Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200705586/1
Publicatie datum: vrijdag 14 september 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Delft
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Overige
---
200705586/1.
Datum uitspraak: 14 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
, gevestigd respectievelijk wonend te ,
en
het college van burgemeester en wethouders van Delft,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2007 heeft verweerder nadere eisen gesteld als
bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit
horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het
Besluit) met betrekking tot de , gelegen aan de
te .
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief van 3 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op
dezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2007,
waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. G.A. Schimmel, advocaat te
Woerden, en verweerder, vertegenwoordigd door A.J.A. Buijs, ambtenaar
van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het
Besluit, voor zover hier van belang, kan het bevoegd gezag nadere
eisen stellen met betrekking tot de in de bijlage opgenomen
voorschriften ten aanzien van geluid, voor zover dat in hoofdstuk 4
van die bijlage is aangegeven.
In voorschrift 1.1.1 van de bijlage van het Besluit, voor zover hier
van belang, is bepaald dat het equivalente geluidniveau, veroorzaakt
door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede
door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten, op
de gevel van woningen niet meer mag bedragen dan 50, 45 en 40 dB(A)
gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Ingevolge voorschrift 4.1.4 van de bijlage van het Besluit, voor zover
hier van belang, kan het bevoegd gezag, teneinde te bereiken dat aan
voorschrift 1.1.1 wordt voldaan nadere eisen stellen ten aanzien van
het aanbrengen van technische voorzieningen binnen de inrichting, de
periode van openstelling van de gehele inrichting of het in acht nemen
van gedragsregels die binnen de inrichting in acht moeten worden
genomen.
2.2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder ten aanzien van de
inrichting van verzoekers de volgende nadere eisen gesteld:
- sluiting voor bezoekers in de avond- en nachtperiode (19.00 - 07.00
uur);
- verbod op het ten gehore brengen van muziek in het bedrijf in de
avond- en nachtperiode (19.00 - 07.00 uur);
- een verbod op live muziek in het bedrijf;
- een geluidsbegrenzer afgesteld op 66 dB(A) op de in het bedrijf
aanwezige geluidsapparatuur;
- het gesloten houden van deuren en ramen tijdens het gehore brengen
van muziek.
2.3. De Voorzitter stelt gezien het verhandelde ter zitting vast dat
het belang van het verzoek vooral in de eerste twee nadere eisen is
gelegen; de sluiting en het verbod op muziek in de avond- en
nachtperiode.
2.3.1. Verzoekers betogen dat verweerder er ten onrechte aan voorbij
is gegaan dat in het kader van geluidreductie minder vergaande
maatregelen mogelijk zijn dan sluiting van hun bedrijf gedurende de
avond- en nachtperiode. Ook de maatregel dat in die periode de
geluidsinstallatie uitgeschakeld moet worden gehouden, achten
verzoekers disproportioneel. Daarbij wordt opgemerkt dat ook kan
worden voldaan aan voorschrift 1.1.1 van het Besluit, indien de
geluidsinstallatie binnen de inrichting zachter wordt gezet. Bovendien
wordt gewerkt aan de voorbereiding van een aantal geluidsisolerende
maatregelen, aldus verzoekers.
2.3.2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder een, in opdacht van
verzoekers, opgesteld akoestisch rapport van Peutz betrokken. Uit dat
rapport blijkt dat, teneinde te kunnen voldoen aan de geluidnormen als
opgenomen in voorschrift 1.1.1 van het Besluit, binnen de inrichting
maximaal 66 dB(A), 61 dB(A) en 56 dB(A) aan geluid mag worden
geproduceerd in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Volgens dat rapport brengt evenwel achtergrondmuziek reeds een
geluidniveau van 65 - 70 dB(A) met zich. Voorts is ter zitting
voorshands aannemelijk geworden dat de noodzakelijke geluidsruimte
voor de overige geluidsproductie vanwege de inrichting, waaronder het
stemgeluid, evenzeer groter zal zijn dan wat ten hoogste toelaatbaar
is. Voorshands acht de Voorzitter het dan ook aannemelijk dat zowel
muziek als de overige activiteiten binnen de inrichting zullen leiden
tot overschrijding van de geluidnormen voor de avond- en nachtperiode
als opgenomen in het Besluit. De Voorzitter ziet gelet hierop en bij
afweging van de in aanmerking te nemen belangen geen grond voor de
gevraagde schorsing.
2.4. Het voorgaande in aanmerking genomen, bestaat aanleiding het
verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. P.J. Blok, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Blok
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2007
428.