderhouden en om de behoeften en de mogelijkheden aan hulp in kaart te brengen.
De commandant van ISAF, generaal McNeill, commandant RC/South, generaal Page, en
de commandant van de TFU, kolonel Van Griensven, hadden kort na de
gebeurtenissen in Chora overleg met de stamhoofden en het districtbestuur. De
stamoudsten in het gebied spraken hun zorg uit over het grote aantal
burgerslachtoffers. Zij bleven echter onveranderd positief staan tegenover de
aanwezigheid van ISAF en zagen graag dat de provinciale autoriteiten hun positie
en gezag in het gebied versterkten. De steun voor de Taliban was nog steeds
beperkt. Hetzelfde beeld komt naar voren uit het onderzoek van UNAMA/AIHRC. De
TFU en Afghaanse veiligheidstroepen zijn nog steeds in Chora aanwezig.
Burgerslachtoffers
Als gevolg van de gevechtshandelingen zijn er slachtoffers onder de
burgerbevolking gevallen. Er zijn mensen vermoord door de Taliban, terwijl
anderen zijn omgekomen bij acties van ISAF tegen de Taliban. De gevechten vonden
ook plaats in bewoond gebied en met het oog daarop hebben de TFU en lokale
autoriteiten de bevolking herhaalde malen gewaarschuwd voor dreigend geweld en
hebben zij de mensen gemaand het gebied te verlaten. Een deel van de bevolking
heeft hieraan echter niet willen of kunnen voldoen.
Het aantal burgerslachtoffers is moeilijk vast te stellen. Er bestaat in
Uruzgan geen ordentelijke bevolkingsregistratie en doden worden in de
moslimgemeenschap binnen vierentwintig uur begraven. Op grond van informatie van
de medische posten in de omgeving en gesprekken met getuigen wordt geschat dat
er tussen de 50 en 100 burgers gewond zijn geraakt en tussen de 50 en 80 zijn
omgekomen. De opname- en ontslagregisters van de verschillende medische posten
in het gebied bevatten gegevens van in totaal 67 burgers die gewond zijn
geraakt, waarvan tien kinderen jonger dan 16 jaar, zesentwintig vrouwen en 31
mannen. De ernst van de verwondingen loopt uiteen en een aantal gewonden is
tijdens de opname overleden. Het is niet bekend hoeveel (licht)gewonde burgers
geen medische post bezocht hebben.
Uit hospitaalmeldingen en rapportages is gebleken dat de Taliban op brute
wijze burgers om het leven hebben gebracht. Er zijn diverse meldingen dat
burgers in brand zijn gestoken en dat mannen en vrouwen de keel werd
doorgesneden of werden doodgeschoten. Deze berichten zijn door lokale
stamhoofden bevestigd. Van ten minste vijftien doden is vastgesteld dat zij door
de Taliban om het leven zijn gebracht. Van de overige mannen, vrouwen en
kinderen, voor een groot deel afkomstig uit het dorp Qual-Eh-Ye-Ragh, is niet
met zekerheid vast te stellen of zij door toedoen van de Taliban of tijdens
acties van ISAF/ANSF zijn omgekomen.
Vast staat dat de Taliban zich bewust onder de burgerbevolking hebben begeven
om vervolgens een aanval van ISAF uit te lokken. Zij zijn huizen binnengevallen
om van daaruit de ANSF en de TFU te beschieten. Als een gebouw vervolgens door
ISAF is bestookt, is er een gerede kans dat behalve Taliban ook burgers zijn
geraakt. Als gevolg van deze wijze van opereren van de Taliban zijn door acties
van ISAF slachtoffers onder de burgerbevolking gevallen. Het Afghaanse rapport
concludeert dat er vooral slachtoffers te betreuren zijn als gevolg van het
optreden van de Taliban. De Afghaanse rapporteurs kunnen in algemene zin
instemmen met het optreden van ISAF en de wijze waarop ISAF de bevolking heeft
getracht te waarschuwen het gebied te verlaten vóór aanvang van de militaire
actie. Zij stellen dat een deel van de slachtoffers zélf heeft besloten geen
gehoor aan deze oproep te geven. De Afghaanse commissie oordeelt positief over
de wijze waarop ISAF de dialoog met leiders in het district heeft gevoerd.
