18-09-2007
Hoofdlijnen Defensie Materieel Proces en Defensie
Materieelprojectenoverzicht
Ondertekenaar: Staatssecretaris C. van der Knaap
Hierbij bied ik u aan de brochure âHoofdlijnen van het Defensie
Materieel Procesâ. Daarnaast doe ik in deze brief een aantal
toezeggingen gestand die ik heb gedaan tijdens het overleg van 26 juni
jl. (Kamerstuk 27 830 nr. 44) met de vaste commissie voor Defensie
over het Defensie Materieel Proces (DMP).
Brochure âHoofdlijnen van het Defensie Materieel Procesâ
De brochure âHoofdlijnen van het Defensie Materieel Procesâ vervangt
de u op 8 juli 2002 toegezonden brochure over het DMP (kenmerk
def0200145). Het nieuwe document is toegespitst op de hoofdlijnen van
het aangepaste DMP en gaat onder meer uitvoerig in op de aspecten die
voor de informatievoorziening aan de Kamer van belang zijn.
Beleidsnota âWereldwijd dienstbaarâ
In het door u gevraagde âDefensie visiedocumentâ wordt voorzien door
de beleidsbrief âWereldwijd dienstbaarâ, die u als uitwerking van de
Hoofdlijnennotitie van 2 juli jl. samen met de Ontwerpbegroting 2008
is aangeboden. In deze beleidsbrief presenteert het huidige kabinet
zijn visie op het defensiebeleid van de komende jaren
Materieelprojectenoverzicht (MPO)
In het Materieelprojectenoverzicht wordt informatie gegeven over de
grotere materieelprojecten. Dit overzicht is opgesteld conform de
wensen van de Kamer met betrekking tot de informatievoorziening over
dit onderwerp. Het MPO kan vanaf heden op internet worden geraadpleegd
op www.defensie.nl/materieelprojecten.
Overige toezeggingen
In de brochure âHoofdlijnen van het DMPâ zijn enkele toezeggingen
verwerkt die tijdens het algemeen overleg van 26 juni jl. zijn gedaan.
Het onderscheid tussen strategische en niet-strategische projecten
wordt toegelicht, alsmede de wijze van informatievoorziening aan de
Tweede Kamer. Er wordt verder aandacht besteed aan de wijze waarop met
de wapenbeheersings- en wapenexportaspecten in het DMP wordt omgegaan.
Ook wordt de gang van zaken met betrekking tot het eventueel
combineren van de DMP-fasen beschreven. Ten slotte is ook de
opsplitsing van de evaluatiefase (DMP-E) in twee afzonderlijke
evaluatiemomenten in het DMP verwerkt.
Total Cost of Ownership (TCO)
Tijdens het algemeen overleg van 26 juni jl. heeft het lid Eijsink
gevraagd of Defensie bereid is de Algemene Rekenkamer regelmatig te
laten onderzoeken of de Total Cost of Ownership (TCO) van bepaalde
systemen overeenkomt met de geprognosticeerde TCO, en deze informatie
te koppelen aan het jaarlijks op te stellen MPO.
Defensie hanteert in het kader van het DMP niet het begrip Total Cost
of Ownership maar het synonieme begrip Life Cycle Cost (LCC) of
levensduurkosten. Investeringsbeslissingen worden mede gebaseerd op de
geraamde levensduurkosten, waartoe niet alleen de investeringskosten
behoren maar ook de kosten van exploitatie en afstoting. Defensie
streeft, met inachtneming van de gestelde eisen, naar zo laag
mogelijke levensduurkosten.
De ramingen van de levensduurkosten worden tijdens het gebruik
regelmatig geactualiseerd teneinde de begroting zo accuraat mogelijk
te houden. De voorziene levensduurkosten zijn niet alleen afhankelijk
van beslissingen die tijdens DMP-fasen worden genomen. Ook de wijze
waarop het materieel in de praktijk wordt gebruikt is van invloed.
Wijzigt het gebruiksprofiel wezenlijk, bijvoorbeeld door inzet in
Afghanistan in plaats van in Europa, dan kunnen de geactualiseerde
ramingen van de levensduurkosten fors gaan afwijken van de
aanvankelijk voorziene levensduurkosten. Met de ervaringen die hiermee
worden opgedaan wordt bij nieuwe en vervangingsinvesteringen in
defensiematerieel rekening gehouden.
Het MPO heeft betrekking op projecten in voorbereiding en projecten in
realisatie. In de gebruiksfase, die volgt op de realisatiefase, wordt
het betrokken materieel niet langer in het MPO vermeld. Het ligt naar
mijn mening dan ook niet voor de hand de informatie over
geactualiseerde levensduurkosten van in gebruik genomen materieel te
koppelen aan het MPO, aangezien het betrokken materieel daarin meestal
niet meer is opgenomen.
Indien de Algemene Rekenkamer een onderzoek zou willen instellen naar
de levensduurkosten, zal Defensie daaraan uiteraard volledige
medewerking verlenen. Een dergelijk onderzoek behoort naar mijn mening
overigens primair tot de taken van de Audit Dienst Defensie.
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Ministerie van Defensie