`Bouwen aan oplossingen (voor het tekort aan woningen)'
10-09-2007
Speech minister Vogelaar (WWI) op wethoudersconferentie 10 september
2007: Samen werken aan Fysiek Nederland
`Bouwen aan oplossingen (voor het tekort aan woningen)'
Dames en heren,
Ik wil het met u hebben over een onderwerp dat bij uitstek raakt aan
de fysieke inrichting van Nederland: de woningbouw.
Ons doel is dat er tussen de 80 en 100.000 woningen per jaar worden
gebouwd. Niet omdat het kabinet wil dat er gebouwd wordt `om het
bouwen', wel omdat er te weinig keuzevrijheid is. Zowel in
kwantitatieve als in kwalitatieve zin.
Mensen moeten een woning kunnen vinden die hen bevalt qua prijs,
kwaliteit en locatie. Daarom wil het kabinet een groter en beter op de
vraag afgestemd aanbod. Niet alleen in de nieuwbouw, maar ook in de
voorraad. Daarnaast speelt de betaalbaarheid van het aanbod, met name
in de randgemeenten.
Nu is er de afgelopen jaren op het gebied van de woningproductie
natuurlijk wel het een en ander bereikt. Na een terugval van de
woningbouw begin deze eeuw - tot een dieptepunt van 65.000 woningen in
2003 - is de productie weer gestegen naar 80.000 woningen in 2006. Dat
betekent een toename van 25% in 3 jaar tijd - daar mogen we best een
beetje trots op zijn. Maar het is niet genoeg. Want halverwege de
uitvoeringsperiode tot 2010 kunnen we vaststellen, dat de geplande
aantallen voor 2005 en 2006 in een flink aantal woningbouwregio's niet
zijn gehaald. Ik noem slechts Groningen-Assen en Holland-Rijnland waar
de achterstanden erg groot zijn. Ik maak me daar wel zorgen over. Ook
al omdat het ernaar uitziet dat het ook in de tweede helft van de
uitvoeringsperiode moeilijk zal worden de doelen te halen. Na 2008
dreigt zelfs een terugval.
Daar is een aantal redenen voor aan te voeren:
* het tekort aan gekwalificeerd personeel in de bouw, maar ook bij
gemeenten;
* de stijgende kosten in de bouw en de stijgende hypotheekrente;
* de complexiteit en tijdsduur van de besluitvormingsprocessen m.n.
bij binnenstedelijke locaties;
* een onvoldoende op de vraag afgestemd aanbod (overaanbod van
appartementen).
Ook in de Knelpuntenmonitor 2007, die in opdracht van marktpartijen
(o.a. NVB), corporaties en VROM is uitgevoerd, komen deze factoren
prominent naar voren.
Het is natuurlijk ook lastig. De woningmarkt is een complex geheel van
overheden, marktpartijen en corporaties, van economische factoren,
uitgebreide regelgeving en ongeduldige en veeleisende woningzoekenden.
Maar dat is geen excuus om bij de pakken neer te zitten, of om de
ambities te laten varen. In het belang van de woningzoekenden moeten
er 80 a 100.000 woningen per jaar worden gebouwd. En op zijn minst
moet worden voorkomen dat de productie weer terugvalt.
Er gebeurt al veel. Maar er zal per regio ook naar aanvullende
maatregelen gezocht moeten worden om het productieniveau vast te
houden dan wel op te krikken.
Ministers bouwen weliswaar geen huizen, maar de komende tijd wil ik
met alle 20 woningbouwregio's in gesprek om samen naar oplossingen te
zoeken voor hun specifieke problematiek. Vanmorgen is het overleg met
de regio Leeuwarden alvast begonnen. Die bestuurlijke ronde, zoals ik
het maar noem, is één van de maatregelen uit een Actieplan
Woningproductie dat ik in het najaar zal presenteren.
In die gesprekken komen onderwerpen aan de orde als:
* Bent u als gemeente in gesprek met de ontwikkelaars over de reden
waarom er te weinig wordt gebouwd?
* Zit er voldoende flexibiliteit en afzetgarantie in de
bouwprogramma's en plannen, zodat tijdrovende herontwikkeling
wordt voorkomen?
* Zijn aanvullende eisen vanuit de gemeente en provincie wel echt
nodig als blijkt dat deze de woningbouw vertragen?
* Kunnen we er samen voor zorgen dat meer bouwvakkers worden
opgeleid en gemeenten over voldoende gekwalificeerd personeel
beschikken?
* Zorgt u samen met de ontwikkelaars in uw regio voor een goede
afstemming van de bouwplannen? Want je wilt natuurlijk niet dat
elke gemeente en elke ontwikkelaar tegelijkertijd hetzelfde type
woningen op de markt brengt. Met alle afzetproblemen van dien.
* Is er voldoende harde plancapaciteit, ook op de wat langere
termijn?
De mogelijkheden zijn dus nog niet uitgeput.