Juridisch kader
De verschillende rapportages schetsen een stabiel beeld van de feitelijke
gebeurtenissen rondom Chora in de periode van 16 tot en met 20 juni. Volgens de
rapporten viel het besluit Chora te verdedigen binnen het mandaat van ISAF en
was het gebruik van geweld door ISAF toegestaan op grond van het recht op
zelfverdediging en de Rules of Engagement (ROE). Over de vraag of het
Nederlandse optreden steeds in overeenstemming is geweest met het oorlogsrecht,
neemt COMISAF op één punt een afwijkend standpunt in, namelijk de legitimiteit
van de inzet van de pantserhouwitser zonder waarneming. In zijn rapport stelt
hij dat de inzet van de artillerie zonder directe waarneming op het doel niet in
overeenstemming met het oorlogsrecht is geweest, omdat daardoor onvoldoende
onderscheid zou zijn gemaakt tussen militaire doelen en civiele objecten. Op
grond van de opvatting van de juridisch adviseur van de Navo onderschrijven
SACEUR en de secretaris-generaal van de Navo deze conclusie van COMISAF echter
niet.
Op grond van het recht op zelfverdediging konden, aldus het operationele
verslag van de CDS, alle noodzakelijke middelen worden ingezet, mits rekening
werd gehouden met de beginselen van het oorlogsrecht. Volgens het operationele
verslag heeft C-TFU inderdaad met deze beginselen rekening gehouden. Hij heeft
verschillende malen de bevolking laten waarschuwen voordat hij tot de inzet van
lucht- en vuursteun overging en hij heeft in alle gevallen rekening gehouden met
de beginselen van proportionaliteit, die vergen dat de inzet in verhouding moet
staan tot het nagestreefde doel. Uit het verslag blijkt voorts dat bij de inzet
van de artillerie in alle gevallen vooraf doelen zijn geïdentificeerd en dat met
voldoende zekerheid is vastgesteld dat het een militair doel betrof, zoals het
oorlogsrecht vereist. Ook SACEUR en de secretaris-generaal van de Navo komen tot
de conclusie dat de C-TFU aan zijn verplichtingen onder het oorlogsrecht heeft
voldaan. Zij komen tot deze conclusie op grond van het rapport van COMISAF. Het
rapport bevat volgens hen geen aanwijzingen dat C-TFU onjuist heeft gehandeld
binnen de kaders van het recht op zelfverdediging. Volgens SACEUR en de
secretaris-generaal van de Navo ondersteunt de feitelijke informatie in het
rapport van COMISAF diens conclusie dan ook niet dat het handelen van de C-TFU
indruiste tegen het oorlogsrecht.
Rapportages over gevechtscontacten worden altijd aan het Openbaar Ministerie
beschikbaar gesteld. Het operationele verslag is al in het bezit van het OM en
ook de overige documenten zullen beschikbaar worden gesteld.
De onderzoekers van UNAMA/AIHRC zijn kort in Uruzgan geweest en hebben hun
conclusies voorzichtig geformuleerd. Zij betreuren in hun rapport de dood van
zoveel burgers en stellen dat alles moet worden gedaan om herhaling te
voorkomen. Op grond van hun bevindingen achten zij ISAF, in tegenstelling tot de
Taliban, echter niet verantwoordelijk voor ernstige schendingen van het
oorlogsrecht. Zij oordelen dat de Nederlandse militairen onder moeilijke
omstandigheden de noodzakelijke maatregelen hebben genomen om de burgerbevolking
te waarschuwen het gebied te verlaten. Het rapport stelt dat de intensiteit van
het Taliban-offensief een snelle en krachtige reactie van ISAF vereiste om de
lokale bevolking te helpen het district te verdedigen. Gezien de beperkte
beschikbare middelen om de aanval te weerstaan en de noodzaak tot het weer onder
controle krijgen van het district, achten de onderzoekers de inzet van het
luchtwapen en de artillerie door ISAF rechtmatig en proportioneel. Wel bevelen
zij aan te onderzoeken of er voor ISAF in Afghanistan alternatieven zijn voor
het luchtwapen en de artillerie en of er maatregelen mogelijk zijn om het risico
van burgerslachtoffers verder te verkleinen. De regering en de Navo
onderschrijven deze aanbevelingen.
ISAF en het beperken van burgerslachtoffers
ISAF hecht er groot belang aan te vermijden dat er burgerslachtoffers vallen
bij operaties. Door het optreden van de Taliban worden burgers echter doelbewust
in gevaar gebracht en neemt het risico toe dat zij door acties van ISAF worden
getroffen. Naar aanleiding van enige rec
Ministerie van Buitenlandse Zaken