Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200704749/2
Publicatie datum: donderdag 13 september 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Gelderland
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Gelderland
---
200704749/2.
Datum uitspraak: 13 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen onder meer:
, wonend te ,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 oktober 2006 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn
(hierna: de gemeenteraad) het bestemmingsplan "Stuwwalrand Parkzone
Zuid, 1e partiële herziening" (hierna: het plan), vastgesteld.
Bij besluit van 22 mei 2007, no. 2006-020340, heeft verweerder over de
goedkeuring ervan beslist.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij faxbericht, bij de Raad van
State ingekomen op 13 juli 2007, beroep ingesteld. Voorts heeft zij de
Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 augustus
2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. H.A. Wieringa,
advocaat te Assen, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. V.C.E.
Wattenberg, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Verder is daar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. W.L.
Weskamp, ambtenaar in dienst van de gemeente, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet, voor zover thans van belang, in de toekenning
van de bestemming "Bedrijventerrein" met de aanduiding "wegen" aan de
bestaande ontsluitingsweg Kieveen, de toekenning van de bestemming
"Bedrijventerrein" met de aanduiding "milieuzone III" voor een deel
van het bedrijventerrein Kieveen en de aanpassing van de
geluidscontour van bedrijventerrein Het Kieveen.
2.2. Verzoekster voert aan dat verweerder, door goedkeuring te
verlenen aan het desbetreffende plandeel en de aanduiding "contour
industrielawaai", heeft miskend dat met dat plandeel de ontsluiting
van het bedrijventerrein definitief wordt geregeld, hoewel daarvoor
nog een nadere herziening zou volgen, en dat met de uitbreiding van de
geluidscontour zwaardere categorieën bedrijvigheid op het
bedrijventerrein mogelijk worden gemaakt, waardoor haar woon- en
leefklimaat onaanvaardbaar wordt aangetast.
Verzoekster stelt met haar verzoek onomkeerbare gevolgen van het
inwerkingtreden van het plan te willen voorkomen.
2.3. Door de toekenning van de bestemming "Bedrijventerrein" met de
aanduiding "wegen" aan de Kieveen wordt bestaand gebruik van deze weg
in het plan vastgelegd. De weg zal worden verbreed, maar ter zitting
heeft het gemeentebestuur te kennen gegeven dat met de werkzaamheden
niet zal worden aangevangen, dan nadat uitspraak is gedaan in het
bodemgeschil.
Voorts is de geluidscontour gewijzigd vastgesteld. Anders dan
verzoekster stelt, brengt de verschuiving van de aanduiding "contour
industrielawaai" naar voorlopig oordeel niet met zich dat op de
gronden die in het plan de bestemming "Bedrijventerrein" hebben
gekregen andere categorieën bedrijfsmatige activiteiten mogen worden
uitgeoefend dan voorheen. De geluidscontour is van belang voor het
deel van het bedrijventerrein Het Kieveen, waar bedrijfsactiviteiten,
als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder zijn toegestaan. In
dit gebied zijn dat slechts de bijna geheel buiten het plangebied
gelegen gronden die niet alleen bestemd zijn tot "Bedrijventerrein",
maar bovendien voorzien zijn van de nadere aanduiding
"verpakkingsindustrie". Deze contour wordt verder, anders dan
verzoekster stelt, door het plan ook niet over haar perceel
verschoven. Dit perceel is buiten de planbegrenzing gelegen.
Voor zover verzoekster nog beoogt te betogen dat verweerder heeft
miskend dat het plan mogelijk maakt dat bedrijfsactiviteiten, die in
het plan zijn aangeduid als categorie III, op de gronden die zijn
voorzien van de aanduiding "milieuzone III" mogen worden ontplooid, is
niet aannemelijk dat de Afdeling in het bodemgeschil zal oordelen dat
de afstand tot haar woning zo klein is, dat verweerder daaraan in
redelijkheid geen goedkeuring heeft kunnen hechten.
2.4. De conclusie is dat het verzoek moet worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Matulewicz
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2007
45-464.