De Nederlandse Bank
aan stabiliteit'
Speech directeur Schilder 'De bijdrage van pensioenbestuur aan stabiliteit'
Speech
Datum 13 september 2007
Tijdstip 14:55 uur
Locatie DNB-bijeenkomst voor bestuurders van pensioenfondsen,
Apeldoorn
Spreker Prof. dr. A. Schilder, directeur van de Nederlandsche Bank
In de pensioenwereld is veel in beweging, maar sommige dingen blijven
hetzelfde. Zo zijn sociale partners, fondsbestuurders en
toezichthouder gezamenlijk verantwoordelijk voor de financiële
soliditeit van ons pensioenstelsel. Sociale partners gaan over de
inhoud van de regeling, u voert deze regeling uit en DNB ziet erop toe
dat de afspraken worden nagekomen. Dit blijft zo onder de pensioenwet.
Nieuw daarentegen is de modernisering van het prudentieel toezicht.
Hierbij valt te denken aan de invoering van marktwaardering van
verplichtingen en beleggingen, risicogevoelige solvabiliteitseisen en
een belangrijke plaats voor risicobeheersing via de
continuïteitsanalyse. Kortom, de nieuwe pensioenwet biedt een solide
basis om de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien. Maar, hoewel een
goede wet een belangrijke voorwaarde is voor succes, biedt het geen
garanties. Uiteindelijk hangt het welslagen mede af van de wijze
waarop u om gaat met de onzekerheden die de toekomst brengt.
Over onzekerheden gesproken: het zijn roerige tijden op de financiële
markten. De afgelopen weken hebben weer eens geïllustreerd dat de
stemming op financiële markten snel kan omslaan en dat de daaruit
voortvloeiende verliezen groot kunnen zijn. Wat begon met
betalingsproblemen op een klein segment van de Amerikaanse
hypotheekmarkt, groeide uit tot een financiële schok met grote impact.
Wereldwijd gingen de aandelenkoersen onderuit en zowel in de VS als in
Europa ontstonden liquiditeitsproblemen, waardoor de Europese en
Amerikaanse centrale banken zich genoodzaakt zagen om extra
liquiditeit beschikbaar te stellen aan financiële instellingen.
De ontwikkelingen op de financiële markten treffen uiteraard ook
pensioenfondsen. De gemiddelde dekkingsgraad van de sector daalde
tussen medio juli en medio augustus met ruim 12%-punten, van circa
159% naar circa 146%. Dit betekent dat in één maand tijd circa 50
miljard aan buffers verloren is, bijna een tiende van het totale
Nederlandse pensioenvermogen. Dit is overigens geen abnormale
fluctuatie. In de afgelopen 10 jaar bedroeg de absolute mutatie in 1
op de 4 kwartalen meer dan 10% dekkingsgraadpunten.
Het is niet waarschijnlijk dat de schok nu al volledig is uitgewerkt.
Uit eerdere ervaringen weten we dat schokken enige tijd kunnen
na-ijlen. Door de `perfect storm' van gelijktijdig dalende
kapitaalmarktrentes en aandelenkoersen aan het begin van deze eeuw,
daalde de gemiddelde dekkingsgraad van 200% eind jaren ´90 naar 120%
in 2003. Deze `perfect storm' heeft in een periode van 3 jaar de forse
buffer dus voor een groot deel weggevaagd. Dit plaatst de huidige
dekkingsgraad in perspectief. Willen we een zelfde klap opnieuw kunnen
opvangen, dan moeten we niet denken dat we er bij de huidige 150% ruim
bij zitten.
Al deze ervaringen onderstrepen hoe belangrijk het is om rekening te
houden met risico's. Vanmiddag wil ik met u een aantal conclusies
bespreken die we hieruit kunnen trekken:
* Ten eerste: Pensioenfondsen moeten hun beleid niet richten op
dagkoersen, maar op de lange termijn.