Bouwen is ook vooruitzien. Als we de continuïteit in de productie
willen waarborgen, ook vanáf 2010, dan moeten we ons niet alleen druk
maken om het hier en nu, maar ook naar de toekomst kijken. En dan gaat
het in de eerste plaats om de vraag of er ook over een paar jaar
voldoende geschikte locaties zullen zijn om die 80 tot 100.000
woningen per jaar te kunnen realiseren. Als we de provinciale
rapportage over de plancapaciteit moeten geloven, zal dat in een
aantal regio's niet vanzelf gaan. Nu al kampen zij met een tekort aan
plancapaciteit om de gewenste productieaantallen te realiseren.
In dat kader is het goed om stil te staan bij de verhoudingen in de
huidige woningbouwafspraken tot 2010. 80% van de woningaantallen is
nodig voor de uitbreiding van de voorraad, en 20% als
vervangingsnieuwbouw. Uit de nieuwe prognoses (Socrates) blijkt echter
dat in de periode vanaf 2010 het accent steeds meer op vervanging zal
moeten komen te liggen.
Nog steeds is het dan nodig om 80 -100.000 woningen te bouwen, maar
dan met een aandeel van 30-35% voor vervangingsnieuwbouw. Dat is nodig
om de bestaande voorraad beter te laten aansluiten op de vraag, door
grootschaliger renovatie en sloop-nieuwbouw.
In sommige regio's is het nu al noodzakelijk om het accent op
vervangingsnieuwbouw te leggen. Ook in krimp-regio's blijft een forse
nieuwbouwopgave. Niet voor uitbreiding, maar voor vervanging. We
moeten dit gegeven goed voor ogen houden, als we naar oplossingen op
zoek gaan. Natuurlijk staat het vinden van voldoende locaties voorop.
Maar die zoektocht is niet alleen gericht op uitleg, maar ook
binnenstedelijk: zowel in functieveranderingslocaties
(uitbreidingsnieuwbouw) als in de oude wijken (vervangingsnieuwbouw).
Nu heeft het verstedelijkingsbeleid als doel voldoende ruimte voor
woningbouw te vinden - zelfs 130% van de capaciteit is het streven (de
zo noodzakelijke overcapaciteit). En dan bij voorkeur binnen bestaand
bebouwd gebied, zoals collega Cramer zojuist vertelde. En dat heeft
nog wel wat voeten in de aarde:
* Waar zit die ruimte binnen bestaand bebouwd gebied? Hebben we dat
al goed in beeld en kunnen we die capaciteit tijdig tot
ontwikkeling brengen? In mijn beleving is er namelijk vaak meer
ruimte dan gedacht.
* Wordt de ruimte in bestaande gebouwen en monumenten voldoende
benut?
* Weten we al welke delen van de voorraad vervangen moeten worden?
* Hoe kunnen we een woningaanbod creëren dat aansluit bij de vraag
van de consument, dus geen onverkoopbare appartementen?
Met de Neprom heb ik daarom afgesproken om te kijken hoe we het
binnenstedelijk bouwen aantrekkelijker kunnen maken. Bijvoorbeeld door
een prijsvraag voor innovatieve concepten uit te schrijven.
Binnenstedelijk bouwen is veelal complexer, tijdrovender en duurder
dan bouwen in de wei. Zeker als het om functieveranderingslocaties
gaat. Dat vraagt om slimme oplossingen en een gebiedsgerichte
benadering, waarbij ontwikkelaars en bewoners al vroeg betrokken
worden. Zo'n aanpak werkt. Kijk maar naar het Paleiskwartier in Den
Bosch, Roombeek in Enschede, de Kop van Zuid in Rotterdam of de
plannen voor Binckhorst in Den Haag.
Natuurlijk kunnen we niet de hele opgave binnen bestaand bebouwd
gebied realiseren. Ook aan de randen zal nog gebouwd moeten worden. En
soms zullen we moeten kiezen voor nieuwe, grote locaties. Daarbij
lopen we dan vanzelfsprekend tegen andere vraagstukken aan. Denk aan
de spanning met bijvoorbeeld groen, infrastructuur en water. We zullen
dus keuzes moeten maken in relatie tot de ambities van Mooi Nederland.
Waar komt ruimte voor woningbouw en waar nadrukkelijk niet?
Daarom zou ik graag met u ook van gedachten wisselen over hoe we de
opgave op de langere termijn kunnen invullen. En dat op een manier die
past bij de unieke regionale omstandigheden en bij het ruimtelijk
beleid van collega Cramer.
Uniformiteit is uit den boze. Naast aandacht voor de locatiekeuze wil
ik ook nadrukkelijk aandacht voor de architectuur. Wat mij voor ogen
staat, is sociale woningbouw met de allure van Berlages Amsterdamse
School. Maar ook particulier opdrachtgeverschap waarbij mensen zelf
hun eigen woning kunnen neerzetten.
Zo kan de realisering van de woningbouwopgave heel wel samengaan met
een mooier Nederland. Het verzoenen van kwaliteit met kwantiteit maakt
de zaak natuurlijk niet altijd even makkelijk. Het is in ieder geval
een opgave waar we samen de tanden in moeten zetten. Net als in het
voorgerecht dat zo op tafel komt.
Eet u smakelijk.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer