Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MEVA-CB-U-2780558
4 september 2007
In uw brief van 20 juni vraagt u mij om een reactie te geven op de
inhoud van krantenbe-richten over de inkomens van de leden van de Raad
van Bestuur van de Stichting Sanquin Bloedvoorziening. In die reactie
zou ik dan, zo schrijft u, tevens mijn antwoorden kunnen opnemen op
enkele Kamervragen terzake (Kant, Van Miltenburg en Blok, Omtzigt en
Scher-mers, Agema en Van Dijck). De Kamervragen overlappen elkaar
deels, waardoor het over-zichtelijker wordt wanneer ik mijn antwoord
groepeer rond de hoofdthema's uit de vragen.
Dehoogte van de honorering van de Raad van Bestuur
Allereerst een precisering. Salarisvergelijkingen worden over het
algemeen gedaan met al-leen het brutosalaris. Het bedrag ad EUR800.000
voor de honorering van de Raad van Bestuur van Sanquin, waar in
krantenberichten en Kamervragen aan wordt gerefereerd, betreft de
totale kosten die Sanquin heeft voor alle drie de betrokken
bestuurders tezamen. Dat is de optelsom van hun brutosalaris plus hun
werkgeverslasten voor pensioen en sociale zeker-heid. Dat is iets
anders dan het totale brutosalaris. In dit geval ligt de hoogte van
het geza-menlijk brutosalaris op ongeveer EUR660.000. In totaal
betekent dit dus een ijkpunt van onge-veer EUR140.000 minder.
Sanquin is een professionele organisatie die in Nederland de
bloedvoorziening regelt. Ik ben van mening dat de bestuurders van
Sanquin - net als andere werkenden - gehonoreerd moeten worden in
overeenstemming met de zwaarte van de functie. Het gegeven dat het de
semi-publieke sector betreft, mag er niet toe leiden dat de relatie
met de functiezwaarte in de honorering wordt losgelaten. Sanquin is
van mening dat het aansturen van een organisa-tie met een dergelijke
omvang en met producten die qua veiligheid en betrouwbaarheid zo
gevoelig zijn, kwaliteiten vergt die vergelijkbaar zijn met die van
bestuurders van academi-sche ziekenhuizen. Voor de honorering van de
Raad van Bestuur heeft Sanquin daarom aansluiting gezocht bij de
honorering van bestuursleden van universitaire medische centra.
Het ijkpunt van de honorering
Vergeleken bij een ministersalaris is de salariëring bij Sanquin
inderdaad hoger. Sanquin hanteert echter, zoals net vermeld, een ander
ijkpunt, namelijk de honorering van bestuurs-leden van universitair
medische centra. De discrepantie tussen die ijkpunten heeft de
aan-dacht van het kabinet zoals ondermeer blijkt uit het
Coalitie-akkoord. Daarbij gaat het overi-gens over nieuwe benoemingen.
Al geruime tijd is er binnen de overheid een discussie gaande over de
topinkomens in de (semi)publieke sector. In het vorige kabinet is voor
de uitvoering van de motie-Bakker (TK 2005-2006, 30300, nr. 53), om de
salarisniveaus in de semi-publieke sector te normeren, de hulp van de
commissie-Dijkstal ingeroepen. Deze commissie zal op korte termijn met
haar rapportage komen. Op basis van deze rapportage zal het kabinet
een standpunt ten aanzien van de salarisniveaus in de semi-publieke
sector formuleren met inachtneming van hetgeen dit kabinet over de
topinkomens in de semi-publieke sector in het Coalitie-akkoord heeft
vastgelegd.
De relatie honorering en reiskostenvergoeding evenals het vrijwillige
donorschap
De discussie over de reiskostenvergoeding van donoren staat mijns
inziens los van de salari-ering van de bestuurders van Sanquin. Ook de
keuze om de bloedvoorziening in Nederland via vrijwillige donoren vorm
te geven hoort los te staan van de inschaling van het uitvoerend
apparaat, de bloedbank. Iedereen heeft er baat bij dat Sanquin goed,
efficënt en professio-neel functioneert.
Over de kwestie van de reiskostenvergoeding zijn al in 2005 vragen
beantwoord van de kamerleden Kant, Arib en Tonkens. Ik zie geen
aanleiding om nu anders te antwoorden dan toen: `dat is een kwestie
van Sanquin in samenspraak met de Landelijke Donorraad; toen de
regeling bestond, deed in totaal minder dan 0,5% van de circa 500.000
donoren er een beroep op en kennelijk was er toen geen behoefte aan
een onkostenvergoeding.' De reden voor aanpassing van de
reiskostenvergoeding was dus absoluut niet van financiële aard.
Het bovenstaande neemt niet weg dat ik het van groot belang acht dat
de Nederlandse donor serieus wordt genomen en dat de
gemeenschappelijke belangen van donoren op een adequate manier worden
behartigd. Het is mij bekend dat het bestuur van Sanquin onlangs heeft
gesproken met vertegenwoordigers van de donoren. Die
vertegenwoordigers kwamen zowel uit de kring van de al langer
bestaande (regionale) donorverenigingen en donorraden als uit de kring
van de oprichters van de nieuwe landelijke donorvereniging (opgericht
op 15 augustus 2007). Sanquin heeft daarbij aangegeven open te staan
voor nieuw beleid op het gebied van reiskostenvergoeding als de
donororganisaties daarover met duidelijke wensen komen.
De reacties van sommige donoren
Ik heb begrip voor de commotie die is ontstaan onder de donoren naar
aanleiding van de negatieve publiciteit rondom Sanquin. De donor
speelt een cruciale rol in de Nederlandse bloedvoorziening en verdient
daarom groot respect wegens het vrijwillig en om niet afstaan van
bloed dat bestemd is voor de patiënt. Ik ben elke donor dan ook erg
erkentelijk voor zijn donatie.
De reacties van sommige donoren om naar aanleiding van de publiciteit
het donorschap te heroverwegen baren mij zorgen. In Nederland moeten
wij er gezamenlijk voor zorgdragen dat het donatiesysteem niet wordt
ondermijnd en dat de mensen die van bloeddonaties afhanke-lijk zijn
ook daadwerkelijk geholpen worden en dan ook nog met kwalitatief goede
produc-ten. Bloeddonoren zijn daarbij onmisbaar. Het vertrek van een
bloeddonor dupeert mijns inziens met name de patiënten die op het
bloed en de daaruit gemaakte bloedproducten zijn aangewezen. Ik heb
dan ook met instemming kennis genomen van de oproep die de oprich-ters
van de nieuwe landelijke donorvereniging aan donoren doen om wel hun
mening ken-baar te maken over zaken die voor het donorschap van belang
zijn, maar het donorschap niet te beëindigen.
Hoe nu verder?
Ik heb contact gelegd met de Raad van Toezicht van Sanquin om de
honorering van de leden van de Raad van Bestuur als apart punt te gaan
bespreken. Waar mogelijk zal ik het rapport van de commissie-Dijkstal
daarbij betrekken. Daarnaast ben ik op de hoogte gesteld van het feit
dat de Raad van Toezicht bereid is om, indien kan worden vastgesteld
wat de opvattingen van de donoren zijn over de beloningen van de leden
van de Raad van Bestuur, hierover met de voorzitter van de Landelijke
Donor Raad in gesprek te gaan. Ik juich deze bereidheid toe.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink