Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200704082/1 en 200704082/2
Publicatie datum: woensdag 5 september 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Gelderland
Proceduresoort: Voorlopige voorziening / hoofdzaak
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Gelderland
---
200704082/1 en 200704082/2.
Datum uitspraak: 5 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met
toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding
tussen:
, allen wonend te n, gemeente Ede,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2006, heeft het college van burgemeester en
wethouders van Ede (hierna: het college) het wijzigingsplan "Omgeving
te en te " (hierna:
het plan) vastgesteld.
Bij besluit van 6 oktober 2006, nummer 2006-015159, heeft verweerder
over de goedkeuring van het plan beslist.
Bij uitspraak van 5 april 2007 in zaak nr. 200609128/2 heeft de
Afdeling dit besluit vernietigd.
Bij brief van 2 mei 2007 heeft verweerder aan het college medegedeeld
dat het plan van rechtswege is goedgekeurd.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juni 2007, hebben
appellanten beroep ingesteld tegen de goedkeuring. Voorts hebben zij
de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
is desgevraagd als partij tot het geding toegelaten.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2007,
waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. F.F. Scheffer, advocaat te
Zutphen, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. J.J. van Dooren,
ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn
daar het college, vertegenwoordigd door W. IJzerman, ambtenaar in
dienst van de gemeente, en , vertegenwoordigd door
, gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven ook uitspraak te doen
in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen
aan de beoordeling van de zaak en bestaat overigens evenmin beletsel
om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan voorziet in wijziging van de aanduiding "agrarisch
bedrijf middelgroot" in "1 woning" op het perceel met de bestemming
"Gemengd agrarisch gebied van de engen" aan de te
. De bedrijfsopstallen op dit perceel worden gesloopt en de
bedrijfswoning wordt bestemd als burgerwoning. Tevens voorziet het in
de realisering van een woning op het perceel naast de te
, te weten . Het is van rechtswege goedgekeurd.
2.3. Appellanten stellen dat hun bedenkingen ten onrechte niet bij de
goedkeuring van het plan zijn betrokken. Hierdoor is het besluit
volgens hen onzorgvuldig en ongemotiveerd.
2.3.1. Het plan is vastgesteld krachtens artikel 11 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), in welke bepaling, in
tegenstelling tot die van artikel 28 van de WRO, niet is voorzien in
de mogelijkheid om bedenkingen in te brengen. Voorts bepaalt de wet
dat de overschrijding door het college van gedeputeerde staten van de
termijn om een beslissing aan de gemeenteraad toe te zenden tot gevolg
heeft dat het plan van rechtswege is goedgekeurd. Dat verweerder de
argumenten van appellanten, zoals deze stellen, niet heeft beoordeeld,
is aldus rechtstreeks het gevolg van deze wettelijke regeling. Het
betoog kan daarom niet leiden tot vernietiging van de goedkeuring.
2.4. Nu appellanten de eerst ter zitting naar voren gebrachte stelling
dat de woning naast de niet meer nodig is, nu volgens
gewijzigd beleid een tweede woning ook op het perceel aan de
kan worden gerealiseerd, niet hebben toegelicht, kan deze stelling
reeds om die reden niet leiden tot het ermee beoogde resultaat.
2.5. De conclusie is dat de beroepsgronden falen. Het beroep is
ongegrond. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening
moet worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Langeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2007
317-533.