* Ten tweede: Binnen een lange termijnperspectief speelt indexatie
een grote rol. Aandacht voor de reële dekkingsgraad in uw
financiële opzet verdient daarbij aanbeveling.
* Ten derde: Risicobeheersing is cruciaal voor een goede
pensioenvoorziening. De door u te ontwikkelen
continuïteitsanalyses zijn een onmisbaar instrument om inzicht te
krijgen in deze risico's.
Pensioenbeleid moet niet gericht zijn op dagkoersen maar op de lange
termijn.....
Laat ik beginnen met het eerste thema. Toen we in het voorjaar met de
organisatie van deze dag begonnen, dachten we dat iedereen er vandaag
comfortabel bij zou zitten. Zeker in vergelijking met de vorige
DNB-pensioendagen. Toen was de financiële positie van de sector nog
precair en waren velen van u nog druk in de weer met herstelplannen.
Het herstel ging vervolgens veel sneller dan verwacht en we zaten dit
voorjaar gemiddeld genomen weer in het goede kwadrant. De huidige
volatiliteit leert echter dat we ons niet te snel rijk moeten rekenen
op basis van korte termijn-ontwikkelingen. Dit betekent overigens ook
niet dat we nu onrustig moeten worden. Het toont echter wel aan dat u
er goed aan doet uw beleid op de lange termijn te richten.
Het uitgangspunt bij een dergelijk lange termijn beleid luidt:
voorkomen is beter dan genezen. De essentie van een goede
pensioenregeling is immers een stabiele levensstandaard voor en na
pensionering. Dit vereist zowel een redelijke stabiele pensioenpremie
als een uitkering met voldoende uitzicht op indexatie. De uitdaging
voor pensioenfondsen is om deze combinatie te realiseren door een
evenwichtige verdeling van lusten en lasten over de tijd en over alle
belanghebbenden.
Het lange termijn beleid komt idealiter tot uitdrukking in de
premiestelling. De recente volatiliteit op financiële markten
illustreert dat het ongewenst is om de premie te veel te laten
beïnvloeden door de waan van de dag. In het recente verleden hebben we
de consequenties van dergelijk beleid kunnen ervaren. Zo lagen de
totale premie-inkomsten in de jaren `90 gemiddeld genomen slechts op
6% van de loonsom. Dit was onder kostprijsdekkend niveau maar werd
mogelijk geacht door de hoge reële beleggingsrendementen en ruime
financiële positie. Arbeid was hierdoor relatief goedkoop hetgeen
bijdroeg aan de oververhitting van de economie. Door de al eerder
genoemde `perfect storm' moest vervolgens de premie in korte tijd
worden verdubbeld tot 12% van de loonsom. Hierdoor verliep het herstel
van de economie relatief minder snel. Een beleid waarin premies worden
afgestemd op de actuele dekkingsgraad, leidt dus tot procyclische
premiemutaties. Ons pensioenstelsel zou dan een bron van
macro-economische verstoringen worden. Met de kennis achteraf kunnen
we stellen dat als de premies midden jaren `90 op kostendekkend niveau
hadden gelegen, de gemiddelde dekkingsgraad in 2003 circa 12% hoger
was geweest en was uitgekomen rond 130%. We hadden dan minder lage
premies gehad midden jaren ´90 in een tijd van voorspoed maar wellicht
ook minder premieverhogingen en indexatiekortingen tussen 2002-2005 in
een tijd van tegenspoed. Kortom, een goed lange termijn beleid
vermijdt snelle premieaanpassingen bij wijzigingen in de dekkingsgraad
en beperkt zo procyclische effecten. Een mogelijkheid die pensioenwet
daartoe biedt is om een gedempte premie te gebruiken.
