Beantwoording vragen van het lid Peters over de papaverteelt in Afghanistan
14-09-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de minister van Defensie, de
antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Peters
over de papaverteelt in Afghanistan. Deze vragen werden ingezonden op
23 juli 2007 met kenmerk 2060721780.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en
de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mede namens
de heer Van Middelkoop, minister van Defensie, op vragen van het lid
Peters (GroenLinks) over papaverteelt Afghanistan.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het 2007 World Drug Report van het UNODC
waarin wordt gemeld dat de papaverteelt in Afghanistan vorig jaar
dramatisch toenam, dat 92 procent van de wereldwijde illegale
opiumproductie in Afghanistan plaatsvindt, dat steeds grotere
hoeveelheden opium in Afghanistan zelf worden verwekt tot illegale
morfine en heroïne, en dat opium in Afghanistan eerder een
veiligheidsprobleem is dan een drugsprobleem? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het huidige Afghaanse antidrugsbeleid in het licht
van dit rapport? Bent u van mening dat het beleid heeft gefaald en/of
aangepast zou moeten worden? Waarom?
Antwoord
Nederland is voorstander van een evenwichtige uitvoering van de
Afghaanse nationale drugsstrategie. Alleen parallelle uitvoering van
activiteiten door de Afghaanse autoriteiten in samenwerking met de
internationale gemeenschap, zoals heldere informatiecampagnes over het
verbod dat rust op de papaverteelt, de ontwikkeling van alternatieve
bestaansmogelijkheden, versterking van de justitiële capaciteit
alsmede verdelging, kunnen de papaverteelt effectief inperken.
Verdelging in isolement is contraproductief. Het aanpakken van de
papaverteelt in Afghanistan is echter een proces van de lange adem.
Vraag 3
Wat betekent het rapport volgens u voor de veiligheid en stabiliteit
in Afghanistan, voor de positie van de Afghaanse overheid en voor
implementatie van de ISAF-missie? Deelt u de mening dat de opiumteelt,
drugsproductie en -handel één van de grootste bedreigingen vormen voor
de veiligheid en stabiliteit in Afghanistan en voor het welslagen van
ISAF?
Antwoord
Het rapport benadrukt de omvang van het drugsprobleem in Afghanistan
en onderstreept de noodzaak voor de Afghaanse autoriteiten om in
samenwerking met de internationale gemeenschap het drugsbeleid
evenwichtig en actief te implementeren.
Zoals het rapport terecht stelt, bestaat er een verband tussen het
gebrek aan veiligheid en de drugsproblematiek. Naarmate de provinciale
en nationale overheid meer invloed krijgt en het bestuur aan
legitimiteit en effectiviteit wint, zal de ruimte voor diegenen die
actief zijn in de drugshandel kleiner worden. De inzet van ISAF ter
ondersteuning van de Afghaanse regering en ter verbetering van de
veiligheidssituatie draagt daarmee ook bij aan de aanpak van de
drugsproblematiek.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de staande Afghaanse praktijk om in het kader van het
antidrugsbeleid zoveel mogelijk papaver te vernietigen, in het licht
van een rapport van de Defensie Commissie van het Britse Lagerhuis dat
signaleert dat het eradicatiebeleid faalt en heeft geleid tot een
alliantie van de Taliban met heroïnehandelaren, waardoor het leven van
ISAF-militairen extra gevaar loopt? 2)
Antwoord
Nederland is voorstander van een evenwichtige uitvoering van de
Afghaanse nationale drugsstrategie, gericht op de bekende acht
pijlers. Eradicatie is een onderdeel van deze strategie, maar mag niet
in isolement plaatsvinden. De Afghaanse regering dient zich, daarin
gesteund door de internationale gemeenschap, in te zetten voor zowel
de ontwikkeling van alternatieve inkomstenbronnen voor boeren,
verbetering van de infrastructuur en markttoegang als voor de aanpak
van de productie van heroïne, de drugshandel en corruptie.
