Amsterdam, 18 september 2007
Economen ABN AMRO: achterstandswijken niet alleen kansarm, maar ook
kansrijk!
Het is tijd voor een aanpak in het wijkenbeleid, waarin niet alleen de
problematiek, maar juist ook het potentieel in achterstandswijken
centraal staat. Dat stelt het Economisch Bureau van ABN AMRO in het
rapport
'Kijk op de Wijk: Kansarm of Kansrijk?' dat op Prinsjesdag is
aangeboden aan minister Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie in
Pulchri in Den Haag. Belangrijk in het rapport is de observatie dat
het zicht op de positieve aspecten van de culturele identiteit van
achterstandswijken de laatste jaren ten onrechte vertroebeld is. De
economen: 'Een hoog aantal niet-westerse inwoners is niet per se
onwenselijk. Sterker nog, de afwijkende culturele identiteit biedt
vaak ook volop kansen voor economische ontwikkeling. Veel wijken staan
als kansarm te boek, maar zijn in feite tevens als kansrijk te
beschouwen!'
Het rapport doet aanbevelingen op vier hoofdterreinen:1) de
ontplooiingskansen van de bevolking, 2) de fysieke omgeving, 3)
voorwaarden voor ondernemerschap en 4) sociale cohesie.
1. De grootschaligheid van scholen werkt te late probleemsignalering
en een hoge mate van anonimiteit in de hand en moet dus worden
teruggedrongen. Verder bestaat het hardnekkige (onjuiste) beeld dat
'witte' scholen beter zijn dan 'zwarte' scholen, omdat ze 'wit' zijn.
De oorzaak is echter vooral de sociaal zwakkere uitgangspositie van de
leerlingenpopulatie. Het financieren van scholen op basis van het
aantal leerlingen met een slechte uitgangspositie is echter niet
wenselijk. In plaats van achterstanden weg te werken, ontstaat
daardoor het risico dat scholen gericht achterstandsleerlingen gaan
werven. Als kinderen spijbelen of vroegtijdig hun school verlaten,
doordat hun ouders hun verantwoordelijkheden verzaken, zou de
kinderbijslag kunnen worden ingezet voor opvoedingsondersteuning.
Allochtone studenten moeten meer worden gemotiveerd zich in te zetten
voor huiswerkbegeleiding of mentoring. De sociale zekerheid moet
activerender worden, bijvoorbeeld door een leerwerkplicht voor
jongeren, zoals het kabinet die voorstelt.
2. De kunst is om degenen die erin slagen zich te ontplooien en zich
aan de armoede te ontworstelen voor de wijk te behouden. De kwaliteit
van de woonomgeving speelt daarbij een grote rol. De overheid moet
geen formuleoplossingen ontwikkelen, maar alle bij de wijk betrokken
partijen de mogelijkheid bieden om projecten te realiseren die bij hen
en de wijk passen. De eenzijdigheid van de omgeving moet worden
doorbroken door een evenwichtig aanbod van woningen, een gevarieerde
architectuur en een mix van voorzieningen. Het opkopen en goedkoop
doorverkopen van verloederde panden (klushuizen) blijkt kansen te
bieden voor creatievelingen. Van corporaties mag gevraagd worden dat
zij bijdragen aan de wijkaanpak, maar of Haagse belastingmaatregelen
verstandig zijn, valt te betwijfelen: een lokale aanpak is beter.
3. Stimulering van het ondernemerschap verschaft wijken niet alleen
meer economische dynamiek, maar kan ook allochtone jongeren en
werklozen perspectief bieden. Succesvolle etnische ondernemers kunnen
rolmodellen zijn voor kansarme jongeren. Dit potentieel wordt nog
onvoldoende benut. Daarom moet de kleine kredietverlening worden
verruimd via samenwerking tussen overheid, kredietverleners en ngo's.
Banken kunnen daarnaast ook een rol spelen door jonge ondernemers
(meer) te coachen. De laatste jaren wordt weer gepleit voor regelvrije
of kansenzones. Dat is echter niet verstandig: zulke zones werken
administratieve verplaatsingen en uitholling van andere wijken in de
hand en creeren nieuwe bureaucratie.
4. Een betrokken gemeenschap en hoge mate van sociale cohesie
bevorderen de leefbaarheid van de wijk. Dat vraagt om investeringen in
de sociale infrastructuur (zoals brede scholen en sport-,
podiumvoorzieningen) en het ondersteunen van verenigingen bij het
opzetten van hun bestuur/organisatie en het vergroten van de
vaardigheden van trainers en begeleiders in de omgang met vele
culturen. Ervaringen in het buitenland leren dat vrijwillige inzet van
mensen uit lagere sociale klassen weliswaar moeilijk, maar met actieve
(al dan niet materiele) prikkels wel degelijk is te organiseren.
Economisch Bureau: Wouter van Aggelen 020- 6287958, Nico Klene
020-6284204
ABN AMRO