Door bovendien in goede tijden voldoende financiële ruimte op te
bouwen, kunnen forse premieverhogingen en indexatiekortingen in
slechte tijden worden voorkomen. En dan blijft u uit de buurt van die
vervelende herstelplannen. Deze buffers hebben trouwens als voordeel
dat zij geen dood geld vertegenwoordigen, maar ook inkomsten genereren
die gebruikt kunnen worden om indexatie mogelijk te maken. Dit is een
belangrijke financieringsbron, omdat het Nederlandse stelsel geen
reservering eist voor indexatie zolang deze voorwaardelijk is. Dit
belang kan worden geïllustreerd door te kijken naar de indexatie in
slechte scenario's. Voor een gemiddeld Nederlands pensioenfonds met
een dekkingsgraad tussen 100% en 160% betekent iedere 10%-punt
stijging van de dekkingsgraad een toename van de verwachte indexatie
in slechte tijden met 10%.
......en heeft oog voor reële verplichtingen (reële dekkingsgraad)
Dit brengt mij bij het tweede thema. Bij een beleid gericht op de
lange termijn hoort ook aandacht voor indexatie. Inflatie kan immers
de koopkracht van de pensioenaanspraken op termijn behoorlijk
uithollen. Een 65-jarige leeft gemiddeld nog 15 tot 20 jaar. Als over
die periode niet wordt geïndexeerd daalt het reële inkomen bij een
inflatie van 2% per jaar met een kwart tot een derde. Iemand die 100
wordt ziet zijn koopkracht halveren zonder indexatie. Ook voor
werknemers is indexatie van groot belang. Verreweg de meeste
werknemers nemen tegenwoordig immers deel aan een middelloonregeling
met voorwaardelijke indexatie. Na 40 jaar opbouw bestaat bij
jaarlijkse indexatie met 2% ongeveer een derde van de opgebouwde
pensioenaanspraken uit cumulatieve indexatie. Indexatie is dus vanuit
die optiek van groot belang voor de koopkracht van pensioenen op lange
termijn.
De nominale dekkingsgraad uit de pensioenwet biedt echter niet direct
inzicht in hoeverre pensioenfondsen aan hun indexatie-ambities kunnen
voldoen. Zo klinkt een dekkingsgraad van 130 tot 140% ruim, maar is
deze, afhankelijk van de leeftijdsopbouw, gelijk aan een reële
dekkingsgraad van slechts 100%. Dit zou precies voldoende zijn voor
waardevaste pensioenen, dus zonder ruimte om onvoorziene
omstandigheden op te vangen. Aangezien pensioenfondsen het belang van
indexatie breed onderschrijven, biedt de reële dekkingsgraad een beter
inzicht in de werkelijke financiële positie van het pensioenfonds.
Rekening houdend met indexatiedoelstellingen, wordt bovendien
duidelijk dat de wettelijke eisen onder normale omstandigheden
eigenlijk de ondergrens zouden moeten vormen van waar je als
pensioenfonds op koerst. Een doelstelling met betrekking tot de reële
dekkingsgraad zou dan ook niet misstaan in de financiële opzet. Dit is
niet verplicht, maar wel een advies van een toezichthouder die ook
centrale bankier is en vanuit die hoedanigheid niet van procyclische
indexatiekortingen of premiemutaties houdt, noch van pensioenrechten
die door inflatie worden uitgehold.
Risicobeheersing is cruciaal voor een goede pensioenvoorziening
Het inflatierisico brengt mij bij mijn derde thema. Hoe de wereld er
op lange termijn uit ziet is en blijft onzeker. Dat is niet erg, maar
wel iets om rekening mee te houden. De continuïteitsanalyse is bedoeld
om inzicht te geven in de financiële ontwikkeling van het fonds in
gunstige en minder gunstige omstandigheden. Daarbij biedt de
continuïteitsanalyse een beeld over de sturingskracht van de
verschillende beleidsinstrumenten in die omstandigheden. Waar de reële
dekkingsgraad de actuele stand van zaken weer geeft, levert de
continuïteitsanalyse zinvolle informatie over de mogelijke
ontwikkeling van financiële positie in de toekomst. Een goede
continuïteitsanalyse is voor u onmisbaar om inzicht te krijgen in de
consequenties van onvoorziene omstandigheden voordat deze zich
voordoen. Dit biedt de mogelijkheid om reeds in een vroeg stadium een
goede koers uit te stippelen en waar nodig bij te sturen. Zojuist heb
ik de beleidsregel continuïteitsanalyse getekend en deze is bedoeld
als hulpmiddel voor de fondsen.
