* Algemene heffingskorting in 2008 toch indexeren
Deelnemen aan het arbeidsproces is belangrijk: als er meer mensen meer
uren werken, kunnen we de vergrijzing beter het hoofd bieden.
Daarnaast zorgt werken ervoor dat mensen met twee benen in de
samenleving staan. Daarom neemt dit kabinet verschillende maatregelen
om de arbeidsparticipatie te bevorderen, die voor een groot deel
worden uitgewerkt op fiscaal terrein. De belangrijkste wijzigingen
staan hieronder.
Stapsgewijs afschaffen van de uitbetaling algemene heffingskorting
Iedere belastingplichtige ontvangt de algemene heffingskorting, een
bedrag dat van de inkomstenbelasting kan worden afgetrokken. De
algemene heffingskorting is dus niet hoger dan de verschuldigde
inkomstenbelasting. Hierdoor kunnen niet of weinig verdienende
belastingplichtigen de algemene heffingskorting niet helemaal te gelde
maken. Dit geldt niet voor niet of weinig verdienende partners. In
zo'n geval wordt de heffingskorting uitbetaald aan de niet of weinig
verdienende partner. Hierdoor wordt deze partner niet geprikkeld om
(meer) te gaan werken. De uitbetaling van de heffingskorting aan de
niet of weinig verdienende partner wordt daarom stapsgewijs afgeschaft
(in 15 jaar, met 6 2/3% per jaar).
De maatregel gaat vanwege de uitvoerbaarheid in op 1 januari 2009. De
opbrengst loopt op tot structureel EUR 1,4 miljard per jaar vanaf
2036. Gezinnen met jonge kinderen (vijf jaar of jonger) zijn
uitgezonderd van deze maatregel. Tevens geldt er een uitzondering voor
degenen die voor 1 januari 1972 geboren zijn.
Versterking van de inkomensafhankelijke arbeidskorting
Aan de onderkant van de arbeidsmarkt is de armoedeval een belangrijk
probleem: de overgang van een uitkering naar laag betaald werk is niet
of nauwelijks lonend. Dit komt doordat bij betaald werk belastingen en
premies worden geheven en door het verlies van inkomensafhankelijke
aanspraken. Dit kan worden opgelost door de inkomensafhankelijkheid
van de arbeidskorting te verst erken. Het verschil tussen een
uitkering en loon uit laagbetaald werk wordt hierdoor groter, waardoor
werken financieel interessanter wordt.
In 2009 wordt de arbeidskorting voor personen met een inkomen tot
circa EUR 40.000 verhoogd met EUR 32 tot EUR 1.475. Hierbij wordt het
opbouwtraject van de arbeidskorting verlengd. Hierdoor daalt de
marginale druk op dit inkomenstraject met 12,6%. Daartegenover wordt
vanaf een inkomen vanaf circa EUR 40.000 de arbeidskorting met 1,25%
afgebouwd tot op het niveau van het huidige maximum van de
arbeidskorting. In 2010 stijgt de arbeidskorting verder tot EUR 1.505.
In 2011 wordt de arbeidskorting nog eens verhoogd tot EUR 1.565.
Versterking van de inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting
De huidige (aanvullende) combinatiekorting maakt het combineren van
arbeid en zorg voor kinderen financieel aantrekkelijker. De
combinatiekorting geldt voor mensen die meer dan EUR 4.542 verdienen
en een kind jonger dan 12 jaar hebben. Alleenstaanden en
belastingplichtigen die minder verdienen dan hun partner, krijgen
daarbovenop nog een aanvullende combinatiekorting. Dit vaste bedrag is
een goede prikkel om te gaan werken, maar biedt geen reden om méér te
gaan werken. Daarom wordt de inkomensafhankelijkheid van de
aanvullende combinatiekorting versterkt.
De aanvullende combinatiekorting loopt op met 3,1 % van het inkomen
boven de grens van EUR 4.542. Het maximum van de aanvullende
combinatiekorting wordt deze kabinetsperiode geleidelijk verhoogd. De
maximale inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting bedraagt
EUR 850 in 2009, EUR 985 in 2010 en EUR 1.570 euro in 2011.
Algemene heffingskorting in 2008 toch indexeren
Het bedrag van de algemene heffingskorting wordt elk jaar aangepast
aan de inflatie. In het Coalitieakkoord is afgesproken het bedrag van
de algemene heffingskorting niet te indexeren in de jaren 2008-2011.
In verband met het koopkrachtbeeld 2008 wordt de algemene
heffingskorting in 2008 toch geïndexeerd.
Zie ook
Zie het origineel
* Dossier Belastingplannen
* Laatst aangepast: 18-09-2007