Vraag 5
Klopt het dat in Uruzgan dit jaar alleen in de directe omgeving van
Tarin Kowt papaver is vernietigd, waarbij Nederlandse troepen
assistentie hebben verleend aan de Afghaanse verdelgingsteams? Welke
stammen zijn daadwerkelijk getroffen en welke inkomstenschade heeft de
eradicatie de in het getroffen gebied woonachtige bevolking
toegebracht? Heeft die bevolking alternatieve bronnen van inkomsten?
In hoeverre stroken uw antwoorden met de opmerking van de minister van
Buitenlandse Zaken tijdens het algemeen overleg d.d. 4 juli 2007 over
Afghanistan dat bij die vernietiging overeenkomstig de door de
Nederlandse gestelde voorwaarden kleine boeren zijn ontzien en alle
tribale stammen gelijkelijk zijn getroffen?
Antwoord
Nederland heeft, in lijn met de opmerkingen van de minister van
Buitenlandse Zaken tijdens het genoemde AO een aantal voorwaarden
gesteld aan de operatie van de Afghan Eradication Forces (AEF) om
destabilisatie te voorkomen:
1. Duidelijk dient uitgedragen te worden door de Afghaanse
autoriteiten dat het gaat om een besluit van de Afghaanse overheid
vallend binnen het bestaande drugsbeleid.
2. Beperkte inzet en zorgvuldige bepaling van het doelgebied en
alleen verdelging in het daarvoor aangewezen gebied.
3. Committering van Afghaanse overheid en internationale partners aan
korte en middellange termijn follow-up in de vorm van de genoemde
brede benadering.
Dit impliceert onder andere dat individuele stammen of clans niet
onevenredig zwaar worden getroffen, dat niet (chemisch) gesproeid mag
worden waardoor vruchtbare gronden die voor boeren onmisbaar zijn,
onbruikbaar worden en dat verdelging alleen mag plaatsvinden bij
boeren die, in verhouding tot de rest van de provincie, beschikken
over relatief goede toegang tot afzetmarkten, irrigatiewater en
zogenaamde 'double cropping' mogelijkheden.
De AEF heeft zich aan deze voorwaarden gehouden. Uiteindelijk heeft de
AEF in de periode van ontplooiing (26 april tot 11 mei jl) ongeveer 77
van de beoogde 2000 hectare aan papavervelden kunnen verdelgen.
Bovengenoemde voorwaarden zijn expliciet op ambtelijk en politiek
niveau gecommuniceerd aan onze partners, zowel op centraal als
provinciaal niveau.
Nederland is niet actief betrokken bij verdelgingsoperaties. Wel heeft
Nederland in ISAF verband op 29 april `in extremis' ondersteuning
verleend conform het ISAF-mandaat, nadat AEF onder vuur kwam te liggen
(zie ook onze voortgangsbrief Afghanistan van 20 juni 2007, uw kenmerk
27925 nr 254).
Vraag 6
Ziet u voor de NAVO een grotere rol weggelegd bij de bestrijding van
de papaverteelt in Afghanistan, bijvoorbeeld bij de vervolging van
drugshandelaren? Welke? Indien geen, waarom niet?
Antwoord
Ondersteuning van de Afghaanse regering op het gebied van
drugsbestrijding is expliciet in het mandaat van ISAF opgenomen.
Vervolging van drugshandelaren dient evenwel te geschieden door de
daarvoor aangewezen Afghaanse juridische instanties.
Vraag 7
Bent u op de hoogte van het rapport Poppy for Medicine van de
internationale denktank The Senlis Council, waarin geopperd wordt om
papaver in Afghanistan onder gecontroleerde omstandigheden te laten
verwerken tot legale pijnstillers zoals morfine, waaraan wereldwijd
een grote en onvervulde behoefte bestaat? 3)
Antwoord
Ja.
Vraag 8
Bent u van mening dat het terugdringen van de papaverteelt van
essentieel belang is voor de veiligheid en stabiliteit in Afghanistan?
