Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Uw brief 2060723380 Doorkiesnummer Ons kenmerk W&B/URP/07/28472 Faxnummer Datum

Onderwerp Kamervraag/vragen van het lid Karabulut

Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de antwoorden op de Kamervragen van het lid Karabulut (SP) over mantelzorgers die in de problemen raken door strenge bijstandsregels.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A. Aboutaleb)

Ons kenmerk W&B/URP/07/28472

2060723380
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over mantelzorgers die in de problemen raken door strenge bijstandsregels. (Ingezonden 20 augustus 2007).

Vraag 1
Wat is uw oordeel over het bericht dat mantelzorgers en chronisch zieken met een bijstandsuitkering in financiële problemen raken omdat gemeenten korten op hun uitkering?

Antwoord 1
Het bericht bevat voor mij onvoldoende basis om mij een oordeel te vormen over de door u gestelde vraag. Het bericht vangt aan met de wens van Mezzo, de Landelijke Vereniging voor Mantelzorgers en Vrijwilligerszorg, om meer aandacht voor de combinatie van mantelzorg en werk. De tweede helft van het artikel betreft de casus van een bijstandsgerechtigde die mantelzorg ontvangt van een buurman met een WAO-uitkering. De uitkering van de zorgontvanger is in januari door de gemeente stopgezet, maar de rechtbank heeft in een voorlopige voorziening de gemeente gemaand de bijstand weer uit te betalen.

Vraag 2
Wat is uw oordeel over het gegeven dat de Dienst Werk en Inkomen in Amsterdam de 50- jarige heer A.B. kort op zijn uitkering, omdat hij mantelzorg verleent aan zijn ernstig zieke buurvrouw en haar dochter? Bent u bereid de gemeente Amsterdam hierop aan te spreken, teneinde de korting en de vordering op de uitkering van de heer A.B. onmiddellijk ongedaan te maken?

Antwoord 2
De Wet werk en bijstand (WWB) bepaalt dat ik niet in individuele gevallen treedt.

Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel uitkeringsgerechtigden die mantelzorg verlenen, worden gekort op hun uitkering? Kunt u aangeven hoeveel uitkeringsgerechtigden die mantelzorg ontvangen worden gekort op hun uitkering?

Antwoord 3
Nee, mij ontbreken hierover cijfers.

Vraag 4
Deelt u de mening dat uitkeringsgerechtigden die mantelzorg verlenen of chronisch zieke uitkeringsgerechtigden die mantelzorg krijgen, niet gekort moeten worden op hun uitkering?
---

Ons kenmerk W&B/URP/07/28472

Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dit probleem ongedaan te maken? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4
Doordat mantelzorg zich (ondermeer) kenmerkt door het vrijwillige karakter (zonder tegenprestatie) en eenzijdige verzorging zal niet of nauwelijks sprake zijn van een zodanige financiële verstrengeling tussen mantelzorger en de chronisch zieke dat die van invloed is op het recht op en de hoogte van de bijstand. Hierbij kan wel de vraag aan de orde komen of er in een bepaalde situatie sprake is van een gezamenlijke huishouding. De WWB biedt in dit kader enerzijds de mogelijkheid dat bijstandsgerechtigden met behoud van uitkering mantelzorgtaken kunnen verrichten, en anderzijds zijn er in de WWB voldoende waarborgen aanwezig om te komen tot een juiste beoordeling van de vraag of er hierbij al dan niet sprake is van een gezamenlijke huishouding.

Vraag 5
Bent u bereid met gemeenten afspraken te maken, zodat uitkeringsgerechtigden die mantelzorg ontvangen dan wel verlenen, niet meer worden gekort op hun uitkering? Bent u bereid de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet werk en bijstand (Wwb) aan te passen, zodat mensen niet meer gestraft worden voor het verstrekken dan wel ontvangen van mantelzorg? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 5
Uit contact dat ik heb gelegd met enkele grote gemeenten blijkt dat zij geen problemen ondervinden bij het toepassen van de regels omtrent samenwoning in de WWB bij het verlenen van mantelzorg. De wetgeving biedt naar hun oordeel voldoende mogelijkheden om ruimhartig om te gaan met situaties waarin als gevolg van zeer intensieve mantelzorg het vermoeden zou kunnen bestaan van het voeren van een gezamenlijke huishouding. Mijn indruk is dat gemeenten in dergelijke gevallen het belang van de mantelzorg laten prevaleren. Ik vind het daarom niet nodig om nadere afspraken te maken. In het kader van de WWB is het dus reeds mogelijk gemaakt dat bijstandsgerechtigden ook mantelzorgtaken kunnen verlenen, waarbij voldoende waarborgen zijn ingebouwd om eventuele (samenleef-) fraude te voorkomen.
---