Daarnaast levert de continuïteitsanalyse belangrijke informatie op
voor het indexatielabel. Dit label biedt deelnemers inzicht in de
verwachte indexatie en de onzekerheid daaromheen. In de pensioenwet is
vastgelegd dat deelnemers recht hebben op deze informatie. In dat
kader moet u voor 1 april 2008, dus al over een half jaar, informatie
aanleveren over de verwachte indexatie en risico. Dit vergt van u de
komende maanden nog flink wat werk. Hoewel dat nog niet verplicht is,
kunt u deze informatie op een continuïteitsanalyse baseren. Ik zou u
dan ook willen aansporen om snel een begin te maken met de
continuïteitsanalyse. Uw risicobeheersing en daarmee uw deelnemers
worden er beter van. Hierdoor kunnen we de kwaliteit van het
Nederlandse pensioenstelsel hoog houden.
Relatie met Holland Financial Centre
Hiermee kom ik aan het slot van mijn betoog. Graag wil ik nog even
stilstaan bij de relatie tussen hetgeen ik heb gezegd en het
initiatief Holland Financial Centre. Ik ben bestuurder van deze
stichting en dus nauw betrokken. Dit initiatief is bedoeld om
Nederland als internationaal concurrerend financieel centrum op de
kaart te zetten. Daarbij wordt veel aandacht besteed aan de
pensioensector. Eén van de stellingen over deze sector is dat goed
zijn alleen niet voldoende is. Dit moet ook worden uitgedragen. Ik
sluit mij hier graag bij aan. Eén van de sterke punten van de
Nederlandse pensioensector is het beheersen van risico's waardoor een
goed en vrij zeker pensioen tegen lage en voorspelbare kosten kan
worden gerealiseerd. Hierbij past, in lijn met de conclusies van het
Holland Financial Centre, dat deze kracht ook als zodanig mag worden
uitgedragen. De risicogebaseerde aanpak van Nederlandse
pensioenstelsel is in vergelijking met veel andere stelsels een
voordeel, omdat de hoge kosten van reparatie achteraf, die vaak op het
verkeerde moment vallen, achterwege kunnen blijven. De op het eerste
gezicht hoog lijkende kosten in Nederland vallen bij nader inzien mee
wanneer ook de kosten van herstel achteraf worden meegewogen.
Ik geloof dan ook niet dat veel pensioenfondsen overwegen om Nederland
te verlaten vanwege de toezichteisen. Niet alleen, omdat daarmee de
voordelen van de verplichtstelling vervallen. Maar ook, omdat de
kosten van pensioenregelingen op lange termijn niet worden bepaald
door het toezichtregime, maar door de aard van de overeengekomen
afspraken, zoals ook recent is aangegeven door minister Donner. Die
kosten moeten worden betaald, hoe het toezicht er ook uit ziet. Om
niettemin te vermijden dat toezicht een motief wordt in de
concurrentiestrijd voor pensioenfondsen is uniformering van
toezichteisen in Europa nodig. DNB zet zich hier internationaal voor
in. Hierbij wordt aangesloten bij de sterke punten in het Nederlandse
toezichtsregime. Het gaat immers niet om de kosten van pensioen, maar
om de verdeling van die kosten over de tijd. Risicobeheersing is
daarbij cruciaal. En dat is nu net één van de sterke punten van onze
pensioensector en de nieuwe pensioenwet.