Denkt u dat gecontroleerde teelt voor de productie van legale morfine
hieraan een bijdrage kan leveren? Zo neen, waarom niet?
Vraag 9
Deelt u de opvatting dat het nog jaren zal duren voordat algemene
plattelandsontwikkeling kan zorgen voor voldoende alternatieve
inkomstenbronnen voor Afghaanse boeren zodat zij de papaverproductie
kunnen staken? Denkt u dat gecontroleerde productie van legale morfine
een bijdrage zou kunnen leveren aan de plattelandsontwikkeling? Zo
neen, waarom niet?
Antwoord
Het terugdringen van de papaverteelt, onder andere door duurzame
plattelandsontwikkeling, zal inderdaad een positieve bijdrage leveren
aan de veiligheid en stabiliteit in Afghanistan. Dit betreft evenwel
een proces van vele jaren. Door te investeren in infrastructurele en
rurale ontwikkelingsprojecten, zoals de aanplant van fruitbomen en
saffraan, draagt Nederland actief aan deze ontwikkeling bij.
Evenals UNODC zijn wij van mening dat het Senlis-voorstel praktisch
onuitvoerbaar is, daar het Afghanistan momenteel ontbreekt aan
effectieve controlemechanismen om toe te zien op de naleving van de
gecontroleerde teelt van papaver ten behoeve van de productie van
morfine. Ook zou er, zeker gezien de explosieve groei van de
papaverteelt, een verkeerd signaal van uitgaan. Bovendien hebben de
Afghaanse regering en het Afghaanse parlement zich expliciet
uitgesproken tegen het legaliseren van de papaverteelt. De teelt van
papaver is en blijft dus verboden.
Vraag 10
Bent u ervan op de hoogte dat 80 procent van de wereldbevolking
nauwelijks toegang heeft tot essentiële pijnstillers zoals morfine en
codeïne, en dat de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) een campagne
voert om de toegang tot deze pijnstillers te vergroten? Ziet u
mogelijkheden om hieraan een bijdrage te leveren met gecontroleerde
productie in Afghanistan? Zo neen, waarom niet?
Vraag 11
Bent u bereid om een wetenschappelijk pilot onderzoek zoals bepleit
door de Senlis Council te steunen, mede in het licht van de plannen
van het Europees Parlement om een proefproject te steunen waarbij
mobiele laboratoria in Helmand en Kandahar worden neergezet? Zo neen,
waarom niet?
Antwoord
De International Narcotics Control Board (INCB) verklaarde in zijn
jaarrapport 2006 dat vanwege de overproductie van legale opiaten er
voor de komende twee jaar ruim voldoende pijnstillers voor handen
zijn. UNODC sluit zich overigens blijkens de Afghaanse drugsrapportage
bij deze stellingname aan.
Bovenstaande doet evenwel niet af aan het lovenswaardige voornemen van
de WHO om de toegang tot pijnstillers voor de wereldbevolking te
vergemakkelijken.
Niettemin blijven wij, evenals de Afghaanse regering, internationale
partners en instellingen, van mening dat het voorstel van de
Senlis-Council in de huidige Afghaanse situatie onuitvoerbaar is.
Alleen breed gedragen oplossingen zullen duurzaam blijken te zijn en
een alomvattende aanpak binnen de Afghaanse Nationale Drugsstrategie
blijft noodzakelijk.
1) United Nations Office on Drugs and Crime, 2007 World Drug Report,
26 juni 2007.
2) http://www.guardian.co.uk/afghanistan/story/0,,2128861,00.html
3) The Senlis Council, Poppy for Medicine, 25 juni 2007, en
http://www.senliscouncil.net/modules/Opium_licensing/opium_licensing_F
AQ
4) European Union draft report 2007/2125(INI), 10 juli 2007
5) htt p://www.senliscouncil.net/modules/media_centre/opeds/07_oped
6)http://www.volkskrant.nl/buitenland/article445759.ece/Advies_gebruik
_papaverteelt_Afghanistan_voor_morfine
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken