Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten
Geschiedenis Romeinse scheepsbouw herzien
7 september 2007
Leidsche Rijn (Utrecht) heeft een rijk bodemarchief waarin veel naar
de Romeinse periode verwijst. Onderzoekers van de twee schepen die
daar uit die tijd werden aangetroffen, hebben inmiddels de
geschiedenis van de Romeinse scheepsbouw herzien. Deze en andere
opmerkelijke zaken zijn geboekstaafd in twee studies. Deze worden
vrijdagmiddag 7 september a.s. in Castellum Hoge Woerd in ontvangst
genomen door Anco Schut, hoofd Stedenbouw en Monumenten van de
gemeente Utrecht uit handen van Kees de Ruiter, directeur van de
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).
Bijna op de dag af 10 jaar geleden kwam het Romeinse vrachtschip `de
Meern 1' aan het licht bij Vleuten/De Meern. Omdat behoud ter plekke
toen nog onmogelijk bleek, werd het in 2003 onder grote
(internationale) publieke belangstelling opgegraven. Een week later
vonden onderzoekers 150 meter verderop nog een vaartuig. Dit
vrachtschip, `de Meern 4', blijkt wel op de vindplaats bewaard te
kunnen worden. Het uitgebreide onderzoek dat de RACM samen met de
gemeente Utrecht uitvoerde naar beide bijzondere Romeinse schepen,
heeft een schat aan informatie opgeleverd.
Nieuwbouw
Al geruime tijd doet de gemeente Utrecht archeologische onderzoek
voorafgaande aan de bouw- en inrichtingswerkzaamheden in de VINEX
Leidsche Rijn. Dit heeft in de loop van de jaren duidelijk gemaakt dat
de bedrijvigheid in het noordelijke grensgebied (Limes) van het
Romeinse rijk de nodige sporen heeft achtergelaten in het
bodemarchief. Behalve beide schepen werden ook de grensweg en resten
van wachttorens aangetroffen. Bezoekerscentrum Castellum Hoge Woerd -
waar het naar Romeinen `ruikt' - bevindt zich zelfs boven de resten
van een Romeins castellum.
De Meern 1
De eerste aanwijzingen die uiteindelijk naar de vondst van `de Meern
1' leidden, werden precies 10 jaar geleden opgemerkt. Wat met `een
stuk hout' begon, bleek uiteindelijk een groot schip te zijn, gelegen
in een voormalige bedding van de Heldammer Stroomrug, een zijtak van
de Oude Rijn.
Voor archeologen, historici en andere geïnteresseerden bleek het
vaartuig van 25 bij ruim 2½ meter een complete tijdscapsule met
informatie. Na de nodige voorbereiding werd `de Meern 1' tussen 10
maart en 19 juni 2003 opgegraven. Tijdens deze werkzaamheden legden de
onderzoekers onder leiding van de rijksdienst elk stap vast. Om nog
meer aan de weet te komen over deze vorm van scheepsbouw, het vervoer
over de toenmalige Rijn, de aanwezigheid van Romeinen in ons land,
etc. werd op 19 juni 2003 het vaartuig in zijn geheel gelicht en
vervoerd naar Lelystad. Vanaf dat moment startte de volgende fase in
het proces van bestudering en conservering binnen het daarvoor
gespecialiseerde gebouw van de RACM in Lelystad.
Inmiddels is duidelijk dat het eikenhouten schip rond 148 na Chr. op
een werf van het Romeinse leger in Nederland tot stand kwam, een
bijzondere bouw kent, en lang in gebruik bleef. Deze gegevens zorgden
tot een herziening van bestaande denkbeelden over de Romeinse
scheepsgeschiedenis aan de Rijn. De conservering van `de Meern 1' is
in 2010 afgerond. Het is de bedoeling dat het vaartuig verhuist naar
Castellum Hoge Woerd.
De Meern 4
Ook het onderzoeksverslag over `de Meern 4' kent opmerkelijke zaken.
Dit schip dat eind juni 2003 door Utrechtse archeologen werd
aangetroffen in de voormalige zijtak van de Oude Rijn is op het oog
een eenvoudig vrachtschip. Het is met zo'n 27 bij 4 meter groter dan
`de Meern 4'. Mogelijk vervoerde het op zijn laatste reis
basaltblokken.
Onderzoek door de RACM maakte duidelijk dat het vaartuig rond 100 na
Chr. van Nederlands eiken vervaardigd werd. Daarmee is het de oudste
Romeinse platbodem in Nederland. Maar wat het schip met name bijzonder
maakt, is de constructie. Die is deels `Rijnlands', maar de planken
worden bijeen gehouden met een zogenaamde `veer en deuvel'-verbinding.
Die methode is van oudsher Mediterraans. Latere Romeinse schepen -
zoals die bij Zwammerdam gevonden werden - zijn geheel van het
Rijnlandse type. `De Meern 4' vertegenwoordigt dus een
`overgangstype'.
Mede door de unieke constructie is de waarde van het schip zo groot,
dat het ter plekke bewaard blijft. Dit is geheel in overeenstemming
met de (nieuwe) wet op de archeologische monumentenzorg die op 1
september jl. van kracht werd. Deze wet schrijft als uitvloeisel van
het Europese Verdrag van Malta onder meer voor, dat archeologisch
erfgoed zo veel mogelijk op de vindplaats (in situ) bewaard blijft.
Het onderzoeksrapport beschrijft uitvoerig hoe dit kan in een omgeving
als Leidsche Rijn, waar bouw- en andere werkzaamheden van invloed zijn
op de conserverende werking die uitgaat van de natuurlijke omgeving
van het schip `De Meern 4'.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de RACM:
Over `de Meern 1' met dr. Esther Jansma, senior-onderzoeker, afdeling
Kennis Erfgoed 033 4227513 / 06 25000055.
Over `de Meern 4' met ir. Paul Schaap, hoofd regio Midden-Oost, sector
Regioservice en Beleid 030 6983449 / 06 53366491.
Persbericht