De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Uw brief 2060723470
Doorkiesnummer Ons kenmerk W&B/URP/07/28477
Faxnummer Datum
Onderwerp Kamervragen van de leden Omtzigt, Spies en
Willemse-van der Ploeg
Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de
antwoorden op de Kamervragen van de leden Omtzigt, Spies en Willemse-van der Ploeg (allen
CDA) over mantelzorg en het recht op een uitkering uit de Wet werk en bijstand.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(A. Aboutaleb)
Ons kenmerk W&B/URP/07/28477
2060723470
Vragen van de leden Omtzigt, Spies en Willemse-van der Ploeg (allen CDA) aan de
staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport over mantelzorg en het recht op een uitkering uit de Wet werk en bijstand.
(Ingezonden 21 augustus 2007)
Vraag 1
Kan het voorkomen dat iemand die mantelzorg verleent aan een persoon met een
bijstandsuitkering en daarvoor het mantelzorgcompliment ontvangt, beschouwd wordt als
samenwonend met degene aan wie mantelzorg verleend wordt, juist vanwege het verlenen van
mantelzorg? Betekent dit dat iemand door het verlenen van intensieve mantelzorg zijn eigen
recht op uitkering kan verliezen en zelfs geacht kan worden de persoon, die recht heeft op een
bijstandsuitkering, te onderhouden?
Antwoord 1
In mijn beantwoording van de vragen van het lid Karabulut (SP), gesteld onder nummer
2060723380, ben ik hier als volgt op ingegaan:
Doordat mantelzorg zich (ondermeer) kenmerkt door het vrijwillige karakter (zonder
tegenprestatie) en eenzijdige verzorging zal niet of nauwelijks sprake zijn van een zodanige
financiële verstrengeling tussen mantelzorger en de chronisch zieke dat die van invloed is op
het recht op en de hoogte van de bijstand. Hierbij kan wel de vraag aan de orde komen of er in
een bepaalde situatie sprake is van een gezamenlijke huishouding.
De WWB biedt in dit kader enerzijds de mogelijkheid dat bijstandsgerechtigden met behoud
van uitkering mantelzorgtaken kunnen verrichten, en anderzijds zijn er in de WWB voldoende
waarborgen aanwezig om te komen tot een juiste beoordeling van de vraag of er hierbij al dan
niet sprake is van een gezamenlijke huishouding.
Uit contact dat ik heb gelegd met enkele grote gemeenten blijkt dat zij geen problemen
ondervinden bij het toepassen van de regels omtrent samenwoning in de WWB bij het verlenen
van mantelzorg. De wetgeving biedt naar hun oordeel voldoende mogelijkheden om ruimhartig
om te gaan met situaties waarin als gevolg van zeer intensieve mantelzorg het vermoeden zou
kunnen bestaan van het voeren van een gezamenlijke huishouding. Mijn indruk is dat
gemeenten in dergelijke gevallen het belang van de mantelzorg laten prevaleren. Ik vind het
daarom niet nodig om nadere afspraken te maken.
Vraag 2
Wilt u ervoor zorgen dat een ontvanger van het mantelzorgcompliment gevrijwaard blijft van
vragen over hoe vaak er een keer samen gegeten wordt etc, zodat mensen gewoon in alle
vrijheid elkaar kunnen ondersteunen?
Antwoord 2
---
Ons kenmerk W&B/URP/07/28477
Het mantelzorgcompliment behoort niet tot de middelen waarmee op grond van artikel 31
WWB bij de verlening van algemene bijstand rekening dient te worden gehouden. Het
ontvangen van het mantelzorgcompliment vormt daarom geen aanleiding voor het stellen van
dergelijke vragen.
Vraag 3
Indien een ontvanger van een uitkering uit de Wet werk en bijstand een indicatie heeft voor
intramurale AWBZ-zorg, maar (nog) thuis woont, kan dan een mantelzorger met
bijvoorbeeld een bijstandsuitkering of een alleenstaande AOW die zeer intensieve
mantelzorg verleent, geacht worden samen te wonen met de persoon die zij/hij verzorgt? Kan
daardoor één van beiden of kunnen beiden het recht op uitkering verliezen? Zo ja, is dit geen
obstakel om zo lang mogelijk in het eigen huis te blijven wonen en indien gewenst thuis te
sterven?
Antwoord 3
Dat hangt af van de specifieke situatie. Zoals hiervoor omschreven is slechts in zeer
uitzonderlijke gevallen denkbaar dat het verlenen van mantelzorg aanleiding is voor het
ontstaan van een gezamenlijke huishouding.
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid