Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200704551/2
Publicatie datum: maandag 10 september 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Fryslân
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Friesland
---
200704551/2.
Datum uitspraak: 10 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
1. , wonend te ,
2. de vereniging "Fryske Feriening foar Fjildbiology" en de stichting
"Friese Milieu Federatie", beide gevestigd te Leeuwarden,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 maart 2007 heeft het college van burgemeester en
wethouders van Smallingerland (hierna: het college) het plan tot
wijziging van het bestemmingsplan "Recreatiecentrum De Veenhoop e.o."
(hierna: het plan) vastgesteld.
Bij besluit van 8 mei 2007, kenmerk 00692479, heeft verweerder over de
goedkeuring ervan beslist.
Tegen dat besluit heeft verzoeker sub 1 bij brief, bij de Raad van
State ingekomen op 4 juli 2007, en verzoeksters sub 2 bij brief, bij
de Raad van State ingekomen op 5 juli 2007, beroep ingesteld. Voorts
hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te
treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 augustus 2007,
waar verzoeker sub 1, in persoon, verzoeksters sub 2, vertegenwoordigd
door mr. L. Leyten, advocaat te Leeuwarden, en verweerder,
vertegenwoordigd door drs. K. van Stralen, ambtenaar in dienst van de
provincie, zijn verschenen. Verder is daar het college,
vertegenwoordigd door mr. J. Boersma, ambtenaar in dienst van de
gemeente, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de bouw van een brug en een sluis, teneinde
het mogelijk te maken dat het Polderhoofdkanaal door wordt getrokken
naar het Grietmansrak.
2.2. Verzoekers voeren aan dat verweerder, door geen goedkeuring aan
het plan te onthouden, heeft miskend dat het college de in het
bestemmingsplan "Recreatiecentrum De Veenhoop e.o." (hierna: het
bestemmingsplan) neergelegde wijzigingsbevoegdheid op niet met het
bestemmingsplan strokende wijze heeft toegepast. De verzoeken strekken
tot schorsing ervan.
2.3. Gebleken is dat aanvragen om verlening van bouwvergunning voor
het oprichten van een brug en een sluis binnen het plangebied zijn
ingediend. Dat brengt mee dat spoedeisend belang bij de gevraagde
voorziening kan worden aangenomen.
2.4. Ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder f, van de bij
het bestemmingsplan horende voorschriften kan het college de
bestemmingen binnen een op de plankaart aangegeven gebied wijzigen in
de bestemmingen "Water", "Verblijfsdoeleinden" en "Groenvoorzieningen"
om de doortrekking van het Polderhoofdkanaal mogelijk te maken. Niet
is voorzien in de bevoegdheid om de in het bestemmingsplan opgenomen
voorschriften te wijzigen en nadere aanduidingen binnen de
bestemmingen "Water", "Verblijfsdoeleinden" en "Groenvoorzieningen" op
te nemen. Nu het college bij het besluit van 28 maart 2007 de bij het
bestemmingsplan behorende bepalingen heeft gewijzigd ten aanzien van
nader op de plankaart aangebrachte aanduidingen, moet worden
aangenomen dat de Afdeling het beroep tegen de goedkeuring daarvan
door verweerder gegrond zal bevinden en het besluit daartoe zal
vernietigen.
2.5. Gelet hierop, bestaat aanleiding voor het treffen van na te
melden voorziening.
2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te
worden verwezen.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het
college van gedeputeerde staten van Fryslân van 8 mei 2007, kenmerk
00692479;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Fryslân tot
vergoeding van bij verzoeker sub 1 in verband met de behandeling van
het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 425,83 (zegge:
vierhonderdvijfentwintig euro en drieëntachtig cent), waarvan 322,00
(zegge: driehonderdtweeëntwintig euro) is toe te rekenen aan door een
derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de
provincie Fryslân aan verzoeker sub 1 onder vermelding van het
zaaknummer te worden betaald;
veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Fryslân tot
vergoeding van bij verzoeksters sub 2 in verband met de behandeling
van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 687,73
(zegge: zeshonderdzevenentachtig euro en drieënzeventig cent), waarvan
644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) is toe te rekenen aan
door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door
de provincie Fryslân aan verzoeksters sub 2 onder vermelding van het
zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de provincie Fryslân aan verzoekers het door hen voor
de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van
143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) voor verzoeker sub 1 en
285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) voor verzoeksters sub 2
vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Matulewicz
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2007
45-464.