Benchmark gehandicaptenzorg
Toespraak, 13 september 2007
Staatssecretaris Bussemaker heeft vandaag in Nieuwspoort het rapport
Benchmark Gehandicaptenzorg in ontvangst genomen. De benchmark geeft
inzicht in de kwaliteit van de gehandicaptenzorg, de financiële
situatie bij de instellingen en de waardering van cliënten en
personeel. Hieronder staat de volledige tekst van haar toespraak.
Geachte aanwezigen,
In de nog korte tijd dat ik staatssecretaris ben, is dit al de tweede
keer dat ik een rapport in ontvangst mag nemen over
kwaliteitsverbetering in de gehandicaptenzorg. Vorige keer ging het
over het visiedocument van de sector over het kwaliteitskader
Gehandicaptenzorg. Dit keer is het de benchmark.
U begrijpt dat ik blij ben dat de sector de uitdaging heeft aangenomen
om zijn prestaties beter zichtbaar te maken. In beginsel zijn de
resultaten natuurlijk voor uzelf. Het is immers een benchmark.
Uiteindelijk hoop ik dat u ook conclusies en acties aan de resultaten
verbindt, die bijdragen aan de kwaliteit van zorg en het leven.
Hiermee is vooral de cliënt gebaat. In het kwaliteitskader dat uw
sector nu ontwikkelt, zou het resultaat van dat proces zichtbaar
moeten worden. Duidelijk moet zijn wat de gehandicaptenzorg
professioneel bijdraagt aan de kwaliteit van het bestaan van de
cliënten. Dus niet alleen de zorg en ondersteuning. Het gaat vooral
ook om zaken die voor ons allemaal van belang zijn: gewaardeerd worden
om wie je bent, verbonden zijn met anderen, deel hebben aan wat er in
je omgeving gebeurt, vrienden hebben en zeggenschap hebben over de
invulling van je leven.
Ook de samenleving en de politiek vragen om die zichtbaarheid. Het is
daarom van essentieel belang geweest dat in het onderzoek de meningen
van cliënten en medewerkers uitvoerig zijn betrokken. En net zo
belangrijk is het dat de instellingen in goed overleg met hun cliënten
en medewerkers gezamenlijk werken aan verbeteringen. Instellingen
hoeven daar niet bang voor te zijn.
Het valt toe te juichen dat het onderzoek in opdracht van de
Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland is uitgevoerd door externe
deskundigen. Dat is moedig, ook gezien de kritiek die de
gehandicaptensector bij tijd en wijle te verduren krijgt in de media.
Ik ben blij dat de sector het nut van de benchmark inziet en onder de
indruk over de wijze waarop de meeste instellingen hebben meegewerkt
aan het onderzoek. Door de grote hoeveelheid vergelijkbare informatie
die nu beschikbaar is, komt een einde het moeizame `sturen in de
mist', zoals het wel eens door de instellingen is verwoord. De sector
is overigens uit verschillende soorten instellingen opgebouwd, die
zorg verlenen aan zeer uiteenlopende doelgroepen met beperkingen.
Daarmee is een objectieve vergelijking wel lastig. Toch ligt hier een
document waar de sector trots op mag zijn.
Geachte aanwezigen,
De afgelopen periode doken in de media berichten op over vervelende
incidenten en over tekortschietende kwaliteit in de gehandicaptenzorg.
Incidenten die uiteraard buitengewoon vervelend en pijnlijk zijn voor
cliënten en hun naasten die het betreft.
Hier ligt een rol voor de Inspectie, als het ware mijn ogen en oren
als het gaat om het beoordelen van de kwaliteit van zorg. Bij
meldingen van calamiteiten kan ik de Inspectie vragen nader onderzoek
te doen. Bovendien kent de Inspectie haar gefaseerde toezicht.
Op basis van de incidenten van de afgelopen periode is de Inspectie
gevraagd bij voorrang de tweede fase van haar gefaseerde toezicht in
de gehandicaptenzorg uit te voeren. Bij dit onderzoek zijn
instellingen bezocht die op basis van een vragenlijst zijn
geselecteerd en zijn aangemerkt als risicovolle instellingen. Uit dit
onderzoek moet blijken of bijvoorbeeld signalen over de inzet van
ongeschoold personeel terecht zijn. Zonodig kan de Inspectie
instellingen onder verscherpt toezicht stellen.
Ik verwacht de uitkomsten van dit onderzoek in oktober. Op basis
daarvan bekijk ik of aanvullende maatregelen nodig zijn. Ik wil dus
niet weglopen voor eventuele problemen in de gehandicaptenzorg. Het is
belangrijk om vast te stellen of een incident inderdaad een incident
is, of dat er meer aan de hand is. Hoewel het Inspectieonderzoek
anders is opgezet dan dit benchmarkonderzoek, kan op grond van de
benchmark worden geconcludeerd dat over de hele linie het beeld van de
gehandicaptenzorg niet ongunstig is.
Geachte aanwezigen,
Het vandaag gepresenteerde rapport geeft de branche inzicht in de
algemene stand van zaken in de gehandicaptenzorg. Daar kan de sector
veel van leren. Bovendien krijgt elke instelling een verslag met de
resultaten op instellingsniveau waarmee een verbetertraject kan worden
opgesteld.
Uit het rapport komt naar boven dat zeggenschap over de eigen
leefsituatie en klachtenprocedures thema's zijn waar weliswaar niet
laag, maar in vergelijking met de andere aspecten toch minder positief
op wordt gescoord. Dat is niet fijn om te horen.
Samen met de sector hebben we al eerder vastgesteld dat deze thema's
alsmede veiligheid extra aandacht nodig hebben. Je zou dus kunnen
stellen dat uit de benchmark blijkt dat we met het programma Zorg voor
Beter in elk geval wel op het goede spoor zitten. De thema's komen
daarom ook aan de orde op de conferentie Veiligheid in de Care van 22
november.
Om onderwerpen als zeggenschap en veiligheid in de AWBZ-sectoren
verder aan te pakken zet ik de komende kabinetsperiode extra geld in.
De precieze getallen hoort u met Prinsjesdag. Samen met onder meer de
VGN, die haar rol serieus oppakt, ben ik in overleg over de uitwerking
daarvan.
Dames en heren,
De representatieve raadpleging van cliënten en vertegenwoordigers over
zaken als bejegening, dagbesteding, continuïteit van zorg en
persoonlijke verzorging laat goede resultaten zien op het vlak van
zorg en ondersteuning. Uit de enquête blijkt verder dat nagenoeg alle
cliënten een eigen woonruimte of op zijn minst een eigen kamer hebben.
Hoge scores worden ook gehaald bij persoonlijke verzorging, hulp bij
geldzaken en toegankelijkheid van de organisaties. Lichamelijk
gehandicapten geven in de enquête gemiddeld het rapportcijfer 7,8 voor
de zorgverlening en cliënten kortdurende ambulante ondersteuning maar
liefst een 8,1. Maar omdat het om mensen gaat, blijven we ons best
doen voor een nog mooier rapport.
De benchmark is in eerste instantie een instrument voor de sector
zelf. Het onderzoek leidt tot samenhangende en vergelijkende
stuurinformatie. Onderlinge vergelijkbaarheid is vooral voor cliënten
en hun vertegenwoordigers van groot belang. Zo kunnen zij kiezen voor
de instelling die het best bij hen past. Instellingen op hun beurt
kunnen laten zien wat zij in huis hebben, zij kunnen zich van hun
collega-instellingen onderscheiden. Op grond van de `best practices'
kunnen zij vervolgens leren van elkaar. Het is goed te horen dat
instellingen dat ook daadwerkelijk van plan zijn. Het zijn verdere
stappen op weg naar een samenhangend kwaliteitssysteem, waarbij de
normen voor zorg en ondersteuning uitgangspunt zullen zijn voor
concrete toetsing.
Kwaliteitsverbetering komt niet alleen de cliënt te goede. Ook
werknemers in de zorg plukken de vruchten, want waar de zorg goed is
en waar mensen oprecht en betrokken zijn, daar moet het ook prettig
werken zijn. Het is plezierig als er ruimte is om een band op te
bouwen tussen hulpverleners en cliënten. En elke keer blijkt dat als
cliënten tevreden zijn, ook de medewerkers tevreden zijn. Het past bij
mijn visie dat de cliënt en de professional op de werkvloer centraal
moeten worden gesteld. Zij beiden zijn een perfecte graadmeter voor
kwaliteit.
De benchmark maakt ook inzichtelijk op welke punten de sector
aantrekkelijk is voor werkers in de zorg: collegialiteit en steun van
leidinggevenden. Dat zijn belangrijke waarden.
Toch lopen medewerkers ook tegen problemen aan. Zo klagen zij over
onvoldoende vervanging bij ziekte en afwezigheid, weinig
carrièremogelijkheden en toenemende werkdruk. Daar is ook de sector
aan zet om verbeteringen te verwezenlijken. Daarbij zou kunnen worden
gedacht aan meer scholing van medewerkers hoe met complex gedrag om te
gaan, dat is vooral bij licht verstandelijk gehandicapten aan de orde.
Verder kan worden nagedacht over een model van functiedifferentiatie,
waarbij medewerkers meer carrièrekansen hebben. En bij het inroosteren
van medewerkers moet de vraag van de cliënt en het aanbod van de zorg
beter op elkaar aansluiten. Misschien moet daar onderzoek naar worden
gedaan. Zelf kom ik dit najaar met een arbeidsmarktbrief waarin ik zal
ingaan op mogelijkheden om de toenemende krapte op de arbeidsmarkt het
hoofd te bieden. Want het is evident dat de zorg op de arbeidsmarkt
moet kunnen concurreren met de rest van de publieke sector.
Tot slot wens ik u succes met uw inspanningen om de kwaliteit van de
gehandicaptenzorg, de kwaliteit van het leven van de cliënt, te
verbeteren. U heeft opnieuw een stap vooruit gezet op de weg naar
zichtbare, vergelijkbare en openbare kwaliteitsinformatie. Ik wacht
met spanning de resultaten van de volgende fase af, waarbij het
kwaliteitskader is getoetst in de pilots.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport