Toespraak G27-jaarcongres
05-09-2007
Speech minister Vogelaar van WWI, 5 september 2007 op G27-Jaarcongres
De factor ruimte in het stedelijk beleid
Thema: Ruimte voor bewoners
Dames en heren,
Ik ben blij dat ik vandaag mijn G27-debuut mag maken. Graag zou ik een
aantal punten aanstippen die wat mij betreft belangrijk zijn voor de
toekomst van het stedelijk beleid, in samenhang met de wijkaanpak.
Halverwege de GSB 3-periode kunnen we zeggen dat, door meer dan 10
jaar grotestedenbeleid, de positie van de grote steden echt verbeterd
is. Er is veel geïnvesteerd in de fysieke infrastructuur. En ook de
werkgelegenheid heeft zich in GSB-steden gunstiger ontwikkeld dan in
niet-GSB steden. De achterstand wordt ingelopen. Vooral jongeren en
allochtonen profiteren hiervan (beleidsdoorlichting GSB juni 2007).
Daarnaast zijn gemeenten meer integraal en resultaatgericht gaan
werken, met ruimere aandacht voor uitvoering en voor bestuurlijke
samenwerking. Dat is winst.
Maar we zijn er nog niet. Zo nemen de tweedeling en segregatie toe.
Zowel tussen als binnen de steden. Naast de kansrijke hoogopgeleiden
is er een grote groep kansarmen die de boot dreigt te missen. De
verschillen in leefbaarheid tussen wijken blijven groot. De
leefbaarheid staat in tal van wijken onder druk en de functie van de
stad als emancipatiemachine eveneens. Die functie moeten we zien terug
te winnen. En dan ook nog eens de eeuwige verkokering, in Den Haag en
in het land. Dit rechtvaardigt in samenhang met de wijkenaanpak - een
stedelijk beleid nieuwe stijl na 2009.
Op het bestuursarrangement tussen gemeenten en Rijk is veel kritiek te
horen. De aandacht zou teveel zijn gaan liggen op het bestuurlijk
stelsel, de indicatoren en het verantwoordingsregime.
Zo stelt de SER dat het GSB strategisch gedrag uitlokt, regeldrift en
bemoeizucht aanmoedigt en leidt tot een omvangrijke controle- en
verantwoordingsbureaucratie (SER Advies Lissabon in de wijk: het
grotestedenbeleid in een nieuwe fase, april 2007). En professor
Fleurke constateert dat van de convenanten onvoldoende initiërende,
stimulerende en vernieuwende werking uitgaat. Steden zien het Rijk
vooral als geldbron. (Doorwerking grotestedenbeleid op gemeentelijk
niveau, april 2007) We zijn er niet in geslaagd te komen tot een
productieve relatie tussen de grote steden en het Rijk. Dat moet hoger
op de agenda. In de 40 wijken proberen we daar alvast op te oefenen.
De focus op het bestuurlijk stelsel is wat mij betreft te eenzijdig.
Waar het bij het stedelijk beleid nieuwe stijl in de eerste plaats om
moet gaan is simpelweg: hoe helpen we mensen van vlees en bloed zich
te ontplooien en hun weg te vinden in de maatschappij? Hoe lossen we
concrete problemen op?
Onder het vorige kabinet was het experiment van de Nieuwe Coalities
voor de Wijk een aanzet tot die overgang. Gewoon door heel concreet in
een wijk te kijken wat de knelpunten waren. En door vervolgens van de
oplossing uit te gaan de tegenstrijdige belangen en regels en de
verkokering voorbij.
We zetten de lijn van het GSB en ISV door. Het gaat mij niet alleen om
die 40 wijken. We gaan door met het GSB en binnen de 40 wijken gaan we
oefenen met extra inzet. En met een scherpere focus. De inzet is
gericht op een vijftal cruciale terreinen: wonen, werken, leren,
integreren en veiligheid. De kracht van bewoners is het uitgangspunt,
en de fysieke aanpak wordt door een sociaal-economische geschraagd.
[toekomstvisie: stedelijke opgaven, bewoners centraal en concrete
problemen oplossen]
Daarom werk ik nu aan een visie op de ontwikkeling van de stad als
geheel. Eind dit jaar zal ik de Tweede Kamer informeren over de
midterm review GSB en de themas van een stedelijk beleid ná 2009
benoemen. Vervolgens zal ik in het voorjaar van 2008 komen met een
uitgewerkte visie.
Wat mij betreft staan drie kwesties daarin centraal:
* goed inspelen op de toekomstige stedelijke opgaven;
* het op operationeel niveau oplossen van concrete problemen: de
frontliniewerkers maken het verschil;
* het betrekken van bewoners. We zijn daar nog onvoldoende
productief in, organiseren te veel inspraakavonden. En dat terwijl
er een schat aan kennis en kunde voorhanden is.
Wat mij betreft staan in ieder geval de volgende punten op de agenda:
* een grote groep waar we geen aansluitende werkgelegenheid voor
hebben. We moeten zoeken naar de snelste weg naar werk, maar ook
echt investeren in die mensen. Bijvoorbeeld door nieuwe
werkgelegenheidsarrangementen te organiseren. Of door
ondernemerschap met microkredieten te stimuleren.
* de nog steeds grote kwalitatieve en kwantitatieve mismatch op de
stedelijke woningmarkt. De eenzijdige samenstelling van de
stedelijke woningvoorraad en de tekorten in de stedelijke regios
maken dit tot een cruciaal probleem. Er moeten hardere afspraken
komen met de regios (zie de ambities uit het regeerakkoord). Maar,
inderdaad, woningbouw in binnensteden is niet gemakkelijk;
* de hardnekkige sociale problematiek (voor een deel ook ongevoelig
voor de economische conjunctuur: conjunctuurresistent), zoals de
hoge uitkeringsafhankelijkheid en segregatieproblematiek
* de noodzakelijke blijvende versterking van de stedelijke economie
* belangrijke fysieke opgaven, waaronder de waterbergingsopgave, en
de bereikbaarheid.
* Vooral de opgaven op het terrein van de arbeidsmarkt, de
woningmarkt en de economie lijken om een regionale aanpak te
vragen. De schaal van de stad is niet toereikend.
Een groot vraagstuk is hoe we de slag slaan zodat problemen niet
vanuit het perspectief van organisaties, maar vanuit dat van de burger
worden aangepakt. Neem de samenwerking tussen hulpverlenende
organisaties, scholen, buurtwerkers, de verslavingszorg, de jeugdzorg
en de politie. De G27 heeft goede initiatieven ontplooid. Een mooi
voorbeeld is het project Aanval op de uitval van de G27. Uitgangspunt
is om alle relevante partijen en belangen in een snelkookpansessie bij
elkaar te brengen om via een gezamenlijke analyse te komen tot de
aanpak van een specifiek probleem. Want je vraagt je toch af: hoe is
het mogelijk dat er met zoveel instellingen en zoveel contactmomenten
er toch niets gebeurt. We moeten van notas en rapporten naar concrete
samenwerking.
Dat brengt me op de rol van het Rijk. Samen met gemeenten wil ik in de
40 wijken oefenen in de samenwerking van gelijkwaardige partners. U
mag mij aanspreken op regels die niet werken. Ik heb namelijk het
beeld dat wij als bureaucratie elkaar niet op de inhoud durven aan te
spreken. Terwijl we dat wel moeten doen om tot een productieve relatie
te komen.
Het Rijk is inspirator, aanjager, kritisch meedenker en partner in de
uitvoering. Daarnaast kan het Rijk helpen kennis te delen en te
ontwikkelen. Zodat gemeenten en instellingen van elkaars ervaringen
kunnen leren. Zo voorkomen we dat kennis met het vertrek van mensen of
het beëindigen van een project verloren gaat. Juist dit proces zouden
steden, rijk en kennisinstellingen goed moeten organiseren.
Bij het stedelijk beleid nieuwe stijl horen de ambities van bewoners
het uitgangspunt te zijn. Het gaat erom de vaak verborgen talenten van
mensen aan te boren.
Dames en heren,
We weten allemaal dat veel stedelijke problemen complex en hardnekkig
kunnen zijn. Dat er geen toverformules zijn waarmee we deze problemen
even snel kunnen oplossen. Maar langzamerhand weten we wel waar een
aantal sleutels ligt. Al ligt het in elke wijk net weer anders.
Dames en heren,
Ik besef terdege dat de problemen over 4 jaar niet zullen zijn
opgelost. En dat sociale vraagstukken vragen om permanent onderhoud.
Ik heb aangegeven welke elementen voor mij belangrijk zijn om te
betrekken bij een toekomstig stedelijk beleid
Ik stel daar een aantal voorwaarden aan:
Het toekomstige stedelijk beleid moet in samenhang met de wijkaanpak -
focussen op de meest hardnekkige en complexe problemen.
De bewoners en hun problemen moeten daarbij centraal staan. Onze hele
werkwijze volgt daar logischerwijs uit. Ook moeten we veel meer van
elkaars ervaringen leren. Welke aanpak en interventie werkt wel en
welke niet.
We moeten dus steeds scherp voor ogen blijven houden waar het om gaat:
het helpen van mensen zodat ze hun potentieel ten volle kunnen
ontplooien. Mits we dat voor ogen blijven houden, komen wij, Rijk en
gemeenten, er samen wel uit.
Ik dank u wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer