Toespraak van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mevrouw J.C.
Huizinga-Heringa, op het OV-congres
Toespraak | 12-09-2007 | Amsterdam | Staatssecretaris Tineke
Huizinga-Heringa
Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Dames en heren,
Om te beginnen wil ik mevrouw Van Nieuwenhoven bedanken voor haar
heldere analyse. Ik vind het uitstekend dat ze het openbaar vervoer
door de ogen van de reiziger bekijkt. De reiziger moet centraal staan.
Die is klant, en de klant is koning.
Op een gemiddelde werkdag telt Nederland ruim twee miljoen koningen.
Die zijn goed voor ongeveer vier miljoen reizen per bus, trein, tram
of metro per dag. Dat zijn indrukwekkende aantallen. Toch streeft het
kabinet ernaar meer mensen van het openbaar vervoer gebruik te laten
maken. Dat is goed voor de mobiliteit én het milieu. In het
regeerakkoord hebben we heldere doelen gesteld, zoals vijf procent
meer reizigerskilometers per trein per jaar. Die doelstelling is
onhaalbaar als er op regioniveau niets gebeurt, daarom willen we ook
het regionale openbaar vervoer jaarlijks met twee procent laten
groeien.
Om onze doelstellingen te kunnen behalen - Jeltje van Nieuwenhoven zei
het al - moeten we de reizigers die nu al voor het openbaar vervoer
kiezen in hun keuze bevestigen. En we moeten nieuwe reizigers werven.
Dat betekent ten eerste dat de kwaliteit van het openbaar vervoer
omhoog moet. Ten tweede moet het imago van het OV verbeteren.
Maar hoe halen we die reiziger over om het openbaar vervoer eens te
proberen? Bijvoorbeeld met gratis of goedkoop openbaar vervoer. Op dit
moment vinden daar verschillende proeven mee plaats die Verkeer en
Waterstaat subsidieert en die de regio's hebben aangedragen. Een goed
voorbeeld van zo'n proef is die waarin nieuwe inwoners van Waterland,
boven Amsterdam, een kaart krijgen waarmee ze drie maanden lang gratis
gebruik kunnen maken van het regionale vervoer. De vraag is dan of de
reiziger ook als de proef is afgelopen gebruik blijft maken van het
OV. In Waterland heeft het in ieder geval al een paar honderd
abonnementen opgeleverd.
Er zijn nog meer van dit soort experimenten. Sommige lopen al, met
andere wordt op korte termijn een begin gemaakt. Al deze experimenten
worden geëvalueerd om duidelijk te kijken wat er moet gebeuren om het
OV aantrekkelijker te maken voor de reiziger. Iets wat we nu al weten
is dat het van groot belang is dat de verschillende vormen van vervoer
op elkaar aansluiten. Van deur tot deur reizen, dat is denken vanuit
de reiziger.
We moeten dus voor meer samenhang in het netwerk zorgen. Dat kunnen we
doen door de verschillende manieren van vervoer naadloos op elkaar aan
te laten sluiten. Zonder dat ik de andere regio's tekort wil doen,
geldt dat vooral voor de Randstad, waar stedelijke gebieden steeds
meer in elkaar overlopen en waar steeds meer mensen in het ene deel
wonen en in het andere deel werken of recreëren. Ik ga daarom
onderzoeken of er voor de Randstad één vervoersautoriteit moet komen,
die de afstemming en de onderlinge samenhang van de verschillende
onderdelen van het openbaar-vervoerstelsel kan verbeteren. Samen met
Leen Verbeek, portefeuillehouder Verkeer & Vervoer van de Stadsregio
Amsterdam, wil ik dit onderzoek in goede banen gaan leiden. En weer
denken we daarbij vanuit de reiziger.
Nóg een manier om de kwaliteit te verhogen is te blijven innoveren. Ik
wil daar niet te veel over zeggen, want straks passeren er ruim
voldoende voorbeelden van innovatie de revue. In elk geval is
duidelijk dat de reiziger graag goede reisinformatie wil, het liefst
tijdens de reis. Daarmee kunnen we hem onderweg beter informeren over
het vervolg van zijn reis. Daar zijn veel innovatieve mogelijkheden
die we gaan benutten.
Ook de OV-chipkaart is innovatief. Het is geen geheim dat invoering
van de kaart tot nu toe hobbels heeft gekend. Maar dat wil niet zeggen
dat de OV-chipkaart er niet gaat komen. We hebben goede afspraken met
alle betrokken partijen gemaakt en de chipkaart wordt een goed product
met legio mogelijkheden. Laten we ook hier voor ogen blijven houden
dat we hem hebben bedoeld om het de reiziger gemakkelijker te maken.
Opnieuw denken met het hoofd van de reiziger, dus. De OV-chipkaart is
wat mij betreft echt een troefkaart als het gaat om verbetering van de
kwaliteit van het openbaar vervoer. Meer sociale veiligheid, meer
gebruikersgemak.
Ik zei het al: behalve om meer kwaliteit draait het bij het
aantrekkelijker maken van het openbaar vervoer ook om het imago. Een
voorbeeld. Bushaltes zijn vaak niet meer dan transparante dozen met
een informatiepaal ernaast. Dat kan stukken beter. Er valt aan haltes
veel te verbeteren. Reizigers willen makkelijk en snel kunnen
instappen, ze willen perrons goed kunnen bereiken, en ze willen
duidelijke reisinformatie.
Vorig jaar heeft Verkeer en Waterstaat aangekondigd de
toegankelijkheid van de pakweg 45.000 bushaltes in ons land flink te
willen verbeteren. Alle negentien OV-autoriteiten hebben daarom eind
vorig jaar of begin dit jaar een halteplan ingediend. Eind dit jaar
stelt het ministerie 87 miljoen euro beschikbaar om de haltes aan te
pakken.
Het doet me daarom deugd dat ik straks twee bestuurlijke
overeenkomsten zal ondertekenen, samen met de bestuurders van de
desbetreffende OV-autoriteiten. U mag die ondertekening gerust
beschouwen als symbool voor de ondertekening van de overige zeventien
bestuurlijke overeenkomsten. Vanaf 2008 zullen we het resultaat op
straat zien, als haltes in het hele land zullen worden aangepakt.
Dames en heren,
U ziet het: alles is ons eraan gelegen om de kwaliteit en het imago
van het openbaar vervoer te vergroten, allemaal om bestaande klanten
tevreden te houden en nieuwe te werven. Maar we kunnen onze plannen
alleen waarmaken met de steun en de inzet van iedereen: overheden,
vervoerders, toeleveranciers, innovatieve denkers én natuurlijk de
klant. Met de steun van u allemaal dus. Ik roep u daarom op om, voor
zover u dat niet al doet, de reiziger in de toekomst centraal te
stellen in uw denken en uw doen, te beginnen vanaf vandaag.
Dank u wel.