Kabinet: bij gewoon EU-verdrag hoort gewone goedkeuringsprocedure
Persbericht | 21-09-2007
De ministerraad stelt zich op het standpunt dat voor de ratificatie
van het EU-wijzigingsverdrag de normale goedkeuringsprocedure via de
Eerste en Tweede Kamer dient te worden gevolgd. In zijn advies stelt
de Raad van State vast dat het beoogde nieuwe verdrag zich kenmerkend
onderscheidt van het verworpen grondwettelijk verdrag. Daarbij stelt
de Raad van State dat de Nederlandse Grondwet een sluitend stelsel
bevat voor de goedkeuring van verdragen. Een referendum maakt daar
geen deel van uit. De Raad van State geeft aan dat een niet-bindend
referendum alleen kan worden toegevoegd aan de grondwettelijke
procedure als daarvoor een bijzondere rechtvaardiging is. Ter
beoordeling daarvan geeft de Raad van State vijf criteria. Toetsing
aan deze criteria levert naar de opvatting van het kabinet een
duidelijk antwoord op: een referendum is bij de goedkeuring van het
nieuwe verdrag niet het aangewezen instrument. Er is sprake van een
regulier verdrag in de traditie van Maastricht, Amsterdam en Nice.
Samen met het advies van de Raad van State zal het kabinet dit
standpunt in een nader rapport aanbieden aan de Eerste en Tweede
Kamer.
Na het akkoord op de Europese Raad van juni jongstleden heeft het
kabinet de Raad van State gevraagd om zijn oordeel over het karakter
van het beoogde nieuwe verdrag. Net als de inhoudelijke inzet van
Nederland bij de Europese onderhandelingen is dit overeengekomen in
het Coalitieakkoord. Woensdag 12 september heeft het kabinet het
advies van de Raad van State ontvangen. Hierin gaat de Raad in op
zowel het karakter van het verdrag als het verdere goedkeuringsproces.
De Raad van State concludeert dat "het voorgestelde Hervormingsverdrag
zich kenmerkend onderscheidt van het Verdrag tot vaststelling van een
Grondwet voor Europa." Voorts geeft de Raad van State vijf factoren
die in acht moeten worden genomen bij de toetsing of er een bijzondere
rechtvaardiging is voor het houden van een niet-bindend referendum.
Het kabinet heeft deze factoren meegewogen in zijn oordeel dat een
raadplegend referendum niet het aangewezen instrument is en dat het
verdrag via de normale procedure, die ook is gevolgd bij soortgelijke
verdragen als die van Amsterdam en Nice, kan worden goedgekeurd.
Drie argumenten hebben voor het kabinet een doorslaggevende rol
gespeeld. In de eerste plaats is het van belang dat het nieuwe verdrag
ontdaan is van ieder grondwettelijk karakter: het idee van één
geschreven Grondwet is losgelaten, het Handvest van de Grondrechten is
niet meer integraal opgenomen, de grenzen van de bevoegdheden van de
Europese Unie zijn nadrukkelijk gemarkeerd en de symbolen van Europese
eenwording zijn achterwege gebleven. Aan het nieuwe verdrag vallen,
anders dan het grondwettelijk verdrag, geen argumenten te ontlenen
voor een geleidelijke uitbouw van de EU in een meer statelijke of
federale zin, zo bevestigt de Raad van State.
In de tweede plaats is het kabinet van mening dat een referendum
waarbij één van de twee mogelijke uitslagen tot een onuitvoerbare
opdracht aan het kabinet zou leiden, niet geloofwaardig is. Na de
verwerping van het grondwettelijk verdrag door twee landen, hebben de
andere landen - die veelal het grondwettelijk verdrag al hadden
goedgekeurd - uiteindelijk en vaak met tegenzin ingestemd met nieuwe
onderhandelingen. Daarin heeft Nederland maximaal zijn zin gekregen.
Zes jaar na het begin van de besprekingen is iedereen ervan overtuigd
dat de verbeteringen aan het verdrag zo snel mogelijk moeten worden
ingevoerd. Nog eens heronderhandelen is een zeer onwaarschijnlijke
optie. Gelet op deze voorgeschiedenis is de kans zeer klein dat men
wederom bereid zou zijn tot heronderhandelingen.
In de derde plaats heeft het verloop van het vorige referendum
uitgewezen dat een niet-bindend referendum in de praktijk al snel een
bindend karakter krijgt. Verschillende fracties en individuele
kamerleden legden zich voorafgaand aan het referendum erop vast de
uitslag te respecteren, waarmee er geen reële mogelijkheid was van de
uitslag af te wijken. De Raad van State merkt in dit verband op: "Als
de regering of fracties in een Kamer te kennen geven de uitslag van
een referendum zonder meer te volgen, dan kan in die zin niet meer
worden gesproken van een niet-bindend referendum." Een bindend
referendum is niet mogelijk zonder wijziging van de Nederlandse
Grondwet.
Het kabinet is van mening dat het nieuwe verdrag recht doet aan de
zorgen en wensen van Nederlanders. Nederland heeft zich er succesvol
voor ingezet dat nationale parlementen meer greep krijgen op Europa.
Ook zijn de criteria voor toetreding van nieuwe landen in het nieuwe
verdrag verankerd. De bevoegdheden van de Unie zijn helderder
afgebakend. Duidelijk is vastgelegd waar Nederland zelf de regie
behoudt, zoals pensioenregelingen, het onderwijs en het woonbeleid.
Daar waar nodig, maakt het wijzigingsverdrag het mogelijk om
doelgerichter en efficiënter Europees samen te werken. Met deze
inhoudelijke verbeteringen is er volop recht gedaan aan het 'nee' van
2005.
Het kabinet wil verder met Europa. Grote vraagstukken van deze tijd
moeten worden aangepakt, zoals klimaatverandering, internationale
criminaliteit en terrorisme. Een beter werkend Europa is nodig, met
heldere afspraken, met meer democratie en meer slagvaardigheid. Daarom
is een vlotte goedkeuring van het wijzigingsverdrag van groot belang.
In deze overtuiging zal het kabinet in het parlement het debat aangaan
over zijn standpunt.
Regering.nl