Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200705165/2
Publicatie datum: woensdag 19 september 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Grondwaterwet
---
200705165/2.
Datum uitspraak: 19 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
, wonend te ,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 juni 2007 heeft verweerder aan
een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Grondwaterwet verleend
voor het tijdelijk onttrekken van grondwater ten behoeve van een
bouwputbemaling voor de aanleg van een kelder voor de nieuwbouw van
het 'Centrumplan IJsselmonde', gelegen tussen de Kruidentuin,
Palmentuin en Herenwaard te Rotterdam. Dit besluit is op 18 juni 2007
ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 19 juli 2007, bij de
Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 september
2007, waar verzoekers, vertegenwoordigd door , en
verweerder, vertegenwoordigd door mr. drs. A.L. Biemold en ing. C.C.L.
van der Pijl, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd
door , en het college van burgemeester en wethouders van
Rotterdam, vertegenwoordigd door A. Bos, ambtenaar van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekers betogen dat de berichtgeving van de aanvraag door
plaatsing van een advertentie in een huis-aan-huisblad niet duidelijk
genoeg was, omdat huis-aan-huisbladen niet altijd worden bezorgd.
2.2.1. Blijkens de stukken heeft verweerder voorafgaand aan de
terinzagelegging in het huis-aan-huisblad Havenloods/Zuid van 21 maart
2007 kennis gegeven van de aanvraag en van zijn voornemen de gevraagde
vergunning te verlenen. Niet is komen vast te staan dat de bezorging
van dit blad in het algemeen dusdanige gebreken vertoonde dat
verweerder het niet had mogen gebruiken als middel ter bekendmaking
van zijn officiële mededelingen.
2.3. Verzoekers stellen dat ten onrechte niet alle stukken ter inzage
hebben gelegen op de in de kennisgeving vermelde locatie in Rotterdam,
waaronder het rapport van Mos Grondmechanica B.V. (hierna: het rapport
van Mos).
2.3.1. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is niet
aannemelijk geworden dat het rapport van Mos of andere stukken die
redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het (ontwerp van
het te nemen) besluit niet ter inzage zijn gelegd tijdens de termijn
van terinzagelegging op de in de kennisgeving vermelde locatie in
Rotterdam.
2.4. Verzoekers vrezen voor schade aan hun woningen en tuinen door
zettingen als gevolg van de onttrekking.
2.4.1. In het rapport Mos is gesteld dat in de omgeving van de
onttrekking geen of zeer geringe zettingen als gevolg van de bemaling
worden verwacht, waarbij geen schade als gevolg van de zettingen wordt
verwacht, noch aan gebouwen noch aan landbouw, natuur of waardevolle
groenvoorzieningen. De Voorzitter ziet in hetgeen verzoekers hebben
aangevoerd vooralsnog geen redenen om aan de juistheid van deze
conclusie in het rapport te twijfelen, zodat in dit bezwaar geen
aanleiding wordt gezien om een voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Voor zover verzoekers aanvoeren dat het bestreden besluit niet
duidelijk is over de bestemming van het onttrokken water, overweegt de
Voorzitter dat het bestreden besluit alleen ziet op het tijdelijk
onttrekken van grondwater en niet op het af te voeren onttrokken
grondwater, zodat verweerder zich terecht op het standpunt heeft
gesteld dat of het onttrokken grondwater nu wordt geloosd op het
oppervlaktewater of op het riool, dit niet zal leiden tot wijzigingen
van de grondwateronttrekking en de effecten die deze onttrekking heeft
op de omgeving.
2.6. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het
verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als
Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van
Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Heijerman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2007
255-495.